Europa weet niet wat het aan moet met Kosovo
De Verenigde Staten zijn terecht
terughoudend met militair ingrijpen in de Kosovaarse stad Mitrovica,
vindt J. Schaberg.
De Verenigde Staten hebben beperkingen opgelegd aan het gebruik van hun
uit circa zesduizend militairen bestaande eenheden van KFOR, de NAVO-
macht in Kosovo. De Amerikaanse Senaat heeft zich daar omstandig mee
bezig gehouden. De hoogste Amerikaanse militair in Europa, generaal
Clark, is aan de tand gevoeld en er zijn richtlijnen verstrekt.
Eerder waren in Mitrovica, dat in de Franse sector ligt, ernstige
ongeregeldheden uitgebroken. Amerikaanse troepen die te hulp waren
geroepen, moesten, om escalatie te voorkomen, zich onder een hagel van
stenen terugtrekken. Toen de Duitse commandant van KFOR, generaal
Reinhardt, enige dagen later opnieuw om Amerikaanse versterkingen vroeg,
greep het Pentagon in en weigerde. Slechts onder extreme omstandigheden
en na zorgvuldige afweging mogen Amerikaanse troepen buiten hun eigen
sector worden ingezet, zo liet een senator weten.
Dit heeft verontwaardiging gewekt, onder anderen bij Jonathan Eyal
(opiniepagina van 7 maart), die niet terecht is. De Verenigde Staten
hebben hun eigen sector in Kosovo en voeren de taken goed uit. Voor de
troepen daar hebben de commandanten die veiligheidsmaatregelen genomen
die zij nodig achten. Amerikaanse senatoren willen niet dat troepen
risico lopen bij het uitvoeren van politietaken in Mitrovica, waar de
Fransen de verantwoordelijkheid dragen.
De Fransen hebben acht maanden geleden, toen ze de verantwoordelijkheid
voor deze sector op zich namen, het hoofdzakelijk door Serviërs
bevolkte gebied rondom Noord-Mitrovica nooit onder controle genomen.
Daar lagen politieke redenen aan ten grondslag. Het bleef een gebied
waar de regering in Belgrado invloed hield en de Fransen hebben er een
tolerante houding aangenomen. Sinds het begin van de operatie is in
Mitrovica de spanning tussen Albanezen en Serviërs opgelopen, en de
huidige moeilijkheden heeft men bijna driekwart jaar kunnen zien
aankomen.
Het gaat primair om politie-optreden. Actie tegen rebellerende
bevolkingsgroepen is niet de taak van militaire eenheden. Die lopen het
risico door te zware middelen te veel slachtoffers te maken, wat
escalerend werkt. Dat is dan ook de reden dat midden vorig jaar, bij de
regelingen voor Kosovo, een politiemacht van zesduizend mannen en
vrouwen nodig werd geacht.
Deze zijn er in de verste verte nooit gekomen. Uit 45 landen zijn thans
2.350 politiemensen samengeraapt voor Kosovo. De Verenigde Staten hebben
met bijna 500 man het grootste contingent gestuurd, net zoals Amerika de
grootste militaire bijdrage aan KFOR levert.
Europa heeft het laten afweten en evenmin de beloofde financiële
ondersteuning gegeven. Het bleef in Amerika niet onopgemerkt. Mitrovica
is bovenal een politiek probleem waarvoor geen oplossing is en waarover
geen Europese eensgezindheid bestaat. Europa weet niet wat het wil in
Kosovo. Een Amerikaans belang is het optreden daar al helemaal niet.
Amerika is tegen wil en dank in Kosovo terecht gekomen, nadat Europa het
daar uit de hand had laten lopen. Het maken van verwijten aan het adres
van de Verenigde Staten zal dat land kopschuw maken nog eens voor Europa
in de bres te springen.
Verder zijn Europese landen niet gemakkelijker dan de Verenigde Staten
bij het geven van de vrije beschikking over hun nationale contingenten.
Hoewel er inmiddels, na overleg, in Mitrovica ook andere dan Franse
eenheden zijn ingezet, hebben in KFOR, naar verluidt, alleen Engeland,
Frankrijk en Italië geen formele beperkingen bedongen voor het
gebruik van hun eenheden. Deze landen zitten echter zo gebeiteld in de
commandolijn dat ze haarscherp hun eenheden kunnen sturen. Bovendien
zijn de lijnen met Parijs, Londen en Rome kort.
Het is terecht dat landen in situaties als Kosovo beperkingen opleggen
aan het gebruik van hun nationale eenheden. Als het gaat om operaties
met een duidelijk omschreven politiek en militair doel, waar
overeenstemming over bestaat, moet de militaire commandant vrij kunnen
opereren om het gestelde doel te bereiken en over alle eenheden kunnen
beschikken. Als echter de situatie anders blijkt te zijn dan was
verondersteld op het moment van de besluitvorming, of als de
doelstelling van de operatie moet worden aangepast, moet elk land
opnieuw afwegen in hoeverre het risico's wil lopen.
De regering en het parlement zijn immers aan de bevolking verantwoording
verschuldigd over het gebruik van de krijgsmacht. Als militairen zijn
omgekomen of vernederd kan men dan toch niet zeggen: we wassen onze
handen in onschuld, we hadden carte blanche gegeven aan een
internationale autoriteit, die geen verantwoording aan ons is
verschuldigd?
In Kosovo, en dat zal dikwijls het geval zijn bij dergelijke
crisisbeheersingsoperaties, begon men aan iets waarbij men niet kon
weten tegen welke moeilijkheden men zou oplopen. Het politieke doel is
zoek. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is er afgelopen maandag
niet in geslaagd duidelijke richtlijnen te verstrekken aan de VN-
gemachtigde voor Kosovo, Kouchner, en de commandant van KFOR, generaal
Reinhardt.
De Albanezen streven naar een Groot-Albanië en de NAVO heeft zich
al te lang voor hun karretje laten spannen. De Serviërs zoeken
bescherming voor hun bevolking in en rondom Kosovo en behoud van enige
zeggenschap over Kosovo. Beide was hun bij de vredesregeling toegezegd.
De interveniërende internationale gemeenschap weet echter geen
haalbaar politiek doel te definiëren en is verdeeld. Dit noopt tot
voorzichtigheid bij militair optreden.
Niets is zo gevaarlijk als het halsstarrig gebruik van militaire
middelen om een onduidelijk politiek doel te bereiken. Militairen mogen
sneuvelen, maar het moet wel tot iets dienen. Het zijn overwegingen die
niet tot de Amerikaanse politici beperkt moeten blijven.
J. Schaberg is generaal-majoor b.d. van de Koninklijke Landmacht.