|
Inhoud ARCHIEF |
Slapeloze nachten door raming van
rekenmeesters
Alle seinen stonden dit voorjaar op rood voor de Nederlandse economie. Het virus van de crisis in Azië, Brazilië en Rusland leek vat te krijgen op de wereldhandel en daarmee op de voor Nederland zo belangrijke export. Het Centraal Planbureau (CPB) stelde zijn ramingen flink naar beneden bij. Van een groei van het nationaal inkomen van drie procent naar 2,25 procent in 1999 en twee procent in het jaar 2000. Helemaal onverwacht gebeurde dat niet. In december 1998, enkele maanden na de presentatie van de begroting voor dit jaar, had het CPB in een interim-rapportage al enkele waarschuwingen gegeven. Toch kwam dat zogeheten Centraal Economisch Plan als een koude douche, omdat zelfs het 'behoedzame' groeiscenario in het regeerakkoord niet eenvoudig te halen leek. Nu, bij de presentatie van de begroting voor 2000, is de stemming omgeslagen. Het Planbureau rekent op een ferme economische groei van 2,75 procent, die zeer dicht bij de oorspronkelijke raming voor 1999 zit. De groei komt volgend jaar uit op 2,5 procent (in plaats van twee procent), waarmee het wel heel gek moet lopen wil het kabinet zijn oorspronkelijke groeiscenario niet halen. "Waarom groeit de economie harder dan in het voorjaar werd geraamd?", vraagt de rekenmeester zich af. Dat komt vooral doordat de industrielanden minder last hebben gehad van de crises elders in de wereld dan aanvankelijk werd aangenomen. De groei van de wereldhandel komt daardoor 0,75 procent hoger uit dan in dit voorjaar werd voorspeld. Voor Nederland-exportland tikt dat stevig aan met een extra groei van het bruto binnenlands produkt (bbp) van 0,25 procent. Verder profiteert Nederland van de stijging van de dollarkoers en van de olieprijs. De hogere olieprijs werkt door in de opbrengst voor de overheid van het gas, waarvan de prijs is gekoppeld aan de marktprijs voor olie. De duurdere dollar, die in veel landen de bepalende munteenheid is, betekent dat Nederlandse exportproducten naar verhouding goedkoper en concurrerender worden. Bedrijven die in dollarlanden zaken doen, krijgen in guldens uitgedrukt een hogere opbrengst. Dit betekent voor Nederland een extra bbp-groei van 0,3 procent. Ook de bestedingen door de Nederlanders zijn wat hoger dan geraamd, vooral door de toegenomen aanschaf van duurzame consumptiegoederen. Dat tikt niet helemaal door in het bbp, doordat een deel ervan wordt geïmporteerd. De extra bestedingen zijn te danken aan het consumentenvertrouwen dat wordt aangewakkerd door de banengroei en door de stijging van de prijzen van aandelen en huizen. Deze vermogenseffecten mensen consumeren een deel van de waardegroei van hun huis of aandelenpakket baren het CPB wel enige zorgen. De huizenprijzen zijn sinds begin jaren negentig bijna verdubbeld dankzij de gedaalde rente. Een rente-stijging kan de huizenprijzen doen dalen en dat kan weer doorwerken in de economie. Het CPB gaat ervan uit dat bij een daling van de huizenprijs met 10 procent de consumptie kan dalen met een half procent en dat daarmee het bbp negatief wordt beïnvloed met 0,25 procent. Dit mag een tijdelijk risico voor de Nederlandse economie zijn, structureler zijn nog steeds de zwaktes van de arbeidsmarkt. Die markt heeft twee gezichten, zo staat in de de Sociale Nota, de toelichting van het ministerie van Sociale Zaken op haar begroting. Ergens op die arbeidsmarkt staan werkgevers te springen om mensen. Daarbuiten staan "honderdduizenden mensen onvrijwillig aan de kant" met alle onnodige kosten van dien. Neem mannelijke 55-plussers en vrouwen. Hun arbeidsdeelname loopt in Nederland ver achter bij die in de rest van Europa. Tegelijkertijd dreigt de vergrijzing de omvang van de beroepsbevolking uit te hollen. Wat ook niet helpt is dat steeds minder jongeren de arbeidsmarkt zullen betreden, eenvoudigweg omdat hun ouders minder aan de bevolkingsgroei hebben bijgedragen dan hun grootouders. Het probleem dat ergens tussen 2015 en 2020 gaat ontstaan, komt steeds dichterbij: minder werknemers moeten de premies opbrengen voor de oude dag van meer pensioengerechtigden. Conclusie: zoveel mogelijk mensen moeten zo lang mogelijk werken. Wat te doen? Aanpassingen van de sociale zekerheid, uitbreiding van de kinderopvang en herziening van het belastingsysteem zijn de recepten van Paars. De Sociale Nota staat er ook dit jaar vol mee. Het effect van wettelijk ingrijpen is volgens het CPB evenwel beperkt. Bij vrouwen is de wens aan het werk te gaan vooral sociaal-cultureel bepaald en helpen institutionele hervormingen maar een beetje. Hoewel de participatie van vrouwen toeneemt, levert het werk ze in 80 procent van de gevallen vaak geen economische zelfstandigheid op. Terwijl de norm daarvoor uiterst mager is: een brutoloon van 1.663 gulden ofwel 70 procent van het minimumloon: genoeg voor economische zelfstandigheid. Oudere mannen kunnen in tegenstelling tot vrouwen wél door aanpassingen van instituties worden bewogen een baan te aanvaarden. Afschaffing van de VUT en versobering van de WAO kan 10 tot 13 procent van de oudere mannen aan het werk houden. Het CPB mag dan concluderen dat verandering van wetten, regels en instituties weinig tot niets helpt, het is de vraag of de rekenmeester nog wel serieus wordt genomen door zijn opdrachtgever, het kabinet. Dat bleek onder meer uit de Planbureau-bashing waarmee minister De Vries (Sociale Zaken) de lachers op zijn hand kreeg bij de presentatie van zijn begroting. Wat heeft het voor zin te weten wat het CPB van 2020 verwacht als ze nog niet eens ontwikkelingen over volgende maand kunnen voorspellen, zei De Vries. Hij reageerde op de inschatting van het CPB dat, met inachtneming van het beleid van De Vries en zijn voorganger Melkert, het aantal arbeidsongeschikten in 2020 rond de 1,2 miljoen zal liggen. De Vries kon er wel om lachen: "De helft van mijn verloren nachtrust is te wijten aan foute CPB-voorspellingen."
|
NRC Webpagina's 21 SEPTEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |
|