Ontsporing in Haarlem
Jaren geleden signaleerden ingewijden in kleine kring de komst van
de internationaal georganiseerde misdaad naar Nederland. Twijfel was hun
deel. Inmiddels hebben politie en justitie de eerste grote slag tegen
die inmiddels ingeburgerde vorm van criminaliteit verloren.
Diender en magistraat hebben met hun nieuwe strijdtechnieken zichzelf in
de voet geschoten. Alsof het om de oplossing van een simpele burenruzie
ging, kregen twee leden van de Regionale Criminele Inlichtingen Dienst
Kennemerland blanco volmacht bij het bestrijden van de drugshandel in
hun ressort. Hun bazen, van korpschef tot burgemeester en van
hoofdofficier tot procureur-generaal, keken jarenlang de andere kant
uit. In plaats van het gevaar af te wenden bleek de door het duo
ontwikkelde methodiek een katalysator: Nederland werd overstroomd met
drugs, een reeks van landen werd het illegale operatieterrein van het
inventieve tweetal, misdadigers verrijkten zich met door de CID-mannen
uitgedeelde drugsgelden.
Drie onderzoeken en drie rapporten verder en ondanks de,
aanvankelijk omstreden, volledige publicatie van het laatste, is de gang
van zaken nog steeds niet helemaal duidelijk. Bijvoorbeeld de
beslissende vraag of de misdaad de Haarlemse CID erin heeft geluisd of
dat de betrokken politiemannen uit winstbejag bewust een verlengstuk van
criminele opdrachtgevers waren geworden, is opgeworpen, maar niet
beantwoord. Dat er iets goed mis is, blijkt uit het voornemen tot een
strafrechtelijk onderzoek over te gaan. Dat de twee hoofdrolspelers op
de verdachtenbank thuis horen, is aannemelijk na hun weigering de
rijksrecherche de nodige medewerking te verlenen. Tegenover de
parlementaire enqutecommissie zouden zelfs (onder ede) onjuiste
verklaringen zijn afgelegd.
HYBRIS LIJKT DE voornaamste oorzaak van deze binnen de Nederlandse
verhoudingen ongekende ontsporing. Het klakkeloos overnemen van bij
cursussen in de Verenigde Staten opgedane tactieken - infiltratie,
undercover, front stores etc. - leidde tot de roetsjbaan waarlangs
justitiële en burgerlijke autoriteiten zijn afgegleden. Niet dat er
geen regels waren afgesproken, dat was wel het geval, alleen, niemand
heeft het nodig gevonden om ze toe te passen of na te gaan of ze werden
nageleefd. Ook niet, dit terzijde, bij diensten als FIOD en douane.
De vertrouwenskloof die als uitvloeisel van het rapport-Van Traa al
was ontstaan en die na het bekend worden van het resultaat van het
rijksrecherche-onderzoek nog aanzienlijk is verdiept, moet zo spoedig
mogelijk worden gedicht. De achterstand die is opgelopen in de strijd
tegen de internationale misdaad moet binnen de kortst mogelijke termijn
worden ingelopen. De voorzitter van het college van procureurs-generaal,
Docters van Leeuwen, spreekt van een ,,basaal wantrouwen'' dat bestaat
tussen functionarissen van politie en justitie in het ressort Amsterdam.
Volgens Docters van Leeuwen, aangetrokken om orde op zaken te stellen,
belemmert deze toestand nog altijd de strijd tegen de georganiseerde
misdaad. Het mag duidelijk zijn: met het bestaande team bestuurders en
magistraten kan het niet meer goed komen, en de tijd dringt.
IN HET DEBAT dat de Tweede Kamer aan de zaak zal wijden, zal niet
langer om de brandende kwesties kunnen worden heengepraat. De
ontsporingen hebben zich hoofdzakelijk voorgedaan onder een vorig
kabinet, maar twee bewindslieden, de minister en de staatssecretaris van
Justitie, hebben, respectievelijk als procureur-generaal en als
burgemeester van Haarlem, verantwoordelijkheid gedragen. De burgemeester
meer direct dan de procureur-generaal, maar als het gaat om de invloed
van de Haarlemse affaire op beider tegenwoordig functioneren, staat de
minister het meest in de vuurlinie. In ieder geval moet de indruk worden
vermeden dat verantwoordelijkheden worden afgewenteld. En dat zou bij
uitblijven van politieke gevolgen welhaast onmogelijk zijn gezien de
urgentie van het nemen van forse maatregelen tegen de verantwoordelijke
lokale en regionale autoriteiten. Het basale wantrouwen in het ressort
Amsterdam, waarvan Docters van Leeuwen sprak, en de daaraan door hem
verbonden consequenties betekenen dat de lucht niet met
functioneringsgesprekken en een enkele overplaatsing is gezuiverd.
Een voorjaarsschoonmaak is des te meer onvermijdelijk geworden in
aanmerking genomen de reacties op het rapport-Van Traa. De daarin
geschetste noodzaak om met behulp van nieuwe regelgeving verdere
ontsporingen van het politiële en justitiële apparaat te
voorkomen, is in die kring zo niet met hoongelach begroet dan toch
hoogmoedig terzijde geschoven. Met al die hinderlijke regeltjes zou de
misdaad pas helemaal de vrije hand krijgen.
HET APPARAAT ONTBREEKT het nog steeds aan leergierigheid. De
populariteit die de Haarlemse methode een tijdlang in vaderlandse
justitiële en politiële kringen heeft gekend, dwingt bovendien
tot het stellen van voorbeelden. Wie niet horen wil, moet voelen, luidt
een oud Hollands gezegde.
Alleen dit hoofdredactionele commentaar verwoordt de mening van de
krant