De zweeftrein is een uitkomst
J.H. Schraven
Een besluit is er nog niet, maar de zweeftrein staat morgen op de agenda
van de ministerraad. J.H. Schraven meent dat met de aanleg een nationaal belang
wordt gediend, namelijk betere aansluitingen met het uitdijende economische
kerngebied en het Europese achterland.
Het kabinet praat morgen over de aanleg van de zweeftrein in Nederland.
Ongelooflijk snel, gemeten naar het moment waarop de zweeftrein over het tracé
Amsterdam - Groningen alsmede over het 'Rondje Randstad' als serieus initiatief
werd gelanceerd. Velen zijn hartgrondig overtuigd van de vele voordelen van
de zweeftreintechniek en de immense nieuwe mogelijkheden voor complete regio's.
De door de minister van Verkeer en Waterstaat ingestelde commissie-Olman vindt
de aanleg van een zweefverbinding Amsterdam-Groningen op basis van publiek-private
financiering haalbaar binnen aangegeven randvoorwaarden.
De aanleg van de zweeftrein die Schiphol en Amsterdam, met inbegrip van
zes halteplaatsen binnen het uur met Groningen verbindt, dient een nationaal
belang. Het betrekt Flevoland en Noord-Nederland bij het economische kerngebied.
De schrijnende congestieproblematiek van de Randstad vraagt immers om innovatieve
maatregelen binnen èn buiten de Randstad, om de zo gewenste motorfunctie
ook op termijn te kunnen blijven vervullen. Het noordoosten van Nederland
kan een belangrijke ondersteunende rol spelen. De mate waarin genoemde provincies
inhoud kunnen geven aan die complementariteit hangt uiteraard af van de kwaliteit
van de verbindingen met het concentratiegebied.
In Nederland kent het 'regio-denken' een zekere traditie. Het op deze wijze
denken is er mede verantwoordelijk voor dat tot op heden een onderscheid bestaat
in regio's. Tegelijkertijd is het voor iedereen duidelijk dat de regionale
beschikbaarheid van infrastructuur uiteenloopt, alsmede de mate van congestie
op die infrastructuur en de regionale beschikbaarheid van ruimte voor bedrijfslocaties
en woningbouw.
De zweeftrein zal, in tegenstelling tot andere vervoersmodaliteiten (conventionele
spoor, hogesnelheidslijn, auto, etc.) werkelijk fysiek en mentaal afstanden
weten te overbruggen. Een belangrijk deel van Nederland (35 procent) zal beter
worden betrokken bij 's lands welvaren. Rekening houdend met de ruimtelijke
keuzen die in de regio zelf zijn gemaakt. De uitzonderlijke systeemeigenschappen
van de zweeftrein geven extra voeding aan de onbenutte potenties van Almere,
Lelystad, Emmeloord, Heerenveen, Drachten en Groningen/Assen. Dit zal een
voordeel blijken op te leveren voor Nederland als geheel. De gedachte in Heerenveen
te wonen en in Amsterdam te werken (of omgekeerd) is allesbehalve denkbeeldig
wanneer de afstand tussen beide steden filevrij binnen een half uur is af
te leggen. Ook voor de Schipholregio komen geografisch verder weg gelegen,
nieuwe arbeidsmarkten binnen bereik. Hierdoor zal tevens de druk op het Groene
Hart van de Randstad voor het realiseren van aantrekkelijke woonlocaties afnemen.
Ondernemend Nederland is zeer enthousiast over deze vorm van openbaar vervoer.
Het gaat niet alleen om de vraag: hoe houden we de Randstad bereikbaar, maar
ook: hoe verkrijgen we betere aansluitingen met het uitdijend economische
kerngebied en het Europese achterland. Beleidsmatig dient de ontwikkeling
centraal te staan van Nederland als één geïntegreerde regio
binnen Europa, waarbij de problematiek in de Randstad niet alleen in diezelfde
Randstad hoeft te worden opgelost. Economie is een teamsport van de regio's.
Nederland moet niet kleiner worden gemaakt dan het al is.
Aan vervoersconcepten worden nieuwe eisen gesteld. De zweeftrein met zijn
opvallende en uitzonderlijke karaktereigenschappen maakt een revolutionaire
verkorting van reistijden mogelijk. Er ontstaat een herordening van vervoersmodaliteiten
die ongekend is. Voor de automobilist is de zweeftrein een hoogst aantrekkelijk
alternatief om mobiel te blijven.
Te veel wordt de gedachtevorming over verkeer en vervoer en de toekomst
van Nederland beschouwd vanuit de huidige stand en kennis van zaken. De grenzen
van de gebruikelijke 'knelpuntenbenadering' komen in zicht. Een en ander kan
niet versluieren dat het kloppend hart van Nederland dramatisch snel dichtslibt.
Mobiliteits- en bereikbaarheidsbeleid aan de ene kant en ruimtelijke ordening
aan de andere kant behoren hand in hand te gaan. De keuze van een zweeftrein
over het tracé Amsterdam-Groningen ondersteunt deze nieuwe notie ten
volle.
Ruimtelijke ordening staat hoog op de politieke agenda. Politiek en samenleving
zijn doordrongen van het feit dat in de komende periode een aantal belangrijke
beslissingen aangaande de ruimtelijke organisatie van Nederland genomen moet
worden. De Europese eenwording, de internationalisering van de economie en
de technologische en organisatorische innovatie van bedrijvigheid stellen
belangrijke uitdagingen aan het ruimtelijk beleid. Een goed ruimtelijk beleid
kan niet puur consoliderend zijn, maar moet ook nieuwe initiatieven tot wasdom
laten komen. Nederland kan het zich niet permitteren om potenties van delen
van het land om een bijdrage te leveren aan het versterken van de concurrentiekracht,
niet te benutten.
Het ruimtelijk beleid zou in de visie van sommigen de verstedelijking moeten
concentreren in 'netwerksteden'. Maar werken en wonen rukken ook op over corridors
die de mainports met het Europese achterland verbinden. Vasthouden aan het
idee van de 'compacte netwerkstad' leidt tot kunstmatige schaarste en prijsopdrijving.
Het beleid stelt de mainports centraal. Maar in de praktijk groeien Schiphol/Amsterdam
en de Rotterdamse haven harder dan het beleid aankan, wat tot onverantwoorde
economische stagnatie leidt. Het beleid wil wonen en vooral werken concentreren
op de stedenring van de Randstad. Maar het economisch kerngebied dijt in rap
tempo uit; Nederland wordt steeds meer één economisch netwerk.
Het beleid wil mensen krap laten wonen binnen de stad. Maar de mensen willen
ruimer wonen, buiten de stad. Het ruimtelijk concept van de compacte stad
heeft onvoldoende zichtbaar effect gehad op de mobiliteit.
De infrastructuur is steeds moeilijker in staat de groeiende economie te
schragen. De voordelen van nabijheid wegen niet langer op tegen de nadelen
die een toenemende verdichting met zich meebrengen. Daarenboven lenen niet
alle economische activiteiten zich - gelet op ruimtebeslag, grondprijzen,
vervoersafhankelijkheid en milieuhinder - voor vestiging binnen het
stedelijke gebied. Schaalvergroting, technologische ontwikkelingen, toegenomen
mobiliteit, een toenemende schaarste aan ruimte en een voortdurend verder
aangescherpte concurrentie tussen bedrijven zijn afzonderlijk en in combinatie
bepalend voor het toegenomen belang van bereikbaarheid ten opzichte van nabijheid.
Mr. J. H. Schraven is voorzitter VNO-NCW.