VS en EU hebben elkaar nodig voor 'cyber-
zekerheid'
Bedreigingen als het 'I love
You'-virus maken duidelijk hoe kwetsbaar het internet is. Om het
wereldwijde web beter te beveiligen is mondiale samenwerking vereist.
Amerika en de Europese Unie zouden daarbij het voortouw moeten nemen,
vinden David Gompert en Maarten Botterman.
In de afgelopen maanden is de wereld diverse malen opgeschrikt door
aanvallen op het Internet. Voorbeelden daarvan zijn de ontregeling van
toegang tot bijvoorbeeld Yahoo, Ebay.com, Amazon.com en de nieuwszender
CNN en de verspreiding van het 'I love You'-virus. Deze aanvallen hebben
ons in toenemende mate bewust gemaakt van de kwetsbaarheid van vitale
informatie en de problemen die als gevolg daarvan kunnen optreden.
Ofschoon we het gevaar van deze aanvallen niet moeten overdrijven
('hacking' is nu eenmaal niet direct levensbedreigend) lopen de kosten
voor overheid en bedrijfsleven nu al hoog op. Bescherming van de
informatie- infrastructuur is dan ook van strategisch belang en een
voorwaarde voor continuïteit van bedrijf en samenleving.
Het is echter vaak onduidelijk welke strategie daarbij gevolgd moet
worden, welke informatie precies beschermd moet worden en wie daartoe
zou moeten investeren. Het is wel duidelijk dat overheid en
bedrijfsleven in verschillende landen op elkaar aangewezen zijn. Ze
maken immers gebruik van dezelfde netwerken. Deze netwerken houden niet
op bij de grens: samenwerking moet zich dan ook uitstrekken tot beide
zijden van de Atlantische Oceaan, en uiteindelijk plaatsvinden op
mondiaal niveau.
Uiteraard werden er al voor bovengenoemde incidenten links en rechts
maatregelen getroffen om software en communicatie betrouwbaarder en
veiliger te maken. Deze maatregelen werden enerzijds vooral 'after the
fact' aangetroffen en ontbeerden bovendien een zorgvuldige strategie.
Ook werden ze vooral vanuit het oogpunt van individuele bedrijven
ingevoerd. Bedrijven investeren weliswaar in beveiliging van hun eigen
systemen, maar virussen die een hele samenleving platleggen kunnen
alleen met door overheid ondersteunde middelen aangepakt worden. Met de
recente Internet-aanvallen is het duidelijker dan ooit dat overheid en
industrie moeten samenwerken. De huidige netwerken waar defensie,
luchtvaarttoezicht, energie en andere essentiële diensten gebruik
van maken zijn voor een groot deel eigendom van private ondernemingen.
Zowel de middelen als de kennis om deze netwerken te beschermen, zijn
dan ook in handen van private ondernemingen.
De Verenigde Staten hebben wat dit betreft een voorsprong opgebouwd ten
opzichte van Europa. Veel van de gebruikte IT is ontwikkeld in de
Verenigde Staten en zowel voor wat betreft innovatie als (in mindere
mate) in toepassingen, is de voorsprong op Europa nog altijd groot.
Bovendien creëert de verantwoordelijkheid die de Verenigde Staten
op zich nemen ten aanzien van wereldwijde veiligheid, belangrijke
uitdagingen ten aanzien van militaire informatiesystemen. 'Cyber-
zekerheid' wordt gezien als een zaak van nationale veiligheid en dus van
hoge politieke prioriteit.
Maar zelfs in de Verenigde Staten is er geen sprake van een eenduidige
strategie tussen de belangrijkste spelers binnen overheid (Defensie,
Justitie, Financiën) en het bedrijfsleven. (leveranciers van IT en
informatiediensten, en belangrijke gebruikers, zoals het bankwezen,
luchtvaart, gezondheidszorg, nutsbedrijven).
Amerikanen schrijven de vitaliteit van de informatierevolutie en de
nieuwe economie toe aan de afzijdigheid van de overheid. Regulering (en
subsidiering, en bescherming) van de IT-sector is altijd achterwege
gebleven. Na het opsplitsen van AT&T in 1984 heeft de Amerikaanse
overheid zich ook teruggetrokken uit de telecommunicatiesector. De
huidige industrie wordt gedreven door ondernemers die gedurende hun
werkzame leven voortdurend hebben getracht aan de overheid te ontkomen,
of, zoals bij de dot.coms, door ondernemers die de overheid als
irrelevant beschouwen.
In Europa liggen de spelers dichter tegen elkaar aan. De relatie tussen
een groot deel van de telecom-sector en de overheid is gebaseerd op een
traditie van samenwerking en een kader van regelgeving, met name op het
gebied van nationale veiligheid. In Europa heeft het bewustzijn ten
aanzien van cyberzekerheid zich bovendien later ontwikkeld. Europese
landen kunnen hun voordeel doen van de lessen die in de Verenigde Staten
met vallen en opstaan zijn geleerd. Verdieping en uitbreiding van de
Europese Unie dwingt ook tot het vaststellen van transnationale
standaarden ten aanzien van betrouwbaarheid van kritische
infrastructuren. Informatiesystemen zijn in toenemende mate onderdeel
van één wereldwijd systeem, en daardoor kwetsbaar voor
verstoringen die zich waar dan ook op het systeem kunnen voordoen.
Cyberzekerheid kan dan ook niet door één land worden
bereikt.
Harmonisering van regelgeving ten aanzien van specifieke
veiligheidsmaatregelen is geen noodzakelijke voorwaarde, maar er is wel
een dringende behoefte aan het vinden van standaarden en het samenwerken
op het gebied van beveiligingsmethoden en technologieën, en het
delen van 'intelligence'. Door samenwerking kunnen Amerikanen en
Europeanen, industrie en overheid, leren hoe beveiliging te integreren
met andere kenmerken van IT die gebruikers belangrijk vinden: eenvoud
van gebruik, toegankelijkheid, uitwisselbaarheid, en een steeds verder
toenemende functionaliteit.
Om dit voor elkaar te krijgen moeten drempels voor samenwerking worden
verwijderd. Dit geldt zowel voor de Amerikaanse beperkingen op export
van encryptie-technologie (mogelijkheden om informatie onleesbaar te
maken voor derden), als voor de Europese neiging een onafhankelijke
koers te willen varen. Met wederzijds respect voor elkaars politieke en
maatschappelijke prioriteiten zou de samenwerking moeten worden
gekoesterd en gestimuleerd, niet gehinderd. Het is de hoogste tijd te
komen tot samenwerking op dit gebied: een samenwerking gebaseerd op
wederzijds belang. Bovendien zal de samenwerking op gelijke voet moeten
zijn gebaseerd, waarbij Amerikanen beseffen dat zij het probleem niet
alleen kunnen oplossen, en waarbij Europeanen beseffen dat zij dit
probleem niet aan de Amerikanen kunnen overlaten. Netwerken én
bedreigingen zijn globaal. Europees-Amerikaanse samenwerking is dan ook
noodzaak, maar uiteindelijk niet voldoende. Bredere samenwerking,
waarbij ook Japan, China, India en andere landen betrokken zijn, zal van
de grond moeten komen. De EU-VS-samenwerking is hierbij een praktische
en dringende eerste stap en zal een precedent en een richting scheppen
voor een mondiale aanpak. Samenwerking op het gebied van cyberzekerheid
zou hierin zelfs model kunnen staan voor EU-VS-samenwerking in de
aanpak van andere mondiale uitdagingen.