U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier IRT-affaire

Nieuws

Rapport

Kamercommissie

Achtergrond

Biografie

Opinie

Begrippen

Ontslagen rechercheur Frits van der Putten:

Ik ben in de hoek gezet als een gevaarlijke gek

Marcel Haenen
Stoelendans of niet, er is één politieman voor wie na de IRT-affaire geen plek meer is. Het hoofd van de criminele inlichtingendienst (CID) in de Gooi- en Vechtstreek, F. van der Putten, werd vorige maand ontslagen. Voor het eerst vertelt de 'architect' van het doorlaten van drugs in het openbaar over zijn lotgevallen. Over ,,de heilige oorlog'' die het Amsterdamse openbaar ministerie tegen hem voert en het omkopen van getuigen.

Hoofdinspecteur Frits van der Putten (49 jaar) heeft niks tegen een wrede grap. En toen een kennis laatst tegen hem zei dat het, met die wachtgeldregeling van in totaal 1,1 miljoen gulden, tijd werd voor een nieuwe auto heeft hij er smakelijk om gelachen. Maar ze moeten niet te veel plagen. Mensen moeten niet schertsend vragen waar hij het geld heeft verstopt dat hij met alle drugsimporten van de politie heeft verdiend. Dan wordt de vorige week ontslagen chef van de criminele inlichtingendienst (CID) Gooi- en Vechtstreek onbetamelijk kwaad.

Het is ook de stemming waarin Van der Putten verkeert als hij na een urenlang gesprek - vanachter een tafel bezaaid met dossiers die hij heeft gebruikt om zijn betoog minutieus te onderbouwen - nog een keer de kern van het conflict samenvat. ,,Het Amsterdamse openbaar ministerie voert een heilige oorlog tegen de CID van Gooi- en Vechtstreek en tegen Frits van der Putten in het bijzonder. Ik ben het slachtoffer van machtsmisbruik van de Amsterdamse hoofdofficier van justitie Vrakking met in zijn kielzog een laffe korpschef Witteveen die niet durft tegen te sputteren.''

Een jaar geleden werd Van der Puttens dertigjarige politiecarrière geknakt. Hij werd buiten functie gesteld, omdat justitie in Amsterdam hem verweet het bevoegde gezag onvoldoende te informeren. Er volgde een reeks onderzoeken naar het handelen van de CID-rechercheur met als uitkomst diens ontslag. Kamerleden spraken juichend over de kordate handelwijze van burgemeester/ korpsbeheerder Kraaijeveld, die door haar optreden had aangetoond dat politiemensen dus wel degelijk de deur kan worden gewezen.

Schuimbekkend las hij vorige maand zijn lot op Teletekst.

Van der Putten: ,,Justitie in Amsterdam heeft twee officieren van justitie vrijgesteld om mijn veronderstelde wangedrag te onderzoeken, de commissie-Van Traa heeft mijn dossiers bekeken, de rijksrecherche heeft mijn handelen bij drugsinvoer onderzocht en nu loopt er nog een onderzoek naar mijn rol bij Belgische drugsimporten.

,,Al die studies leveren niets op, nu niet en in de toekomst niet. Want als er één overleg voerde met justitie was ik het wel. Vandaar dat ik eervol ontslag krijg. Maar ik vlieg wel de laan uit omdat ik een bedreiging voor justitie ben. Ik ben op de hoogte van heel veel operaties die ze nu liever vergeten. En nu zou mijn positie onhoudbaar zijn geworden, mede doordat ik steeds in opspraak raak. Ja, dank je de koekoek. Justitie heeft de ene na de andere ongegronde verdachtmaking gelanceerd en nu moet ik daarvoor bloeden. Het is dat het zo'n schande is hoe ik ben behandeld, anders zou je er om kunnen lachen.''

Krulletjespruik
Eigenlijk heeft Van der Putten van het begin af aan de schijn tegen zich gehad. Het begon vorig jaar, op werelddierendag, toen hij de Eerste Kamer betrad voor zijn openbare verhoor voor de commissie-Van Traa. Van der Putten moest uit veiligheidsoverwegingen vermomd verschijnen. Er volgde een hilarische entree omdat de rechercheur met krulletjespruik en grote snor behoorlijk bleek toegetakeld: hij leek op een extra louche uitvoering van de Duitse voetballer Rudi Völler.

,,Het was mijn bedoeling duidelijk te maken dat het zogeheten doorleveren van drugs een methode was die politie en openbaar ministerie al jarenlang toepasten. Van Traa wekte tot dan toe de indruk te denken dat alleen in Haarlem op deze manier werd genfiltreerd. Mijn fout was echter dat ik mij presenteerde als de 'architect van het doorlaten van drugs'. Ik dacht heel goed te kunnen uitleggen wat de voor- en nadelen van deze tactiek zijn en hoe succesvol ik deze methode onder andere in Dordrecht heb toegepast.

,,Maar ik werd in de hoek gezet als een gevaarlijke gek. Op de journaals en in de kranten was er eigenlijk alleen maar aandacht voor het feit dat de enquêtecommissie mij met Nixon vergeleek omdat ik gesprekken had opgenomen met officieren van justitie. De commissie sprak met gespeelde verontwaardiging over de 'Van der Putten-tapes' terwijl de totstandkoming van die bandjes in voorgesprekken uitgebreid was behandeld.

,,Dat het opnemen heel verstandig van mij was, omdat ik de enige ben die kan aantonen dat de Amsterdamse justitie aan selectief geheugenverlies lijdt, liet men mij ook in mijn tweede verhoor helemaal niet uitleggen. Van Traa is er altijd op uit geweest het Amsterdamse openbaar ministerie te sparen. Bewijzen waarmee ik kon aantonen dat de Amsterdamse justitie ook vergaande infiltratie goedkeurt, kregen geen aandacht. Ik heb erop aangedrongen extra getuigen te horen, maar daar ging Van Traa niet op in.''

Schaken
In 1965 begon Van der Putten zijn loopbaan bij de politie in Rotterdam. Hij wisselde een kantoorbaan in voor het recherchevak dat hem door kennissen was aanbevolen. Gunstige bijkomstigheid was bovendien dat een dergelijke carrière hem de vervulling van zijn militaire dienstplicht bespaarde. In Rotterdam werd Van der Putten al na een paar jaar vrijgesteld van normale recherche-activiteiten om, zoals hij het steeds noemt, zo veel mogelijk 'informatieposities' aan te boren. Hij werd professioneel cafébezoeker en wierf in alle mogelijke kringen mensen die hem inlichtingen verschaften.

Van der Putten werd het middelpunt in een netwerk van tientallen criminele informanten. Met ,,interessante verdachten'' die de politie in onderzoeken tegenkwam, legde hij contact. De criminele informanten waren in die dagen nog 'eerzame' dieven en inbrekers. In ruil voor tips kregen ze beloningen van verzekeringsmaatschappijen. De vergoedingen varieerden volgens Van der Putten, die tussen partijen bemiddelde, van 500 tot 80.000 gulden. ,,Pas aan het eind van de jaren zeventig zie je dat de lieden die vroeger in hun levensonderhoud voorzagen door bijvoorbeeld containers uit de haven te jatten, zich op de lucratievere drugshandel storten.''

Het is ook de tijd dat Van der Putten in het Rotterdamse korps tot zijn grote schrik benoemd dreigt te worden tot ploegbaas, brigadier bij de geüniformeerde dienst. ,,Maar ik wilde per se rechercheur blijven want dat vak beheerste ik als geen ander. Er waren er maar weinigen met zoveel 'info's' als ik. En, geloof me, je kunt op de politieschool veel leren, maar niet hoe je inlichtingen verzamelt en verwerkt. Ik vond het heerlijk. Ik werkte dag en nacht om ingewikkelde strategieën te bedenken, om plannen te maken voor het exploitabel maken van informatie zonder je bronnen in gevaar te brengen. Het is als schaken, waarbij je zoveel mogelijk zetten vooruit denkt.''

Van der Putten is in alle opzichten een man om wie je niet heen kunt: fors postuur, goed van de tongriem gesneden en dominant in de omgang. ,,Zeg, we gaan toch niet zitten slapen, hè'', zegt hij als-ie het vermoeden krijgt dat de aandacht voor zijn college verslapt.

Collega's en leden van het openbaar ministerie noemen Van der Putten een zeer ervaren en onconventioneel rechercheur. ,,Hij zoekt altijd de grenzen op'', zegt een officier van justitie. Van der Putten beaamt het. ,,Ik ben niet afkerig van ongebruikelijke methodes. Zoals het meesturen van een informant met criminelen die een bespreking houden om zo dicht mogelijk bij de hoofdverdachten te komen. Laten we het erop houden dat ik een verdachte niet met rust liet voordat ik alle wettelijke middelen had uitgeprobeerd.''

In 1977 verhuist hij naar de Rijkspolitie in Dordrecht waar hij wordt belast met het opzetten van een afdeling die de voorloper is van wat later de criminele inlichtingendienst gaat heten. Bij de CID's, die in de voorbije parlementaire enquête zo in opspraak raakten, werken rechercheurs die zich bezighouden met onderzoeken in de zogeheten pro-actieve fase. Ze verzamelen informatie over criminelen tegen wie nog geen gerechtelijk vooronderzoek loopt. Pas als de CID harde informatie heeft, worden inlichtingen overgedragen aan de 'tactische' collega's die CID-info gebruiken om met toestemming van de rechter-commissaris een officieel onderzoek te openen. Tactische rechercheurs weten niet hoe CID-collega's aan hun resultaten zijn gekomen.

Dat CID-ers zelfs tegenover de rechter bepaalde informatie mogen achterhouden ter bescherming van hun bronnen bevestigde het Haagse gerechtshof in die dagen in het zogeheten Borneman-arrest. Het was een uitspraak, vertelt hij trots, die volgde na een onderzoek van Van der Putten. ,,De rechter accepteerde dat mijn chef, Van Eerde, geen informatie gaf over een pseudokoop die we hadden georganiseerd omdat de veiligheid van de informant niet mocht worden geschaad.'' Een dergelijk uitgangspunt, het buiten de processen-verbaal houden van een geheim 'voortraject', zou later met name in de IRT-affaire opspelen.

Meineed
In Dordrecht breekt Van der Putten in 1989 het nationale record hasj-onderscheppen, met de vangst van 45.000 kilo in Leusden. ,,Het was de grootste vangst van soft drugs ooit, zonder ook maar één gram te hebben doorgeleverd. Kort daarna werd ik door de Centrale recherche informatiedienst (CRI) benaderd met de vraag of ik een loods wilde huren. Daar zouden softdrugs worden opgeslagen die het Duitse Bundeskriminalamt aanvoerde vanuit Libanon.

,,Er zouden verscheidene zendingen volgen, maar ik heb maar met één partij te maken gehad, omdat ik te kennen gaf dat ik de zaak niet vertrouwde. Ik kreeg ruzie met de CRI omdat ik vond dat deze Duitse operaties pure uitlokking waren. We moesten namelijk ons uiterste best doen afnemers te vinden voor de hasj. De CRI heeft vervolgens zaken gedaan met het IRT.''

De Duitse infiltratietactiek maakte volgens Van der Putten ,,wel iets in mij wakker''. Het als politie overnemen van een schakel in een crimineel traject - zonder initiatief te nemen - kon helpen om een uitstekend zicht te krijgen op het criminele milieu. In overleg met officier van justitie mr. F.C. Berserik zette Van der Putten een onderzoek op dat was gericht op de ontmanteling van een Colombiaanse drugsorganisatie in Nederland.

In de zaak werd volgens Van der Putten tot op het allerhoogste justitiële niveau, door toenmalig procureur-generaal Heijder, ingestemd met het principe dat drugs eventueel op de vrije markt zouden komen om uiteindelijk een grote klapper te kunnen maken en hoofdverdachten te kunnen aanhouden. Op de presentielijst van een vergadering waarin het principe 'import niet doorbreken' wordt vastgelegd, prijkt onder anderen de naam van F. Teeven, toen nog douanier, inmiddels Amsterdams officier van justitie. Hij is de man die later door zijn hoofdofficier wordt belast met het onderzoek dat moet aantonen dat Van der Putten informatie achterhield voor justitie.

,,De zaak was een groot succes. We onderschepten 1.100 kilo cocane en konden de hele bende aanhouden. Met advocaat-generaal Den Os was afgesproken dat het een gesloten traject zou blijven, dat niet alle informatie in het dossier zou zijn terug te vinden. Toen vond iedereen het onvoorstelbaar goed vakwerk dat ik dit voor mekaar heb gekregen. Maar nu verwijten rechters me dat ik meineed heb gepleegd door voor het hof zaken te verzwijgen.''

In 1992 volgde een nieuwe promotie. Van der Putten werd, ook al heeft hij de politie-academie niet doorlopen, geschikt geacht voor de officiersrang. Hij verkaste naar de politieregio Gooi- en Vechtstreek. Daar kreeg hij veertig man personeel onder zich, met als speciale taak het recherche-werk in de pro-actieve fase gestalte te geven. ,,Van een passieve CID moest ik een actieve CID maken. Samen met officier van justitie Van der Kerk, met wie goed viel samen te werken, moest ik ook meer eenheid brengen in het opereren van de CID's in het ressort. Zo spraken we af dat we voortaan elkaars informanten zouden gaan gebruiken om te voorkomen dat een korps belangrijke informatie exclusief voor zich hield. Het rendement van informanten moest worden vergroot.

,,Ik heb in die periode alle kamers van de Parnassusweg (waar het Amsterdamse parket zit, red.) gezien. Soms had ik het gevoel dat ik voor officieren van justitie stond te doceren over het pro-actieve recherchewerk.''

Kortom, alles liep in die dagen op rolletjes. Van der Putten graaft in zijn dienstkoffertje naar beoordelingsrapporten en citeert onderscheidingen. ,,Het overleg gaat hem goed af. Doceren is hem niet vreemd. Neemt meestal het voortouw, zeker niet op onplezierige wijze. Weet de mensen te motiveren. Hij is duidelijk de chef. Een zeer goede prestatie'', schrijft zijn korpschef Witteveen op 1 juli 1993. Een paar maanden later kent dezelfde commissaris hem een extra gratificatie toe: ,,wegens buitengewone toewijding en bijzonder loffelijke dienstverrichtingen''.

Flamencodanseres
Tot een kleine twee jaar geleden was er niets mis met zijn samenwerking met justitie in Amsterdam, waar de regio Gooi- en Vechtstreek onder valt. Het ging pas mis, aldus Van der Putten, toen hij zaken moest gaan doen met officier van justitie Jo Valente. ,,Die man mist ten enen male het vermogen goed te luisteren of zaken goed in te schatten'', zegt Van der Putten, die nu nog gerriteerd raakt als hij aan de haperende samenwerking terugdenkt.

,,Valente deed niets liever dan terugkomen op afspraken die je al met zijn collega's had gemaakt. Hij is een volstrekte chaoot: als hij 't niet meer wist, danste hij als een flamencodanseres door de kamer. Ook tussen de officieren in Amsterdam onderling speelden zich hysterische taferelen af. Valente en Teeven hadden voortdurend ruzie. Ik heb meegemaakt dat Valente zijn collega Wortel de toegang tot zijn kamer ontzegde omdat ik had gevraagd of hij bij een bespreking mocht zijn, want Wortel heeft wel niveau. Jij móet gaan eten, schreeuwde Valente naar Wortel.''

In het najaar van 1994 wordt duidelijk dat Valente voorbestemd is Van der Kerk op te volgen als Amsterdamse CID-officier van justitie. Van der Putten probeert samen met zijn chef de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, R. Craemer, ervan te overtuigen dat er met Valente geen slechtere keuze gemaakt kon worden. ,,Maar ik begreep dat Valente is benoemd op bevel van Vrakking. Ik heb toen gezegd: het is een ramp maar ik zal me professioneel opstellen.''

Toch breekt enige maanden later een conflict uit dat uiteindelijk tot Van der Puttens ontslag zal leiden. In een drugsonderzoek gebruikt Van der Putten crimineel geld om een loods te huren. Hij doet dit, naar eigen zeggen, na overleg en met toestemming van zijn superieuren en Valente. Maar later zegt het OM van niets te weten. ,,Op 30 mei 1995 heb ik toen voor mijn korpschef een rapport geschreven om de vertrouwensbreuk met justitie te schetsen. Toen ik terugkwam van zomervakantie werd ik tot mijn stomme verbazing overgeplaatst naar de Vreemdelingendienst. Justitie had die maatregel geëist.''

De ware reden voor alle ophef is volgens Van der Putten dat het Amsterdamse openbaar ministerie zich aan de vooravond van de verhoren door de commissie Van Traa wilde gaan profileren als de kampioen van het schoon rechercheren. ,,Men wilde de indruk wekken nooit infiltratiemethoden, in welke vorm dan ook, toe te passen. Al het lopende werk werd ondergeschikt gemaakt aan de pogingen van Vrakking om voor de enquêtecommissie de fatsoenlijke magistraat te kunnen uithangen. Ze voelden zich door ons in verlegenheid gebracht omdat ze methoden hadden geaccordeerd waarmee ze bij Van Traa in de problemen dachten te komen. Terwijl ook mijn uitgangspunt steeds is geweest geen drugs op de markt te brengen. Maar Vrakking lijdt het meest onder hetgeen hij vreest.''

Angst is er in die periode ook bij officier van justitie Valente. Hij maakt melding van moordaanslagen op zijn leven en van een inbraak in zijn woning waarbij floppy's van justitie zouden zijn gestolen. Van der Putten vertelt dat ze bij zijn CID vooral gelachen hebben om de criminele intimidatie-campagne die Valente schetste. ,,Valente zag op een gegeven moment overal spoken. Als hij met zijn auto van rechts kwam en iemand gaf hem geen voorrang, dan was hij ervan overtuigd dat er een moordaanslag op hem werd gepleegd. Hij vertelde ook dat hij steeds kon ontsnappen dank zij zijn ervaring als autocoureur in de jaren zeventig. Hij reed trouwens zo hard dat degenen die hem namens de politie bewaakten hem regelmatig uit het oog verloren''. En volgens Van der Putten heeft de CID ook grote twijfels over de vraag of er wel daadwerkelijk bij Valente is ingebroken. Men houdt het voor mogelijk dat de veronderstelde diefstal van vijftig floppy's met justitiële informatie een andere, nog niet opgehelderde achtergrond kent.

Hoe erg de verhoudingen tussen de CID in Hilversum en justitie in Amsterdam waren geëscaleerd, bleek tijdens de enquête. Toen werd duidelijk dat Van der Putten heimelijk bandopnamen maakte van zijn telefoongesprekken met officieren van justitie. Zelf spreekt hij liever niet van afluisteren. ,,Alle gesprekken die over het centrale toestel in onze commandoruimte binnenkwamen, de hotline, werden tijdens acties op de band opgenomen. Het was geen afluisteren maar gewoon opnemen. Iedereen wist dat het gebeurde. Valente heeft de bandrecorder zelf gezien. Ik heb hem nog een keer horen zeggen: hé, alles wordt hier opgenomen.''

Valente en Teeven schrijven vervolgens samen in opdracht van Vrakking een lijvig geschrift, waaruit moet blijken dat Van der Putten de boel bedondert en dus niet te handhaven is. De aanklacht komt vier dagen nadat Van der Putten naar eigen zeggen vertrouwelijk Van Traa heeft ingelicht over de ,,janboel bij het Amsterdamse OM''.

De CID-rechercheur zegt in een verweerschrift alle beschuldigingen van Valente gemotiveerd te hebben weerlegd. ,,Maar ik kreeg van mijn korpschef te horen dat ik mijn verweer niet naar buiten toe of voor een rechter mag gebruiken. Als ik dat wel doe, word ik vervolgd wegens schending van het ambtsgeheim. Witteveen zei letterlijk tegen mij: de beslissing over jou is hoe dan ook onomkeerbaar, wat je ook naar voren brengt''.

De laatste duw kreeg Van der Putten tijdens de behandeling in de Kamer van het rapport Van Traa. De voorzitter schreef dat een in maart in Amsterdam vermoorde informant aan justitie belastende informatie had gegeven over een mogelijk corrupte Belgische rijkswachter, W. van Mechelen. De Belg zou verdiend hebben aan de invoer van drugscontainers die hij met informanten regelde. Vervolgens meldt Van Traa dat Van der Putten ook contacten onderhield met Van Mechelen.

,,Die brief was kwalijk. De volgende ochtend las ik in de krant dat ik verdachte ben in een onderzoek naar moord. Vervolgens kreeg mijn juridisch adviseur van de Hilversumse politie te horen dat er foto's zijn waarop te zien valt dat ik met Van Mechelen geld in ontvangst neem van die later vermoorde informant. Eerste klas apekool. Van Mechelen ken ik goed want dat is een professionele collega. Die informant is mij totaal onbekend en het is dus volstrekt verzonnen dat ze een dergelijke foto zouden hebben. Als er wel een foto is, zweer ik bij deze dat mijn wachtgeld (1,1 miljoen gulden tot zijn 65ste, red.) vandaag nog mag worden overgemaakt aan het Rode Kruis.''

Van der Putten zweert het er niet bij te laten zitten. Hij is bezig een lijvig dossier samen te stellen en een grote groep getuigen te werven waarmee hij de Ambtenarenrechter hoopt te overtuigen van zijn gelijk. Hij eist herstel van de dienstbetrekking en anders wil hij bovenop het wachtgeld ,,een aanzienlijk bedrag aan smartegeld'' ontvangen.

Hij overweegt zijn korpschef, Witteveen, die hem vorige week in de lokale krant beschuldigde van ,,ordinair liegen'' en ,,afglijden'', wegens smaad aan te klagen. ,,Er hebben tijdens deze IRT-affaire heel wat politiemensen geestelijk geknakt moeten afhaken, omdat ze schofterig zijn behandeld. Het valt namelijk niet mee overeind te blijven als het apparaat zich met alle middelen tegen je keert. Ik heb recentelijk informatie gekregen waaruit blijkt dat collega's zijn benaderd door leidinggevende functionarissen van de politie in Hilversum met het voorstel tegen beloning een belastende verklaring over mij af te leggen. Ze verzinnen nu werkelijk alles om me te slopen. Maar mij krijgen ze niet kapot. Ik vecht door.''

NRC Webpagina's
8 juni 1996

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad