F I L M V O O R A F :
Lachen om vernedering
HANS BEEREKAMP
De naam van de Zweedse regisseur
Victor Sjöström (1879-1960) roept zelfs bij cinefielen weinig
herkenning meer op. De eerste associatie is wellicht de bijrol van de
oude professor die hij speelde in Ingmar Bergmans Wilde aardbeien
(Smultronstllet, 1958).
De tientallen films die Sjöström tussen 1912 en 1922 in Zweden regisseerde - waaronder
vier verfilmingen van Selma Lagerlöf - zijn goeddeels verloren of
vergeten, maar bezorgden, samen met het werk van Mauritz Stiller, de
Zweedse cinema een toonaangevende reputatie. Chaplin noemde
Sjöström in 1924 'de beste filmregisseur van de wereld', kort
nadat de Zweed in Hollywood was gearriveerd om negen films voor MGM te
maken, onder de naam Victor Seastrom.
In datzelfde jaar maakte Seastrom zijn tweede Amerikaanse film, He
Who Gets Slapped. Ondanks de aanwezigheid van sterren als Lon
Chaney, John Gilbert en Norma Shearer was de film geen groot succes. Tot
ver in de jaren zestig zouden critici en filmhistorici He Who Gets
Slapped afdoen als 'bizar' en een vermeende breuk met de stijl die
Sjöström groot had gemaakt: ascetische zedendrama's met
prachtig uitgelichte figuren in de sneeuw.
Ten onrechte, want He Who Gets Slapped mag dan in onze ogen traag
en plechtig aandoen, het is wel een bewonderenswaardig werkstuk, meer
herinnerend aan Freud en het Duitse filmexpressionisme, dan aan
Lagerlöfs protestantse ethiek. De hoofdpersoon, gespeeld door
Chaney alias de Man met de Duizend Gezichten, is een Parijse
wetenschapper die het geheim van de oorsprong van het leven heeft
ontsluierd. Zijn weldoener, een baron, steelt zijn vinding en maakt er
goede sier mee voor de Academie der Wetenschappen. Reclamerend wordt de
echte uitvinder uitgelachen door het wetenschappelijk forum, en in het
gezicht geslagen door de baron. Er staat hem niets anders te doen dan
clown te worden in een circus. Zijn grote nummer is He Who Gets
Slapped, waarbij zestig witte clowns hem voortdurend een tik
uitdelen, terwijl het publiek zich ongans lacht. 'He', zoals hij zich nu
noemt, ensceneert dagelijks de hoon en de vernedering, als een
masochistisch ritueel. 'Wat doet ons toch steeds lachen om wie vernederd
en geslagen wordt?', vraagt Seastrom zich af in een tussentitel.
Een goede vraag, die ten grondslag ligt aan de raadselachtige
aantrekkingskracht van de clown. Seastrom geeft in ieder geval een
overtuigend esthetisch antwoord, want de scènes met de massale
stoet van clowns steken de verbeelding van Fellini naar de kroon. Er is
ook een prachtige, poëtische trucagescène, waarin clowns
zich aan touwen naar beneden laten vallen en balanceren op de rand van
een globe, die verandert in een circuspiste. Een gestileerde clown dient
ook als interpunctie tussen de verschillende actes.
He Who Gets Slapped mag inderdaad bizar genoemd worden, maar dat
lijkt geen argument tegen een film die hard aan rehabilitatie toe is:
een ontroerend melodrama van grote visuele schoonheid, een bittere
aanklacht tegen leedvermaak.
He who gets slapped (Victor Seastrom, VS, 1924), ARD, 0.45-2.10u.