Inleiding Dossier IRT-affaire
Door MARCEL HAENEN en TOM-JAN MEEUS
De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft op 
donderdag 1 februari, na ruim een jaar studie, het eindrapport "Inzake 
opsporing"  gepresenteerd. In 4.900 pagina's wordt een beeld geschetst 
van het  
strafrechtelijk apparaat dat in grote verwarring verkeert. Het is de  
slotconclusie van een reeks onderzoeken die in 1994 zijn begonnen na de 
opheffing van het eerste regionale politieteam dat de zware 
criminaliteit  moest
gaan bestrijden: het interregionale rechercheteam Noord-Holland/Utrecht. 
   
In het eindrapport van de commissie-Van Traa wordt nog eens bevestigd wat 
vorig 
najaar tijdens openbare verhoren al bleek. Alle betrokken partijen  
hebben bij 
de bestrijding van de georganiseerde misdaad steken laten vallen.  De 
politie 
heeft solistisch geopereerd en is - in een poging een goed beeld te  
krijgen van
de zware misdaad, lees: de drugshandelaren - dezelfde activiteiten  gaan 
uitvoeren als criminelen. Het openbaar ministerie wist nauwelijks wat de  
politie uitvoerde. De staande magistraten hebben jarenlang vergaderd, 
talloze  
richtlijnen opgesteld over de aanpak van de zware criminaliteit, maar de  
praktijk van alledag ontging het openbaar ministerie. Ook de rechters 
waren  
niet zuinig met het goedkeuren van discutabele opsporingsmethoden.  
  Het departement en de politiek hebben de afgelopen jaren volop de 
ruimte 
gegeven aan het uitbreiden van bevoegdheden en middelen voor politie en  
justitie. De "normering' van de werkmethoden liet men goeddeels 
achterwege.  Bij
minister Sorgdrager (Justitie) bracht de analyse van Van Traa en de 
zijnen  een 
,,schok van herkenning'' teweeg. Het was vooralsnog de enige reactie op  
het 
omvangrijke rapport. De hoofdcommissarissen en hoofdofficieren van  
justitie, 
die de afgelopen jaren elkaar veelvuldig publiekelijk hebben 
dwarsgezeten, doen 
er nu het zwijgen toe. Op last van de bewindslieden mogen ze niet 
reageren om te
voorkomen dat er weer nieuwe ruzies uitbreken.  
In april zal de Tweede Kamer zich over het rapport buigen.
	
