Britse politie legt oor te luister op het
internet
In Europa loopt Groot-
Brittannië voorop bij het aftappen van internetverkeer. De nieuwe
regels zorgen voor veel commotie.
Door MARIE-JOSÉ KLAVER
AMSTERDAM, 15 JULI. RIP heet de nieuwe Britse wet die het aftappen van
internetgebruikers mogelijk moet maken. De afkorting staat voor
Regulation of Investigatory Powers en de wet geeft de politie en
andere opsporingsdiensten toestemming zonder rechterlijk bevel e-mail en
andere soorten internetverkeer af te tappen. Ook moeten verdachten onder
deze wet, die al is aangenomen door het Lagerhuis en komende week in het
Hogerhuis wordt behandeld, wachtwoorden en versleutelingscodes afgeven
als de politie daar om vraagt.
De nieuwe wet, in de Engelse media ook wel 'snooping bill'
genoemd, heeft sinds de introductie voor veel commotie gezorgd in Groot-
Brittannië. Bedrijven, juristen en privacy-activisten vinden de wet
veel te ver gaan. Providers en andere internetondernemingen zullen
verplicht worden voorzieningen in hun netwerken aan te brengen zodat de
politie verdachten kan aftappen. De politie krijgt een rechtstreekse
verbinding met het netwerk van elke provider zodat dag en nacht getapt
kan worden.
Volgens de Engelse Kamers van koophandel kan de RIP-wet het land ruim
72,5 miljard euro aan e-commerce inkomsten kosten. Omdat andere Westerse
landen niet de verplichting kennen dat verdachten wachtwoorden en codes
hoeven af te geven aan de politie, vreest het Britse bedrijsleven dat de
afluisterwet de elektronische handel in gevaar brengt. Steeds meer
bedrijven maken gebruik van versleuteling (encryptie) om gegevens via
internet te versturen. Enkele multinationale internetaanbieders hebben
al gedreigd uit Engeland weg te gaan. Als resultaat van felle protesten
van het bedrijfsleven en internetdeskundigen is er een amendement
aangenomen dat hoofdcommissarissen verplicht om elektronische taps aan
te melden bij een speciale surveillance functionaris die de
rechtmatigheid van het afluisteren moet controleren. Juristen twijfelen
aan de rechtmatigheid van de wet. Volgens het Europees Verdrag van de
Rechten van de Mens (EVRM) kan een verdachte niet verplicht worden aan
zijn eigen vervolging mee te werken. Als een verdachte gedwongen is de
politie toegang te geven tot belastend materiaal op zijn computer werkt
hij in feite mee aan zijn veroordeling.
De Regulation of Investigatory Powers-wet staat niet op zichzelf.
De wet lijkt in sommige opzichten op de Nederlandse Telecommunicatiewet
die in 1998 in werking is getreden. De Telecommunicatiewet verplicht
providers, telecomoperators en andere bedrijven met toegang tot internet
hun netwerken aftapbaar te maken. Er zijn wel enkele belangrijke
verschillen met de RIP-wet. In Nederland zijn verdachten niet verplicht
aan hun eigen vervolging mee te werken en hoeven ze dus geen
wachtwoorden en versleutelingscodes af te geven. Nederlandse providers
onderhandelen nog met politie en justitie over de manier van aftappen.
Het is nog niet zeker of de politie zelf toegang krijgt tot al het
internetverkeer van een provider of dat ze alleen de provider opdracht
kan geven een bepaalde verdachte af te luisteren. Voor elke tap is een
bevel van de rechter-commissaris nodig. Ook de Amerikaanse FBI mag niet
zonder een rechterlijk bevel via het Carnivore-systeem bij
internetproviders aftappen.
De RIP-wet sluit aan, zoals de Britse regering zelf uitvoerig uitlegt op
een homepage (www.homeoffice.gov.uk/oicd/ripbill.htm), op
Europese afspraken over afluisteren en misdaadbestrijding. Groot-
Brittannië is het eerste land dat de voorstellen van de Europese
Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken vrijwel letterlijk
implementeert. Binnen de Europese Unie bestaat een werkgroep
Politiële Samenwerking (een onderdeel van de Europese Raad voor
Justitie en Binnenlandse Zaken) die zich sinds 1993 bezighoudt met de
harmonisatie van aftapwetgeving en technische standaarden voor
telecommunicatie. In 1995 heeft de Europese Raad voor Justitie en
Binnenlandse Zaken, die veel overleg voert met de FBI, een resolutie
aangenomen over de 'wettelijke interceptie van
communicatie' met daarin technische eisen waaraan
telecomaanbieders zouden moeten voldoen zodat internationaal aftappen
mogelijk is. Ook de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw
Zeeland hebben die resolutie aangenomen. Bij de bestrijding van
grensoverschrijdende criminaliteit komt het voor dat bijvoorbeeld de FBI
een Amerikaanse verdachte van drugshandel die in Bonn woont, wil
afluisteren. Als het Duitse telefoonsysteem niet compatibel is met de in
Amerika gebruikte apparatuur, is afluisteren bijna onmogelijk. De
werkgroep voor Politiële Samenwerking van de Europese Raad voor
Justitie en Binnenlandse Zaken heeft onder de naam Enfopol
(Enforcement Police) enkele documenten gepubliceerd waarin wordt
voorgesteld dat opsporingsdiensten real time toegang krijgen tot
digitale netwerken zoals internetaanbieders en telecombedrijven die
gebruiken.
Opvallend is dat de Europese afspraken over elektronisch afluisteren en
standaarden in het geheim worden gemaakt. De nationale parlementen en
het Europees Parlement hebben geen invloed op de afspraken. De meeste
Enfopol-stukken zijn niet openbaar. Ze zijn uitgelekt via een groep
journalisten uit Duitsland, Oostenrijk en Engeland, die goede contacten
met parlementariërs hebben. De journalisten hebben vorige week de
Netmedia-onderscheiding gekregen (gesponsord door Reuters en Deloitte &
Touche) voor hun onderzoek naar Enfopol.