In een recent interview heeft Springsteen gezegd dat de songs op
"Tom Joad" in emotionele zin autobiografisch zijn, en dat is juist.
"There but
for fortune go I," is bij hem een diepgewortelde besef als het gaat om
mensen die
op wat voor manier dan ook buiten de boot zijn gevallen en niet over de
middelen, het geluk of het vertrouwen beschikken om weer terug aan boord
te
klauteren. Niet alleen zal hij nooit vergeten dat hij er zonder het
succes en
de steun van zijn rock 'n' roll waarschijnlijk net zo aan toe zou zijn
als zij,
het lot van degenen die mentaal en moreel op drift zijn geraakt
weerspiegelt
ook zijn meest fundamentele gemoedstoestand, die tegelijkertijd de
meer fundamentele gestemdheid van de Amerikaanse ziel is: een toestand
van
permanente existentiële verontrusting, voortkomend uit een vermoeden
dat er
ooit iets heel ergs is gebeurd, zonder dat iemand precies weet wat.
Misschien
is dát - een verborgen misdaad - wel de Amerikaanse versie van de
erfzonde; met als straf het voortdurende unheimische gevoel dat er een
naamloos
beest door de tuin sluipt - dat dromen sloopt, beloften verbreekt,
kaarten
doorsteekt, mensen vervreemdt en schijnbaar zonder reden verschrikkelijke
dingen
kan laten gebeuren. Terwijl jij als goede Amerikaan je zegeningen aan
het
tellen bent, houdt het beest je verliezen bij. Overal waar er gaten
vallen in
de verhoudingen tussen mensen onderling - regering en volk, man en
vrouw, vader
en zoon - steekt het beest de kop op en buigt alles van waarde om tot
vicieuze
cirkels waarbinnen mensen stukje bij beetje van binnen doodgaan.
Daarover, over
hoe mensen, wanneer ze eenmaal in een isolement raken, langzaam op
kunnen
lossen
in hun eigen innerlijke duisternis tot ze louter schaduw zijn en niets
maar dan
ook niets er meer toe doet, gaan veel van Springsteens somberder songs -
zoals
die eigenlijk sinds Darkness On The Edge of Town in toenemende
mate op
zijn platen zijn terechtgekomen.