De waakhond in de trein
Harry van Wijnen
Er gaat geen dag voorbij of er worden op de stations van de Nederlandse
Spoorwegen treinvertragingen gemeld, die vooral in de zomermaanden soms fors
oplopen. Zolang hij met de trein gaat is de NS-reiziger dat gewend, maar hij
kan er in zijn eentje niks aan doen, zij het dat hij geleidelijk aan de staat
van geroutineerde ergernis ontgroeid raakt en zijn vertrouwen in de gouden
standaard van de NS-dienstverlening steeds verder afbrokkelt.
Toch worden de onheilsboodschappen uit de zielloze NS-geluidsinstallaties
door de klanten van de Spoorwegen elke dag opnieuw met een opmerkelijke gelatenheid
aangehoord. Gedupeerde reizigers die zichzelf te laat op hun werk zien komen
of hun aansluitingen missen, kijken getergd voor zich uit of stampen woedend
op de grond, maar meestal blijft het daarbij. Zelfs op overvolle perrons veroorzaken
zulke mededelingen in het algemeen geen uitbarstingen van ongenoegen. Er worden
geen perronchefs gemolesteerd of ruiten van wachtkamers en stationsgebouwen
ingegooid. Een gefrustreerde voetbalsupporter mag in de stadions de stoelen
afbreken om zijn agressie af te reageren, een gefrustreerde treinreiziger
verwerkt zijn woede hooguit in een licht tandenknarsen, maar hij leeft zich
niet uit in vernielzucht of muiterij. Een vaste NS-reiziger heeft niet alleen
een bovenmodale frustratietolerantie, hij heeft ook een onverwoestbaar optimisme
dat het morgen weer beter gaat.
Het Tweede-Kamerlid G. Leers heeft die ongemakken van de NS jarenlang met
ergernis voor lief genomen, maar zijn geduld met de Spoorwegen is nu toch
opgeraakt. Voor de volksvertegenwoordiger van het CDA is de maat zelfs meer
dan vol. Leers gaat een belangenvereniging oprichten, waarin hij met medepassagiers
die zijn klachten over de vertragingen onderschrijven een vuist tegen de NS
wil maken.
Het is een initiatief dat zeker in ruime kring steun zal vinden, maar het
is merkwaardig dat het uit de koker komt van een parlementariër, die
als zodanig over eigen parlementaire instrumenten beschikt om de minister
van Verkeer en Waterstaat aan de naleving van de NS-dienstregeling te houden.
Een parlementariër die de treinvertragingen wil bestrijden moet niet
buiten de Tweede Kamer voor de belangen van de treinreizigers opkomen, maar
in de eerste plaats in de Kamer en daar tegenover de minister nakoming van
het spoorboekje eisen. Het pleit dan ook niet voor de organisatie van het
CDA dat een van zijn leden zich op buitenparlementaire activiteiten toelegt
en naast zijn Kamerlidmaatschap een eigen winkel begint. Een zichzelf respecterende
fractieleiding kan dit moeilijk over haar kant laten gaan. Een lid van de
Tweede Kamer hoeft uiteraard niet buiten de Kamer stil te zitten (als hij
dat zou doen zou hij bij de eerstvolgende verkiezingen door zijn partij subiet
gewipt worden), maar hij moet zijn aandeel in de parlementaire controlebevoegdheid
in de Kamer uitoefenen. Hij is in dat vertegenwoordigende orgaan benoemd om
daar actie te voeren. Door buitenparlementair te gaan demonstreert hij geen
vertrouwen meer te hebben in de machtsmiddelen van het parlement en verklaart
hij dus zijn eigen rol in het parlementaire systeem overbodig. Nog bedenkelijker
is dat hij de minister spaart op de enige plaats waar hij haar hinderlijk
op de vingers hoort te kijken. Hij verwacht blijkbaar niets meer van parlementair
overleg met de minister en ziet daarentegen meer in direct overleg met de
Spoorwegen.
De vaste klanten van de NS zien de komst van de nieuwe belangenvereniging
ongetwijfeld met instemming tegemoet. Het Kamerlid heeft in interviews met
de media ferme taal gesproken, maar de klanten van de NS moeten niet te vroeg
juichen. Uit alles wat hij erover gezegd heeft, lijkt Leers mij minder een
geboren actievoerder dan een vergaderaar. Hij denkt dat hij met veel vergaderen
met de NS de treinen weer op tijd kan laten rijden. Hij baseert zijn optimisme
daarover op de tegemoetkomendheid die hij na zijn eerste peilingen in Utrecht
heeft ondervonden. ,,Ze (de NS-directie) begroeten het initiatief van harte
en zullen constructief meewerken'', zei hij in een vraaggesprek met Trouw
van 24 augustus. Maar wat zeggen die woorden eigenlijk? Stel je voor dat de
NS publiekelijk zou verklaren dat ze niet constructief zou meewerken! Het
zijn de woorden waarmee grote bedrijven activistische tegenspelers gewoon
zijn in te pakken. Rover, de belangenorganisatie voor reizigers in het openbaar
vervoer, kan daarover meepraten. Ook Rover heeft het nooit ontbroken aan NS-verzekeringen
van constructieve medewerking. Maar de treinen zijn er nog niet punctueler
door gaan rijden.
Een gesprekspartij (zoals Leers met zijn club van NS-klanten wil zijn)
is alleen nog geen onderhandelingspartner. Aan gesprekspartijen is in het
poldermodel van de overlegstructuur geen gebrek. De NS is constructief genoeg
om op gezette tijden met klantenorganisaties als de ANWB, de Consumentenbond,
de Gehandicaptenraad en Rover om de tafel te gaan zitten en hij is ook flexibel
genoeg om een plaats aan die tafel voor Leers c.s. in te ruimen. Maar als
hij niet wil dat zijn stem in dat overleg gesmoord wordt, zal Leers zijn vereniging
moeten africhten als een watchdog die niet met zich laat spotten: een hond
die de NS ontzag inboezemt en als het moet ook kan bijten.
Die overbezette gesprekstafel is niet de enige zwakke stee in de plannen
van het CDA-Kamerlid. Het is naïef om van meepraten op de voet van erkende
gesprekspartner grote vooruitgang te verwachten. Hoe meer 'gesprekspartners'
de NS op schoot neemt, hoe minder last hij van individuele partijen zal hebben.
Ook de verdere doelstellingen van Leers' NS-klantenclub getuigen van een tamelijk
ernstige constitutionele misvatting. Leers wil, zoals hij in de krant verklaarde,
met zijn vereniging ,,kunnen aanschuiven in de onderhandelingen over het prestatiecontract
tussen staat en de NS''. Een actiegroep - of wat ze ook wil zijn -
is echter geen gekwalificeerde partij voor die onderhandelingstafel. Een contract
tussen de staat en de NS is een overeenkomst waarop de Kamers toezien, maar
geen praatclubjes.