|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Foster Parents Plan pareert kritiek en erkent
fouten
Foster Parents- kindjes zijn niet altijd te traceren
Door onze redacteur GEERT VAN ASBECK
Naar aanleiding van kritiek op het eigen functioneren heeft Foster Parents Plan International vorig jaar een uitvoerig zelfonderzoek gedaan. Zo werden alle meer dan een miljoen ingeschreven Foster Parents-kinderen stuk voor stuk geteld, onder wie de ruim 350.000 kinderen met Nederlandse donateurs. Bijna vier procent bleek bij de telling onvindbaar. Bestuursvoorzitter Van Loon vindt dat wel begrijpelijk, omdat in ontwikkelingslanden het leven nu eenmaal minder geordend is dan in de rijke wereld. Maar Van Loon vindt het niet zonder meer acceptabel. Een groot deel van de bijna vier procent van de Foster Parents-kinderen dat niet werd aangetroffen tijdens de telling bleek uiteindelijk overigens, soms na weken zoeken, alsnog opgespoord te kunnen worden. Een minderheid was ècht onvindbaar - overleden of verhuisd uit het werkgebied van de organisatie. Deze kinderen (duizenden) werden uitgeschreven, aldus Van Loon. En de organisatie bouwde betere controle in. Voortaan houdt ze regelmatig een steekproefsgewijze census. FPP maakt deel uit van de internationale organisatie voor ontwikkelingssamenwerking PLAN International. De organisatie zet de financiële bijdrage van donateurs uit veertien rijke landen in voor de ontwikkeling van ruim een miljoen kinderen en hun families en gemeenschappen in 42 ontwikkelingslanden. De organisatie bewerkstelligt bovendien communicatie (briefwisseling, bezoek, etc) tussen de donor (Foster Parents-ouder) en zijn of haar 'adoptie-kindje' (Foster Parents-kind). 'We zijn te gesloten geweest'
AMSTERDAM, 30 DEC. Voorzitter Frans van Loon (57) van de stichting Foster Parents Plan Nederland (FPP) draait er niet omheen: "Onze grootste kracht is tevens ook onze achilleshiel." De persoonlijke, vaak emotionele band die donateurs kunnen aangaan met 'hun kindje' in de Derde Wereld heeft FPP tot een van de grootste particuliere ontwikkelingsorganisaties van Nederland gemaakt. Die persoonlijke band genereert geld voor het goede doel. Ze maakt ontwikkelingssamenwerking 'tastbaar' en 'beleefbaar'. En ze betrekt honderdduizenden Nederlanders bij de Derde Wereld die zonder die band met 'hun' kind waarschijnlijk veel minder interesse voor ontwikkelingssamenwerking zouden hebben gehad. Maar de persoonlijke band leidt ook tot kritiek van donateurs. Donateurs die vanuit die emotionele betrokkenheid 'hun' kindje nauwgezet volgen, daarbij weleens teleurgesteld raken in het werk van FPP, en vervolgens de publiciteit zoeken. De afgelopen weken was het opnieuw raak. Kritische donateurs verenigd in de Werkgroep Gendt, dezelfde die zich al eerder roerde, stapten naar de pers. 'Misstanden worden liever verdoezeld dan opgelost' (-) 'In enkele gevallen bestond het geadopteerde kind zelfs niet.' En de kranten kopten de volgende dag: 'Foster Parents van fraude beschuldigd'. Van Loon, bestuursvoorzitter van de Nederlandse tak van Foster Parents Plan International - kortweg PLAN International - geeft toe dat er fouten worden gemaakt. Niet verwonderlijk in een organisatie met meer dan een miljoen Foster Parents-kinderen in 42 ontwikkelingslanden en met honderdduizenden donateurs in totaal veertien rijke landen. Maar fraude? Nee. En gefingeerde kinderen? Nee. "Alle Foster Parents-kinderen bestaan", aldus Van Loon. Van Loon wil meer openheid. "We zijn misschien te gesloten en te defensief geweest." Hij wil erkennen dat er fouten worden gemaakt. Dat helpt ook problemen met donateurs voorkomen. In dat kader wil hij voor het eerst een boekje open doen over de problemen bij PLAN International die onderzoekers anderhalf jaar geleden in het veld aantroffen. En over de maatregelen die de organisatie nadien heeft genomen. Van Loon was zich rot geschrokken van de uitkomsten van een onafhankelijk steekproefsgewijs onderzoek (quick scan), mei 1998, naar het functioneren van zijn organisatie in een aantal ontwikkelingslanden. Sommige families van kinderen waarmee PLAN Inernational werkt, waren niet op de hoogte van het bestaan van de organisatie. Families wisten niet wat PLAN hen te bieden heeft of wisten niets af van de door PLAN gefinancierde ontwikkelingsprojecten. Acht procent van de kinderen werd tijdens het onderzoek niet aangetroffen. Vijftien procent van de projecten niet gevonden. Eenderde van de jaarlijkse voortgangsrapportages aan de donateurs (over de kinderen en de projecten) bleek fouten te bevatten. Directe aanleiding voor het onderzoek vormde uiterst kritische publicaties en televisieuitzendingen zo'n twee jaar geleden, eerst in Nederland (de EO), later in de Verenigde Staten. (Kinderen zoek, projecten niet uitgevoerd, ondeugdelijke correspondentie, te veel geld aan de strijkstok.) "Na al die verhalen over niet bestaande kinderen en niet bestaande projecten wilden wij als Nederlands bestuur duidelijkheid, en hebben we daarom de quick scan geïnitieerd", vertelt Van Loon. Met de alarmerende resultaten van de steekproef heeft hij zich naar het internationale bestuur gehaast. Er volgde een plan van aanpak. Om te kijken of het er inderdaad zo slecht voor stond. En om indien noodzakelijk verbeteringen door te voeren. Het was vooral de Nederlandse tak van de organisatie die op verbetering aandrong. Nederland is met ruim 350.000 Foster Parents-kindjes verreweg de grootste fondsenwerver binnen PLAN. Gouden greep vormt hier de innige samenwerking met televisie die in de jaren tachtig op gang kwam. De mix van enerzijds aandoenlijke plaatjes van snoezige donkere kindertjes en anderzijds bekende Nederlanders leverde de organisatie in Nederland in haar hoogtijdagen zeker 50.000 nieuwe donateurs per jaar op. Ze staat nu al jaren bovenaan de top-tien van de meest succesvolle fondsenwervers in Nederland. Ze haalde vorig jaar ruim 225 miljoen gulden op. Dat is bijna de helft van het totale bedrag dat PLAN jaarlijks genereert. 'Absolute topprioriteit' bij het plan van aanpak hadden de kinderen die bij de quick scan niet waren aangetroffen, vertelt Van Loon. Alle kinderen werden stuk voor stuk geteld. De schade bleek mee te vallen. Niet 8 procent maar 3,9 procent (ruim 40.000 kinderen) was bij de telling onvindbaar. Wel begrijpelijk in ontwikkelingslanden waar het leven nu eenmaal minder geordend is dan in de rijke wereld, aldus Van Loon. Maar niet zonder meer acceptabel. Een groot deel van de 3,9 procent bleek uiteindelijk, soms na weken zoeken, alsnog opgespoord te kunnen worden. Een minderheid was ècht zoek - overleden of verhuist uit het werkgebied van PLAN. Deze kinderen (duizenden) werden uitgeschreven. En PLAN bouwde betere controle in. De communicatie tussen FPP en de donateurs was een ander punt van zorg. Nieuwe manieren van rapporteren zijn doorgevoerd. En er kwam een onafhankelijke raad die de organisatie adviseert over de kwaliteit van het beleid, met name over de communicatie tussen kinderen en sponsor, met als voorzitter oud-directeur Dick Westendorp van de Consumentenbond. Het probleem van de projecten die tijdens de quick scan onvindbaar bleken ("vijftien procent, ontzettend zorgelijk") is goeddeels verholpen. Deze maand kreeg het internationale bestuur van de eigen accountantsdienst te horen dat bij nadere controle in twee regio's alle 791 bezochte projecten ook daadwerkelijk waren aangetroffen. "Tot onze verrassing, of beter gezegd: tot ons genoegen." En als het even mee zit heeft PLAN binnenkort naast een standaardcontrole op de projecten, ook een standaardcontrole op de resultaten en de effecten van die projecten. Om aan te tonen, aldus Van Loon, dat de hulp ook helpt. Maar of het helpt de critici de wind uit de zeilen te nemen blijft afwachten. Ontwikkelingssamenwerking, tot ver in de jaren negentig een 'heilig huisje', wordt immers steeds minder gespaard in het publieke debat. Derde Wereld-deskundige Paul Hoebink, de bekende criticaster van particuliere ontwikkelingsorganisaties die onlangs door de werkgroep verontruste Foster Parents-ouders is gevraagd onderzoek te doen naar de organisatie, verwacht dat de kritiek alleen maar zal toenemen. Hoebink spreekt van een 'propagandaval' waar de organisatie in verstrikt is geraakt. "FPP werft zeer succesvol donateurs door hen een persoonlijke band aan te bieden met een kind. Maar het geld gaat niet direct naar dat ene kind, maar naar projecten voor de gemeenschap." Naar de aanleg en het onderhoud van veelal kleinschalige projecten in de directe omgeving van het kind. Naar een school, een kraamkliniekje, een aidsvoorlichtingscampagne. Hoebink: "Veel donateurs verwachten dat 'hun' kind tenminste een basispakket krijgt aangeboden. Dat gebeurt niet. Daar is de organisatie niet op ingericht. Foster Parents-ouders, die met de globalisering steeds vaker het veld opzoeken, komen er achter dat er soms al tijden niets met hun kind gebeurt. Dat het bijvoorbeeld niet naar school gaat. Dat het niet is ingeënt." PLAN International werkt inmiddels aan een dergelijk basispakket, meldt Van Loon. Maar dan nòg kan er wel eens wat misgaan en zullen Foster Parents-ouders teleurgesteld de publiciteit zoeken als 'hun' kind niet krijgt waar het volgens hen recht op heeft. Meer openheid is daarom geboden, concludeert Van Loon. "We moeten veel meer aandacht geven aan dingen die mis gaan." Als het aan de voorzitter ligt zal FPP voortaan alle donateurs melden dat ze 3,9 procent kans hebben 'hun' kind niet aan te treffen als ze er onaangekondigd op bezoek gaan."
|
NRC Webpagina's
30 DECEMBER 1999
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |