Achter het laatste pad dreigt de oorlog
De spanningen lopen op aan de
grens tussen Servië en Kosovo. Servische troepen trekken samen,
uitgedaagd door een nieuwe Albanese guerrillagroep. Het slaperige
gehucht Dobrosin is ruw wakker geschud.
Door onze correspondent YAËL VINCKX
DOBROSIN, 14 MAART. Dobrosin staat op geen enkele kaart. Alleen de
boeren weten de weg. Een van hen gebaart met zijn hand naar een bruine
heuvel en zegt: "Voorbij de school, voorbij de brug, voorbij het laatste
Kosovaarse dorp. Aan het eind van de weg begint het pad naar Dobrosin."
Even later leidt een modderig karrespoor de heuvel op.
Dobrosin is niet meer dan een gehucht: een moskee, zo'n zestig
boerenhuisjes en een enkel bakstenen paleis, gebouwd met de Zwitserse
franken of de Duitse marken van een gastarbeider. De regen spoelt
oranje modder door de aangestampte straten.
Het dorp mag dan op geen enkele kaart staan, de ogen van de
internationale gemeenschap zijn dezer dagen op het Servische
boerengehucht gericht. KFOR-bevelhebber Klaus Reinhardt noemde het
slaperige Dobrosin vrijdag een " regionaal veiligheidsprobleem".
Dobrosin dreigt zelfs de inzet te worden van een nieuwe oorlog tussen
Serviërs en Albanezen.
Zo'n driehonderd meter van de Kosovaarse grens ligt het dorp; met hun
verrekijkers zien de Amerikaanse KFOR-soldaten alle bewegingen in het
dorp, maar patrouilleren mogen ze er niet. Dobrosin ligt immers op
Servisch grondgebied. Het dorp, dat alleen Albanese inwoners telt, valt
wel binnen de zogenoemde veiligheidszone; een strook van vijf kilometer
breedte langs de Kosovaarse grens. Die zone is ingesteld door de NAVO,
na de terugtrekking van Milosevic' troepen uit Kosovo.
Eigenlijk mogen alleen lokale agenten en grensbewakers uit Servië
zich in de veiligheidszone ophouden. Maar steeds vaker zegt de
vredesmacht KFOR signalen te krijgen over troepenversterkingen uit
andere delen van Servië, gestuurd door het regime in Belgrado. Die
beweringen worden bevestigd door uit Zuid-Servië gevluchte
Albanezen, die vertellen over meer verkrachtingen, meer uitzettingen en
steeds meer wegblokkades.
De Albanezen houden zich ook niet aan de afspraak. Sinds een maand
patrouilleert een groep gewapende Albanezen in Dobrosin. Het
'Bevrijdingsleger voor Presevo, Medveja en Bujanovac' (UÇPMB)
noemen ze zich, naar drie grotere plaatsen in de buurt van Dobrosin. De
zelfbenoemde burgemeester van Dobrosin, de Albanees Rabit Sacipi,
omschrijft het nieuwe bevrijdingsleger als "een kleine groep mannen,
vaak tussen de twintig en dertig jaar oud". Hij staat naast de moskee
van Dobrosin en schuilt, onder het afdakje van een schuur, tegen de
regen. Volwassen mannen doen hink-stap-sprong, kippen scharrelen overal
rond, een tractor zonder profiel op de banden glijdt voorbij.
Op 26 januari werd Dobrosin ruw gestoord in haar slaap. "Op die dag
vermoordden Serviërs twee Albanese broers, houthakkers, in het bos.
Sindsdien durft geen houthakker of boer meer naar het bos of naar de
velden", verklaart Sacipi. Sinds die tijd ook verschijnt het
UÇPMB geüniformeerd en gewapend in de straten van Dobrosin.
"Ze klopten op onze deuren en zeiden: wij gaan jullie verdedigen."
Hij staat daar maar, de burgemeester die alle macht is kwijtgeraakt aan
het ongeregelde zootje van het UÇPMB. In één uur in
de druipende regen komen zeven leden voorbij: jongens met pukkels in
veel te grote camouflagepakken, mannen in groene overalls en een barse
commandant in een zwart uniform. Hun enkelschots geweren bungelen
achteloos over de schouders, een enkeling draagt een pistool met de
inscriptie van het UÇK, het Kosovo Bevrijdingsleger dat tegen
Servië vocht maar daarna zijn wapens moest inleveren en werd
omgevormd tot een civiel 'protectiekorps'.
De internationale gemeenschap is meer dan bezorgd. De illegale Albanese
patrouilles in Dobrosin konden wel eens het begin van een nieuwe oorlog
zijn. Blijft de Albanese guerrilla uitdagend op Servisch grondgebied
paraderen, dan kan een Servische reactie niet uitblijven. Zo kan de NAVO
opnieuw gedwongen worden tot een gewapend treffen met Servië.
Bij de VN en de NAVO proberen ze wanhopig het tij te keren. KFOR-
bevelhebber Reinhardt belegde vrijdag haastig een persconferentie: "We
kunnen niet toestaan dat geweld wordt geëxporteerd vanuit Kosovo
naar de Presevo-vallei." UÇK-leider Hashim Thaçi werd
opgetrommeld om het nieuwe Albanese bevrijdingsleger te veroordelen:
"Sommige elementen willen ons opnieuw een confrontatie laten aangaan met
Servië. Dit zal niet gebeuren", mompelde hij. Maar ook hij kan de
UÇK-inscriptie op de pistolen van de nieuwe guerrillastrijders
niet afvegen en de logo's op hun uniformen, die identiek zijn aan het
UÇK-logo, niet uitwissen.
Op de grens met Servië zijn de Amerikaanse soldaten minder zeker
dan hun opperbevelhebber, ondanks de extra controles, patrouilles en
tanks. "De Albanezen provoceren ons, lopen recht onder onze neus met hun
wapens te zwaaien. Maar wat kunnen wij doen? Ze lopen op Servisch
grondgebied", zegt een van hen. De Albanese bevolking in Zuid-
Servië neemt inmiddels het zekere voor het onzekere en vlucht met
honderden tegelijk over de grens, naar Kosovo. Vorige week namen
achthonderd mensen de wijk, sinds de moord op de twee Albanese broers
zijn meer dan tweeduizend Albanezen naar Kosovo gevlucht.
Sommigen zeggen te zijn geslagen of beroofd door MUP-agenten, de
gevreesde Servische politie van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Anderen zijn louter uit angst voor die politie vertrokken. Burgemeester
Rabit Sacipi is een van hen. Daags na de moord kreeg hij van het
bevriende Servische regiohoofd te horen: "Je kunt beter vertrekken en
neem je gezin mee. Morgen konden ze wel eens bij jou langskomen."
Sacipi bedacht zich geen ogenblik en bracht zijn familie naar Kosovo. Nu
wonen ze op een verdieping boven een restaurant in het dorp Malisevo;
zijn ouders, vrouw en kinderen, twaalf mensen. En iedere dag gaat
burgemeester Racipi naar 'zijn' dorp, om voor het donker weer naar
Kosovo te rijden.
Het worst case scenario ligt klaar bij de VN-vluchtelingenorganisatie
UNHCR. "In het ergste geval vluchten zeventigduizend Albanezen naar
Kosovo", zegt een woordvoerder. Dat is de totale Albanese bevolking in
het zuiden van Servië. De sportschool in de stad Gnjilane is al
ingericht met bedden en de Kosovo-Albanezen zijn opgeroepen kamers
beschikbaar te houden. De UNHCR kreeg onlangs een veeg uit de pan over
haar optreden tijdens de NAVO-bombardementen (te traag, te
bureaucratisch, niet voorbereid). Dat zal haar niet nog een keer
gebeuren. De woordvoerder is zelfverzekerd: "We zijn er klaar voor." De
achterblijvers uit Dobrosin en omgeving kunnen komen.