|
IN THERAPIE
|
Na vijftien jaar zijn de RIAGGS goedgeoliede ondernemingen geworden
met
Een bedrijfstak met cliënten als produktJutta ChorusOP DE VERGADERTAFEL van de directiekamer staat de maquette van de bijna voltooide nieuwbouw. Een antroposofisch flatgebouw van architectenbureau Alberts & Van Huut (kosten 12 miljoen gulden) dat veel weg heeft van een bank. Over twee maanden als de huisstijl klaar is, verhuizen de 143 medewerkers van de RIAGG in Nijmegen naar hun nieuwe kantoor. Trots wijzen de directeur Beheer, N. van de Ven, en zijn collega Hulpverlening, J. Rutgers, op de saillante details van het miniatuurcomplex. ,,We hebben een landschapsarchitect aangetrokken voor de aankleding van het terrein'', zegt Rutgers. ,,Maar als de samenwerking met het psychiatrisch ziekenhuis doorgaat'', valt Van de Ven hem in de rede ,,dan offeren wij onze tuin op voor hun laagbouw.'' De zeven afdelingen van de RIAGG zijn nu nog gehuisvest in zes panden in de Nijmeegse binnenstad. Moeilijk aanstuurbaar dus, vindt Van de Ven. De RIAGG Nijmegen moet als volwassen managementorganisatie "transparanter" worden en de nieuwbouw kan daar een steentje aan bijdragen. ,, We streven naar een vraaggerichte en doelmatige bedrijfsvoering. Efficiency, daar draait het om, anders haal je je produktie-eisen niet.'' Niet alleen de RIAGG in Nijmegen denkt tegenwoordig in termen van klantvriendelijke benadering en produktiviteitssturing. De hele sector van de ambulante geestelijke gezondheidszorg is een goedgeolied bedrijf geworden, compleet met rendementscijfers en kwaliteitsmanagement. Bij nadere beschouwing blijkt de commerciële uitstraling echter voornamelijk buitenkant te zijn, want de financiële middelen zijn nog steeds afkomstig uit de staatskas. En terwijl de wachtlijsten voor psychotherapie stijgen, neemt de subsidie sinds vorig jaar alleen maar af. Toen de econoom J. Heesters in 1983 werd aangesteld als beleidssecretaris bij de NVAGG, de overkoepende vereniging van RIAGG's, waren de regionale instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg formeel een jaar opgericht. Er werd nog niet geklaagd over uitgeklede subsidies, wel over een psychiatertekort. Als een directeur een secretaresse nodig had, moest hij persoonlijk toestemming vragen aan de Ziekenfondsraad die de subsidiepot bewaakte. Verzoeken werden overigens bijna altijd ingewilligd, want de RIAGG's moesten groeien. En Heesters was verantwoordelijk voor de produktiviteit, een begrip dat destijds niet thuishoorde in het jargon van de therapeut. ,,De eerste keer dat ik het uitsprak, kreeg ik drie weken fanmail.'' Hij ontwikkelde meetsystemen om de overheidssteun voor zijn sector veilig te stellen. Het produkt is de cliënt, zoals de mobiele patiënten worden genoemd, maar de RIAGG's worden afgerekend op het aantal zittingen per jaar. Tegenwoordig denkt Heesters na over de output-maatstaven van de RIAGG's, die inmiddels hun eigen budget beheren. Hij maakt zich zorgen over niet nagekomen produktie-afspraken, want als een RIAGG niet voldoende produceert, zakt de jaarlijkse toelage. ,,De RIAGG's zijn in vijftien jaar tijd een bedrijfstak geworden. Zolang ze beseffen dat hulpverleners niet handelen in autobanden, is daar niets mis mee.'' Hoe gebrekkig de samenvoeging van vier geestelijke zorginstanties aanvankelijk verliep en hoe onbeholpen het geitenwollen imago ook was, de RIAGG bleek vooral voor ziekenfondspatiënten uitermate toegankelijk te zijn. Zo toegankelijk dat de groeistuipen van de eerste jaren maar niet wilden overgaan. Jaarlijks werkte een half miljoen Nederlanders aan de individuele wisselwerking met hun therapeut. Alleen stond het ministerie van Volksgezondheid steeds minder welwillend tegenover de populaire voorziening. In 1992 voorspelde de toenmalige staatssecretaris Simons een groei van vijf procent per jaar voor de vraag naar ambulante geestelijke gezondheidszorg. Omstreeks het jaar 2000 zou een kwart van de bevolking psychotherapeutische of psychiatrische hulp zoeken. Sindsdien voeren steeds meer zelfstandige hulpverleners een eigen praktijk, maar de gesubsidieerde zorg, die zich inmiddels heeft gewapend met de managementstijl van het bedrijfsleven, groeit nauwelijks mee. De wachttijd bij de RIAGG's is tussen 1989 en 1995 opgelopen van 63 tot 87 dagen.
En met de wachtlijsten lijkt het aantal telefoontjes naar klachtenbureaus
als Stichting Pandora toe te nemen. Volgens het laatste jaarverslag zijn
er gemiddeld duizend ontevreden (ex-)patiënten die zich jaarlijks
melden over de wachttijden en de gebrekkige informatievoorziening van de
RIAGG's. Zij worden dikwijls slecht op de hoogte gesteld van hun
behandelplan en de voortgang die is geboekt.
Tot de verontwaardigde ex-cliënten hoort Nienke Smit (26). In de
winter van 1993 raakte zij in een onbegrepen diepe depressie. Ze was
vierdejaars student privaatrecht in Utrecht. Weliswaar viel het
plotselinge vertrek van haar vriendje net samen met een volgeboekte
tentamenperiode, maar dan nog. Dat was wel vaker gebeurd en met een paar
nachten doorzakken op de sociëteit van haar studentenvereniging was
ze meestal wel weer boven Jan. Deze keer niet. Hoeveel biertjes ze ook
achterover sloeg, de vrolijkheid keerde niet terug.
Na twee slapeloze maanden schreef Nienke zich in bij RIAGG Stad Utrecht.
De depressie, zo vermoedde ze zelf, moest te maken hebben met haar
moeder die het gezin Smit zonder opgaaf van reden had verlaten toen
Nienke elf jaar oud was. Sindsdien had ze haar nooit meer gezien. Voor
haar oudere broer en haar vader was het vertrek van moeder Smit een
onbespreekbaar onderwerp. En dus had Nienke vijftien jaar lang haar mond
gehouden.
Op de kop af een half jaar en twee weken na aanmelding bij de RIAGG
kreeg Nienke bericht dat ze kon beginnen aan een psychotherapie van zo'n
veertig sessies. Ze at alleen nog maar Sultanakoekjes, keek overdag naar
soaps en brak haar studie af. Na veertig sessies had ze haar
verlatingsangst verwerkt. ,,Het heeft geholpen'', zegt ze nu, ,,maar ik
zou niet weten wat die bemoedigend knikkende therapeut deed gedurende
mijn wekelijks bezoek. Ik heb nooit enige structuur in de behandeling
kunnen ontdekken en dat vond ik knap irritant.''
Wachtlijsten zijn niet altijd slecht, vindt Heesters van de NVAGG,
zolang ze maar beheersbaar zijn. Hij ziet echter steeds meer psychische
noodgevallen die zich thuis opsluiten en de put indraaien om dan na het
intake- gesprek nog een half jaar te moeten wachten. ,,Dat noem ik
geen wachtlijstbeheer. In een enkel geval heeft de wachtlijst van een
RIAGG te maken met de gebrekkige organisatie van de topstructuur, maar
over het algemeen kun je de wachttijd niet wijten aan mismanagement. De
hulpvraag overtreft gewoon het aanbod.''
Op een grotere overheidsbijdrage hoeven de RIAGGs voorlopig niet te
rekenen. In mei vorig jaar stelde minister Borst (Volksgezondheid) voor
de ambulante psychotherapie te reserveren voor "de zwaardere
problematiek" en minder voor lichtere diagnoses zoals levensvragen.
Waarschijnlijk wordt volgend jaar al de eigen bijdrage voor
psychotherapie verhoogd.
Om de rijen wachtenden de baas te blijven, hebben acht RIAGG's besloten
tot de oprichting van een onafhankelijke commerciële tak
bedrijfszorg. Deze bv's sluiten contracten met ondernemingen om
overspannen en psychisch in de knoop geraakte werknemers van
therapeutische hulp te voorzien. Een nogal omstreden onderneming, omdat
van oorsprong publieke voorzieningen als de RIAGG's voorrang moeten
geven aan behoeftigen. In de praktijk zijn dat meestal baanlozen. Het
argument luidt dat de commerciële hulpverlening aan het
bedrijfsleven indirect de wachtlijsten van de RIAGGs bekort, zodat
iedereen er profijt van heeft. De uitbating van een zuster-bv zou echter
de indruk kunnen wekken dat de RIAGG in kwestie zich inlaat met
belangenverstrengeling. De bv's mogen van de NVAGG noch in de
financiële afgrendeling, noch in de beeldvorming aan de RIAGG's
refereren.
Van de vier miljard die jaarlijks naar de geestelijke gezondheidszorg
gaat, krijgen de RIAGG's dertien procent, terwijl ze de helft van de
psychische nood lenigen. Als de ambulante instellingen daarmee geen
genoegen nemen, zo redeneert de minister, dan gaan ze toch samen met de
psychiatrische ziekenhuizen in hun regio? Elf RIAGG's zijn inmiddels
gefuseerd of staan op het punt dat te doen. De rest stemt in toenemende
mate zijn activiteiten af op tehuizen in de omgeving. Omdat niet alle
operaties even vloeiend verlopen, spreken ingewijden wel van de nodige
"fruzies".
De fusie van RIAGG Zeeland, gevestigd in Middelburg, vorig jaar januari
met onder meer het provinciale psychiatrische ziekenhuis is een
schoolvoorbeeld. Het is even wennen, erkent directeur Volwassenzorg P.
Rijnders, maar de patiënten zijn er beter aan toe. ,,Als een
huisarts iemand naar de RIAGG doorstuurde, wist hij niet waar die
terechtkwam. Ze noemden de ambulante zorg een zwart gat. Werd de
cliënt doorverwezen naar een psychiatrisch ziekenhuis, dan moest
hij opnieuw een intake ondergaan en afhankelijk van het toeval
hoorde huisarts of therapeut hoe het hun patiënt verder verging. Nu
geeft de voordeur van de ambulante afdeling zo nodig ook toegang tot een
bed op de afdeling langdurige zorg.''
Maar ook bij Emergis, zoals het nieuwe centrum in Kloetinge (Zuid
Beveland) heet, woedt een bloedgroepenstrijd. De betrekkelijk autonome
psychotherapeuten en psychiaters van de RIAGG kunnen zich maar moeilijk
vinden in de hiërarchische structuur van het ziekenhuis, terwijl de
werknemers van de kliniek moeite hebben met de informele werkverhouding.
Volgens Rijnders zijn de hulpverleners nog te zeer gehecht aan hun eigen
behandelplan. ,,Bij de RIAGG had iedere therapeut zijn eigen visie,
gebaseerd op die van zijn of haar leermeester. Als een depressieve
cliënt in eerste instantie een farmacotherapeutische behandeling
kreeg, was de kans aanwezig dat hij later op een andere afdeling aan een
psychoanalyse werd onderworpen. Door de fusie is er meer eenheid gekomen
in de behandelingen.''
Het aantal aanmeldingen in Zeeland is de afgelopen zes jaar met twintig
procent toegenomen, het budget wordt sinds 1996 jaarlijks met een paar
procent gekort, terwijl het aantal personeelsleden gelijk blijft. Om
zijn rendement te kunnen halen, besloot Rijnders vier jaar geleden de
ultrakorte therapie te introduceren. Op die manier zouden meer
hulpbehoevenden in kortere tijd geholpen zijn. Effectief, goedkoop en
een oplossing voor de wachtlijst. Inmiddels kan bijna dertig procent van
de aangemelde cliënten na vijf zittingen zijn dagelijks leven weer
aan. Het aantal afhakers is net als het aantal klagers verwaarloosbaar.
De Borselse accountant Jeroen van der Burg (34) beschouwt zich als een
van de eerste ultrakorte successen. Vorig jaar juni kreeg hij last van
wat hij noemt "een oude dwangneurose'. Als klein jongetje werd hij,
wanneer zijn vader voor zaken op reis was, verantwoordelijk gesteld voor
het afsluiten van de voordeur. 's Nachts ging hij wel vijf keer uit bed
om te kijken of de deur inderdaad goed op slot zat. Van zijn zevende tot
zijn veertiende had hij last van nachtelijke controles, totdat zijn vader
een baan in de buurt kreeg en niet meer op reis hoefde. Toen de
dwangmatige overcontrole weer de kop opstak, meldde Van der Burg zich
bij de RIAGG waar hij na zes weken wachten en vier doelgerichte
gesprekken van zijn probleem was verlost.
In de kortdurende therapie is de hulpverlener geen therapeut meer, maar
een coach. Er wordt snel, gestructureerd en op een voor de
cliënt begrijpelijke manier geduid. Vervolgens wordt er een
actieplan gemaakt dat gedurende de bijeenkomsten wordt bijgesteld en
uitgebreid. Hoewel de hulpverleners niet onmiddellijk enthousiast
reageerden, moeten ze bekennen dat ze door "kort" te doen, ook in hun
langdurige therapieën gestructureerder te werk gaan.
RIAGG-directeur Rijnders: ,,In plaats van: "u mag het zeggen, het is uw
uur", zegt de therapeut nu: "zó gaan we het doen'. Soms indiceren
we kort omdat langdurend uitsluitend leidt tot afhankelijkheid en niet
tot verandering. We zijn geen betaalde vriend.''
Of de kortdurende therapie mensen echt beter maakt, weet Rijnders niet.
,,We maken ze wat weerbaarder tegen gebeurtenissen die tot een symptoom
kunnen leiden. In tegenstelling tot de klassieke psychotherapie
veranderen we niet de persoonlijkheid van de cliënt, we leren hem
zijn persoonlijk disfunctioneren beter te hanteren.''
Uit een tevredenheidsonderzoek van de RIAGG Stad Utrecht bleek een aantal
jaren geleden dat cliënten vonden dat ze te langdurige
therapieën moesten ondergaan. Directeur behandelzaken R. Vernimmen:
,,Ze bleken na vijf gesprekken tevreden naar huis te gaan, terwijl de
therapeut meer sessies had gepland.'' De RIAGG besloot een therapie van
vijf zittingen aan te bieden, waarvan nu zo'n 20 procent van de
aanmelders gebruikmaakt. De wachtlijst voor de acute en sociale
psychiatrie is door de maatregel verkort. Algemeen directeur H.
Heijs: ,,Er is een grens aan de bezuinigingsmaatregelen. Je kunt een
zestig minuten durend muziekstuk van Tsjaikovski misschien in vijftig
minuten spelen, maar niet veel sneller. Zo is het ook met
therapieën: je kunt ze verkorten, maar het houdt een keer op.''
De namen van Nienke Smit en Jeroen van der Burg zijn gefingeerd.
|
NRC Webpagina's
10 april 1997
|
Bovenkant pagina |