|
|
Dood en verderf gemeten in kolommen
Door BAS HEIJNE
Hun omstandigheden zijn mensonwaardig, luidt meestal de boodschap van zulke films, maar deze mannen en vrouwen zelf tonen zich temidden van alle dagelijkse verschrikkingen menselijk bij uitstek — in hun lijden, hun hoop en verlangen. Megacities, een documentaire van de Oostenrijker Michael Glawogger, laat die verwachting behendig achter zich. De film gaat over mensen in de grote wereldsteden – New York, Moskou, Mexico City, Bombay – die stuk voor stuk aan de rand van de afgrond hangen en op alle mogelijke manieren proberen te overleven. Glawogger verdiept zich niet al te veel in hun individuele besognes; de verkoper van bouillon met kippenpoten in Bombay, de middelbare moeder van drie kinderen in Mexico die avond aan avond danst in een sekstheater en de oplichters in de straten van New York en talloze anderen, worden in Megacities op een zwierige manier naast elkaar gezet in een stijl van filmen die veel weg heeft van een choreografie. Dat daar veel manipulatie aan te pas is gekomen, wordt gaandeweg duidelijk; de camera in deze documentaire wil geen stille getuige zijn, de meeste mensen acteren hun eigen bestaan voor de regisseur. Niet eerder zag ik een documentaire over de donkerste zelfkant die zo onbeschaamd gekunsteld is. Ook in Glawoggers film is onverbeterlijke levensdrang tegen alle ellende in een belangrijk thema, maar hij durft er een groot vraagteken bij te zetten. Wanneer je ieder uur van de dag bezig bent met overleven, heeft je bestaan dan nog wel zin? Is het leven voor zoveel mensen niet gewoon hopeloos? In zijn beste momenten brengt Megacities die onderliggende vertwijfeling over bij de kijker, maar het vormbewustzijn van de de maker leidt regelmatig tot ijdel vertoon – vooral aan het einde wanneer hij de onmogelijkheid van het leven in de grote stad laat samenvatten in kalenderwijsheden. Je hebt dan inmiddels een ongemakkelijk gevoel over al die ellendigen die even voor de camera mochten verschijnen en nu weer zijn overgelaten aan hun onvoorstelbare harde lot. Een dergelijk vampirisme kenmerkt de misdaadjournalisten op de redactie van de Cronica, die de hoofdrol spelen in Tinta Roja van de Argentijnen Carmen Guarini en Marcelo Céspedes. Zij voeden zich met moord en doodslag in de straten van Buenos Aires, het liefst zo bloederig mogelijk. Wanneer een bestuurder zijn auto total-loss rijdt, wordt door de toegesnelde journalisten met spijt vastgesteld dat er geen doden gevallen zijn. De film blijft helaas hangen in zijn algemene gegeven, het thema is na tien minuten duidelijk, maar mooi is het beeld dat de makers geven van de steriele redactieruimte waarin alle gruwelen van de straat rondzweven als woorden zonder betekenis. Dood en verderf worden daar gemeten in regels en kolommen, het aantal lijken is niets anders dan een abstract getal om het melodrama van het dagelijkse nieuws een vorm te geven. De journalisten proberen hun schuldgevoelens weg te werken door zichzelf met de gebruikelijke argumenten te rechtvaardigen – het zijn onze lezers die slecht zijn, wij geven ze alleen wat ze willen. Ook de koboldachtige vrouw, weer een andere journaliste, die ‘s ochtends routineus de mortuaria van de stad afbelt om te vragen of er nog iets voor haar bijzit, verliest zich in theorietjes over hoe haar krant zijn lezers bestaansrecht geeft in een land waarin zoveel mensen spoorloos verdwenen zijn. Dat is onzin, de mensen die haar persoonlijk op de redactie hun verhalen van misbruik en mishandeling komen vertellen, verdwijnen juist in haar krant – ze zijn kolommenvoer. Dat weet ze zelf ook, kijk maar naar haar gezicht en je ziet de vertwijfeling.
Megacities: wo 2 nov. City 3, 20.15u, vr 4 en za 5 nov. Cinemariënburg Nijmegen. |
NRC Webpagina's
30 november 1998
|
Bovenkant pagina |