[ Amerikaanse Droom ]
Verzoening
Tien jaar later - mijn vader was twee jaar eerder overleden - legde een vriend van mij een plaat op de draaitafel, die geen label had en geen lege groeven tussen de nummers. Na enig vruchteloos geprik liet hij de naald tenslotte zakken in een applaus en gejuich dat klonk alsof de thuisploeg net het winnende doelpunt had gescoord en dat langzaam wegebde toen er plotseling, begeleid door een beverige piano en schroomvallige bas en drums, een stem weerklonk, hees en vol spijt: "Well, papa go to bed now it's getting late Nothing we can say is gonna change anything now I'll be leaving in the morning from St. Mary's Gate We wouldn't change this thing even if we could somehow."Onmiddellijk stond ik weer, tien jaar terug, thuis in de duistere huiskamer te kijken naar het opgloeien van de sigaret in de mond van mijn vader, maar nu was er opeens iemand bij die zong wat ik toen niet zeggen kon.
"Cause the darkness of this house has got the best of us
There's a darkness in this town that's got us, too
But they can't touch me now
And you can't touch me now
They ain't gonna do to me
What I watched them do to you."De titel van het lied was "Independence Day", de stem van Bruce Springsteen, en de plaat een "bootleg" van een radio-opname van een optreden in Cincinnatti, Ohio, ergens in 1978. In dat jaar verscheen zijn vierde elpee Darkness On The Edge Of Town en veroverde hij met zijn E-Street Band Amerika, avond aan avond, stad voor stad, tijdens vier uur durende marathon-concerten waarbij blinden ziend werden en lammen als Fred Astaire tegen de muren opdansten. Een klein kunstje voor iemand die in staat was om, nota bene via de muziek die de waterscheiding met de wereld van de vaders van toen veroorzaakt had, de verzoening met zijn vader uitdrukking te verlenen.
Direct nadat op diezelfde plaat de weemoedige coda van "Independence Day" was verstorven, barstte de band met veel triomfantelijk klok-en-hamerspel los in een rock 'n' roll strijdlied waarmee Springsteen een heel leger op de been zou kunnen brengen - de krijgsmacht van het hart, oprukkend naar The Promised Land:
"For the ones who had a notion,
A notion deep inside
That it ain't no sin to be glad you're alive
I wanna find one face that ain't looking through me
I wanna find one place
I wanna spit in the face of these badlands."Ik wist niet wat mij overkwam, of liever gezegd, ik wist het maar al te goed. Mijn geloof werd hersteld. Niets meer en niets minder. Het gevoel alsof je, na een eeuwigheid tegen de wind in gefietst te hebben, diezelfde wind opeens recht in de rug krijgt. Binnen drie minuten was mijn geloof in de verlossende kracht van de rock 'n' roll, dat begin jaren zeventig - toen de popmuziek door de mentale en muzikale vadsigheid van haar sterren een karikatuur van zichzelf dreigde te worden - een flinke knauw had gekregen, opeens weer zo goed als nieuw. Beter dan nieuw, want Springsteen (Freehold, New Jersey, 1949) herhaalde niet alleen een belofte uit het verleden, de belofte die Elvis ons al in het oor had gefluisterd - namelijk dat je leven wel eens heel veel meer zou kunnen gaan voorstellen dan iedereen je probeerde wijs te maken - hij verdubbelde de inzet door je te laten horen en voelen hoe het is om die belofte te hebben waargemaakt, hoe het is om Iemand te zijn, en Niet Alleen, en Vrij, en met een Bestemming. Daarin school ook de werkelijke betekenis van de befaamde en vaak misverstane kreet die Jon Landau (die later zijn manager en mentor zou worden) in 1974 had gelanceerd na het bijwonen van een concert in New York: "I Saw Rock 'n' Roll Future And Its Name Is Bruce Springsteen": eindelijk iemand die het hele verhaal zou kunnen vertellen.