|
Er is veel meer mis dan we dachten
DEN HAAG, 22 JUNI. Sheets, veel sheets. Pijlen in kleur geven de goederenstromen weer. De fijne kneepjes van het containervervoer worden uit de doeken gedaan. De vermoedelijke corrupte opsporingsambtenaren, een enkele dubieuze raadsheer en hun gemeenschappelijke hobby: oosterse vechtsporten. En de namen van informanten die een criminele organisatie in zichzelf vormen, getekend als een piramide. Drie uur lang duurt de voorstelling die officier van justitie P. Snijders en advocaat-generaal S. Zwerwer die avond begin april verzorgen. In de vergaderkamer van de commissie-Kalsbeek luisteren de zes leden, de secretaris en griffier aandachtig. De presentatie is wervelend. Aan het eind is de huiveringwekkende conclusie snel getrokken: er is in dit land nog veel meer mis dan we dachten. Een half jaar eerder, oktober 1998, hadden beide magistraten dezelfde voordracht gehouden voor het college van procureurs-generaal. Daar was de respons een stuk minder. Men vond het verhaal indrukwekkend maar slechts theorie, meer niet. De top van het OM wist zich er niet goed raad mee. Als men zou zeggen: we zoeken het verder uit, was de betekenis: het openbaar ministerie gelooft het. En als men zou uitspreken: stop na al die jaren maar met het IRT-onderzoek, zou ongetwijfeld het verwijt luiden: justitie hanteert de doofpot. Dus kwam er geen reactie. Een ding stond als een paal boven water toen voorjaar 1996 de IRT- affaire in de Kamer was afgerond: nooit meer mocht de overheid worden gechanteerd door criminele informanten die met hulp van de staat drugshandel bedreven. Tienduizenden kilo's weed waren onder regie van van het Haarlemse politieduo Langendoen & Van Vondel op de markt gebracht. De politie hoopte zo boeven te vangen - maar viste vrijwel steeds achter het net. En de informanten die dankzij de overheid drugswinsten opstreken, stelden de staat consequent voor een prisoner's dilemma. Als de drugs in beslag werden genomen kregen ze een kogel door de kop, zeiden ze. Dus stond de overheid het doorleveren van drugs toe. Toen dat trucje niet meer werkte, en toch inbeslagname volgde, eisten ze een miljoenenvergoeding om een ander leven te beginnen. Dus betaalde de overheid soms miljoenen aan informanten, die nadien vrolijk voortgingen in de criminele handel. Het was de Haarlemse officier van justitie Snijders die in 1994 bij de Haarlemse criminele inlichtingendienst (CID) orde op zaken moest stellen. Hij begon een onderzoek naar corruptie onder opsporingsambtenaren. In Amsterdam - waar het IRT in 1993 was ontbonden - deed mannetjesputter F. Teeven hetzelfde. Men overlegde in die dagen zelfs met elkaar. Snijders reisde stad en land af op zoek naar nieuwe informatie over op hol geslagen Nederlandse opsporingsambtenaren. Hij probeerde deals te sluiten met criminelen en sprak bij voorbeeld langdurig met Bettine Martens, 'la Bella Bettine', een Nederlandse drugshandelaar die succesvol carrière maakte in het Cali-kartel. Samen met drugsliaison-officier A. van Stormbroek uit Bogota had Snijders zelfs tot in Colombia informanten geworven. Maar tot een ronde, voor de rechter aan te brengen zaak wilde het maar niet komen. Snijders had bovendien ruzie gekregen met de collega's met wie hij bij uitstek werd geacht samen te werken. Met officier van justitie E. Noordhoek, die het landelijk rechercheteam aanvoerde en officieel de IRT-erfenis moest onderzoeken, was Snijders pijnlijk in aanvaring gekomen omdat beide officieren van justitie een deal wilden sluiten met een cokehandelaar. Snijders was daarna ook woest geworden op zijn Amsterdamse gabber Teeven. Die was vanaf vorig jaar september in overleg getreden met de man die Snijders op zijn sheets aan de top van de criminele piramide had geplaatst: Mink K. Deze Mink K. is in de ogen van Snijders de vader van alle dubbelinformanten: de baas van een groep criminelen die de overheid vanaf begin jaren negentig consequent corrumpeerde. Voor Snijders was het dan ook onbegrijpelijk dat Teeven met deze man in gesprek ging. Maar Teeven keek daar pragmatischer tegenaan. Nu sinds de IRT-affaire infiltratie in de drugsmafia feitelijk niet meer kon, was het sluiten van deals met criminelen nog de enige mogelijkheid de zware criminaliteit te bestrijden. Teeven wilde van Mink verklaringen over de symbiose tussen opsporing en handel in drugs. Zo voelde Snijders zich in de steek gelaten: het college van PG's had sinds oktober vorig jaar niet inhoudelijk op zijn bevindingen gereageerd, en intussen gingen collega's in Amsterdam achter zijn rug aan de slag om zijn hoofdverdachte in te palmen. Kon de IRT-affaire ontstaan omdat ruziënde misdaadbestrijders bij de politiek te biecht gingen, ook Snijders besloot Den Haag te benaderen om het pleit in zijn voordeel te beslechten. Hij stapte naar Ella Kalsbeek. Op dat moment was de commissie-Kalsbeek, die de erfenis van Van Traa evalueerde, bijna klaar met haar werk. Het baarde tot dan toe weinig opzien. Uit het onderzoek bleek dat de nieuwe opsporingsregels in het apparaat correct werden uitgevoerd. Dat werd een degelijk rapport. En toen kwam een telefoontje waarin Snijders en zijn sparring-partner Zwerwer hun komst naar de commissie aanboden. Het beeld dat de twee magistraten schetsten, maakte helder dat het dubbelspel nog ingenieuzer in elkaar stak dan eerder door de commissie-Van Traa was opgemerkt. De dubbelinformanten, zo lieten ze op hun sheets zien, waren er tussen 1991 en 1994 in geslaagd naast de eerder geregistreerde weedimporten 15.000 kilo cocaïne met hulp van douane en politie doorgelaten te krijgen. Belangrijke schakel was douanier Cees de J. die de dubieuze containers fysiek inklaarde. De omvang van de opzienbarende drugsimporten baseert Snijders onder andere op verklaringen van twee informanten. De namen zijn tegenover de commissie niet genoemd maar naar verluidt gaat het om Bettine Martens en een informant in Colombia. Beide informanten hebben hun verklaring bevestigd tegenover de Haarlemse rechter-commissaris C. Flint-van Noort. De commissie heeft deze verklaringen mogen inzien. Volgens de informatie van Snijders behoren tot de criminele organisatie van Mink K. diverse IRT-informanten met bijnamen als 'Haagse Kees' en 'De Limburger'. Mink K. had het trouwens toch dik voor mekaar. Hij had vermoedelijk een corrumptief contact bij het gerechtshof in Amsterdam. Dat zit zo. Mink K. werd in 1995 door de Amsterdamse rechtbank veroordeeld tot zes jaar cel - na een eis van Teeven van zeven jaar - wegens het bezit van cocaïne en wapens. Tijdens de hoger beroepprocedure wordt hij op last van het gerechtshof op formele gronden op vrije voeten gesteld. Ondanks een latere veroordeling door hof en Hoge Raad blijft Mink op vrije voeten zolang zijn advocaat de veroordeling aanvecht bij het Europese Hof in Straatsburg. Snijders wijst er de commissie-Kalsbeek op dat er ook een minder formele verklaring voor Minks invrijheidsstelling bestaat. Hij vertelt de commissie dat er bij de besluitvorming van het hof een belangrijke rol is gespeeld door een raadsheer mr. X die intensieve contacten onderhoudt met douanier De J. Ze ontmoeten elkaar regelmatig op een sportschool waar De J. gevechtstechnieken doceert, zo is eerder door de BVD gerapporteerd. In die sportingclub, zo is de suggestie, zou de vrijlating van Mink zijn voorgekookt. Pikant is overigens dat De J. nog nooit door het legertje van IRT-onderzoekers kon worden gehoord, omdat hij te ziek zou zijn. Maar Snijders heeft bronnen die erop wijzen dat De J. kerngezond is en zijn hobby nog steeds uitoefent. Gisteren is de Tweede Kamer door Kalsbeek vertrouwelijk geïnformeerd over de " keiharde feiten" van de nieuwe IRT-affaire. De Kamer zal er bij minister Korthals (Justitie) op aandringen dat nu eindelijk eens serieus en eendrachtig wordt uitgezocht hoe ontspoord de opsporing is. Naar verluidt krijgt Noordhoek nog een officier van justitie, G. Haverkate, naast zich geplaatst om het definitieve onderzoek in deze af te ronden. Na de commissie-Wierenga, commissie- Van Traa, de rijksrecherche, en drie OM-pogingen gaat binnenkort het zesde IRT-onderzoek van start.
| NRC Webpagina's |
Bovenkant pagina |
|