NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





RECHTSHERSTEL
PORTRETTEN
BUITENLAND
ZIGEUNERS
JODEN
DWANGARBEIDERS
INDISCHE GEMEENSCHAP
ONROEREND GOED
ROOFKUNST
CLAIMS
NA DE OORLOG
COMMISSIES
AFSPRAKEN
MELDPUNTEN
INTERNET



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel


Terugkeer van Nederlandse dwangarbeiders uit Duitsland
Foto: Spaarnestad Fotoarchief
Dwangarbeiders
Rijkscommissaris Seyss-Inquart vaardigde op 28 februari 1941 een verordening uit die de verplichte tewerkstelling van jonge mannen in nazi-Duitsland en bezet gebied regelde. De werving van dwangarbeiders verliep in het begin via de arbeidsbureaus. Werklozen werden geronseld en op straffe van intrekken van de steunuitkering verplicht in Duitsland te werken. Naarmate de oorlog vorderde, groeide de behoefte aan werkkrachten in Duitsland. Gauleiter Fritz Sauckel van Thüringen, die de Arbeitseinsatz ter hand nam, greep naar steeds gewelddadiger wervingsmethoden. Bedrijven werden systematisch uitgekamd om bruikbare werkkrachten op te sporen. De lichting jonge mannen, geboren tussen 1921 en 1924, werd in één klap opgeroepen, studenten die weigerden de loyaliteitsverklaring aan Duitsland te ondertekenen, wachtte een zelfde lot en toen ook dit onvoldoende bleek, volgden in de laatste oorlogsjaren razzia's en klopjachten. Tussen 1939 en 1945 zijn meer dan tien miljoen dwangarbeiders tewerkgesteld in Duitsland en in door Duitsers bezet gebied, onder wie 631.000 Nederlanders. Dertigduizend Nederlandse dwangarbeiders lieten het leven. Velen kwamen om in de zogenoemde Arbeitserziehungslager, die berucht waren vanwege de erbarmelijke levensomstandigheden. Ook mensen uit concentratiekampen werden tot werken gedwongen in de oorlogsindustrie. Ook nieuwe takken van industrie, zoals Volkswagen, konden groeien door de massale inzet van dwangarbeiders.

'We werden met de nek aangekeken'

De criteria voor een schadeloosstelling uit het Duitse fonds voor dwangarbeiders zijn zo streng dat maar weinigen een uitkering zullen ontvangen.

Chris van de Wetering

'Waarom ben je niet ondergedoken', kregen de Nederlanders die tijdens de oorlog in Duitsland te werk waren gesteld, bij terugkeer te horen. Het onthaal van de dwangarbeiders was weinig warm. A. den Hartog, voormalig voorzitter van de Vereniging Dwangarbeiders Nederland (VDN), ervoer het aldus: ,,We werden met de nek aangekeken; wij hadden voor de vijand gewerkt. Alsof we een keuze hadden.''

De tien miljard Duitse mark uit het in december ingestelde fonds 'Erinnerung, Verantwortung und Zukunft' kan Den Hartogs gevoel van miskenning niet wegnemen. ,,Ik wacht op een schadeloosstelling door de Nederlandse overheid.''

Ook de Stichting Burger-Oorlogsgetroffenen (SBO), de met overheidssteun gefinancierde opvolger van de VDN, is 'teleurgesteld'. Volgens Rita Sloot van de SBO zijn de criteria zo streng dat veel Nederlandse dwangarbeiders niet in aanmerking komen voor een uitkering uit het Duitse fonds.

De schadevergoeding van naar schatting vijf- tot vijftienduizend mark is voorbehouden aan de mensen die vanuit de concentratiekampen en getto's te werk werden gesteld en aan dwangarbeiders die onder vergelijkbare levensomstandigheden in Duits of bezet gebied moesten werken. Hoeveel Nederlandse dwangarbeiders aan de criteria voldoen, kan de SBO niet zeggen. Maar de verwachting is dat een groot deel van de 20.000 dwangarbeiders die zich bij de organisatie hebben gemeld, niets zal ontvangen.

Sloot had liever gezien dat álle dwangarbeiders - nog 113.000 van de 600.000 voormalige Nederlandse dwangarbeiders zijn in leven - een schadeloosstelling zouden ontvangen. De SBO wil de Nederlandse overheid vragen de groep die niets zal ontvangen alsnog te compenseren.

Den Hartog vindt een dergelijke bijdrage terecht, omdat volgens hem de Nederlandse autoriteiten de Duitsers hebben geholpen bij het ronselen van dwangarbeiders. ,,Ze waren zo bereidwillig dat het Duitse bedrijf Kügelfischer in Schweinfort, waar ik moest werken, nog geen huisvesting had, toen ik arriveerde. 'U bent te vroeg', werd mij gezegd.'' Den Hartog beijverde zich jarenlang voor erkenning van de Nederlandse dwangarbeider. De erkenning kwam - een monument in het Verzetsmuseum Overloon - een schadeloosstelling niet.

De aandacht voor de dwangarbeiders kwam pas met de zogenoemde Amerikaanse class suits tegen Duitse bedrijven, observeert Sloot. ,,De dreiging van enorme claims en de aankondiging van een economische boycot van Duitse bedrijven kwamen het tempo van de onderhandelingen ten goede. Het zijn uiteindelijk economische overwegingen die de doorslag hebben gegeven voor de instelling van een fonds.''

De Groningse emeritus-hoogleraar Ernst Kossmann zal zich niet melden voor een uitkering, hoewel hij die anderen van harte gunt. ,,Wij zijn welvarende mensen in een bespottelijk rijk land, moeten wij geld gaan vragen aan Duitse bedrijven? Voor Oost-Europa ligt het anders. Daar kunnen de mensen misschien slecht rondkomen. Overigens komt het geld toch veel te laat. De meesten van ons zijn tegen de tachtig of ouder.''

Kossmann heeft enig recht van spreken. Hij werd vanuit het concentratiekamp in Vught naar Duitsland gedeporteerd om er te werken. Van dwangarbeid spreekt hij liever niet. ,,Een dwangarbeider is iemand die gevangen zit en als straf moet werken. Wij werden wel gedwongen te werken, maar niet voor straf en we waren ook geen gevangenen. In vergelijking met de mensen uit de kampen en diegenen die voor straf naar de Arbeitserziehungslager moesten, hadden we het niet zo slecht.''

NRC Webpagina's
5 MEI 2000


   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MEI 2000