Overzicht eerdere afleveringen
BELASTING
RECHTVAARDIGHEID
VOOR DE RECHTER
BILJETTEN
INLICHTINGEN
GRAFIEK
UW BELASTINGGELD
|
Rechtvaardigheid telt niet langer
De sterkste schouders hoeven voor de fiscus niet langer de zwaarste
lasten te dragen. Nederland keert terug naar de 18de eeuw: accijns op
zout in plaats van vermogen.
Door Cees Banning en Aertjan Grotenhuis
DE SFEER VAN het fin de siècle zet politici en fiscalisten
aan tot bezinning over een aanpassing van het Nederlandse
belastingstelsel. Het fiscaal systeem is getekend door een lange
geschiedenis. Economische omstandigheden, politieke voorkeuren,
opvattingen van ambtenaren, de macht van lobby- en pressiegroepen
hebben tot een complex systeem van wetgeving geleid. Bij een aanpassing
van het stelsel was hét ijkpunt tot nu toe altijd
rechtvaardigheid of eenvoud. Dat ligt nu anders. Internationale
ontwikkelingen dicteren een verandering, waarbij niet meer de sterkste
schouders de zwaarste lasten zullen dragen.
In de loop der tijd heeft de overheid via een ingenieus belastingsysteem
greep gekregen op de samenleving. Eind vorige eeuw formuleerde de
Duitse politieke econoom Adolf Wag ner de Wet van de Uitdijende
Overheidsbemoeienis. Hoe rijker een land, hoe groter de behoefte aan
diensten van de overheid. Wagners stelling gaat zeker op voor de
naoorlogse ontwikkeling in Nederland. In een periode van ongekende
economische groei ging de overheid zich steeds intensiever bemoeien met
economie en samenleving. De publieke uitgaven stegen sterk. De
economische groei was niet voldoende om de groei van de uitgaven te
bekostigen; de belastingtarieven en de premies voor de sociale
verzekeringen werden fors verhoogd.
Belastingen en premies worden geheven om de uitgaven van de overheid te
financieren. Dat moet op een eerlijke manier gebeuren. Iedereen draagt
zijn steentje bij, maar wie het relatief goed heeft, moet meer belasting
afdragen. Zo luidt het ooit oprecht nageraquo; streefde
draagkrachtbeginsel, dat heden ten dage weinig meer voorstelt.
Twee ontwikkelingen spelen een belangrijke rol in het verval van dit
draagkrachtbeginsel ("de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten
dragen"). In de eerste plaats heeft de overheid de belastingheffing
ontdekt als instrument om zieltogende bedrijven (Philips, Fokker) te
redden of maatschappelijke ontwikkelingen bij te sturen. Als er meer
gespaard moet worden, komt er een spaarloonregeling. Voor het milieu
worden milieu-investeringen gestimuleerd door een premieregeling.
Werkgevers die langdurig werklozen in dienst nemen, krijgen een korting
op hun aanslag. Door rampspoed getroffen agrariërs kunnen
gebruikmaken van gunstige fiscale afschrijvingsregelingen. Dit alles
staat ten dienste van het "algemeen maatschappelijk belang", maar het
holt de innerlijke consistentie van het belastingsysteem uit en trekt
een zware wissel op de rechtvaardigheid van het stelsel.
Maar nog sterker staat het Nederlandse stelsel onder invloed van
internationale ontwikkelingen. Belastingsystemen concurreren met elkaar.
Bedrijven laten steeds vaker fiscale overwegingen meetellen bij het
kiezen van een vestigingsplaats. Miljonairs laten hun kapitaal
moeiteloos over de aardbol rollen op zoek naar een fiscaal-vriendelijke
rustplaats en aarzelen zelfs niet over de grens te trekken op gezag van
hun belastingadviseur. Voor hoog gekwalificeerde buitenlandse managers
wordt de fiscale rode loper uitgerold met hoge vaste aftrekposten. De
belastingen worden maar voor een deel betaald door degenen die ze
eigenlijk zouden moeten opbrengen.
Alle Westerse landen storten zich in deze concurrentiestrijd. Ze leggen
ie dereen die het maar horen wil uit hoe heilloos het is dat landen
elkaar fiscaal willen aftroeven, maar dat de agressieve opstelling van
andere staten hen dwingt aan de concurrentiestrijd mee te doen.
De meest directe vorm van onderlinge concurrentie gaat via de tarieven.
In 1990 was daar een mooi voorbeeld van te zien. Toen lag er een
prachtig voorstel voor belastingvereenvoudiging bij de Tweede Kamer. Onderwijl kwamen de
Britse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan met forse
tariefverlagingen. Nederland moest wel volgen en de Tweede Ka» mer
klutste complexe compenserende bezuinigingsmaatregelen door de
vereenvoudiging heen. Daardoor leidde de zogenoemde Oort-vereenvoudiging
tot een wet die ingewikkelder was dan ooit tevoren. Veel van dat
haastwerk heeft de Hoge Raad inmiddels als ondermaatse wetgeving
terzijde geschoven; andere maatregelen heeft de wetgever zelf wegens
onwerkbaarheid weer ingetrokken.
Vereenvoudiging is geen politiek ideaal meer. Den Haag zit met andere
zorgen, waaronder de revolte der vermogenden. Die hebben moeite met
belastingheffing over de opbrengst van hun spaargeld, van hun
effectenportefeuille, dan wel over de verkoopwinst van het eigen bedrijf
of over de waarde van hun vermogen. De kruimelaars brengen hun geld
onder in Luxemburg; voor grote jongens is de wereld het speelterrein.
Als het geld maar buiten het zicht van de fiscus blijft. Ook dat is geen
typisch Nederlands probleem. De helft van het particulier vermogen van de
wereldburgers is neergedaald in belastingparadijzen als de Bahama's, de
Nederlandse Antillen en Jersey. Om nog enigszins greep op dat geld te
krijgen, verlaten de diverse overheden de illusie dat ze vermogens en
de inkomsten daaruit (rente en dividend) net zo zwaar kunnen belasten
als arbeidsinkomsten of bedrijfswinsten.
In Nederland heeft de staatssecretaris van Financiën, Vermeend,
hieruit consequentie getrokken door de financieringsmaatschappijen van
grote multinationals vanuit de belastingparadijzen naar Nederland terug
te lokken met een tarief dat in de praktijk beneden de 10 procent ligt.
Aandeelhouders van kleinere bedrijven betalen over ontvangen dividenden
niet langer het tot 60 procent oplopende normale tarief, maar een
bijzonder tarief van slechts 25 procent. Dividenden van bijvoorbeeld
beursfondsen blijven wel gewoon belast. Voorlopig, want het zit er dik
in dat nog het een en ander nodig is om de uittocht van vermogens te
voorkomen.
Dat zal gebeuren bij de algemene belastingherziening die Vermeend
voorbereidt - ambitieus aangekondigd als "het belastingstelsel voor de
21ste eeuw". De vermogensbelasting zal waarschijnlijk scherp naar
beneden gaan en ook zal het toptarief van 60 procent in de loon- en
inkomstenbelasting worden verlaagd. Het zijn fiscale "douceurtjes" van de
Nederlandse overheid, afgedwongen door het buitenland. Duitsland kent
bijvoorbeeld geen vermogensbelasting en het toptarief wordt er verlaagd
van 53 naar 39 procent.
De maatregelen die het gevolg zijn van de toenemende mobiliteit van
kapitaal en arbeid slaan intussen een bres in de belastinginkomsten. In
een logische reactie daarop komen er belastingverhogingen op terreinen
waar de burger niet aan de greep van de fiscus kan ontsnappen. Dat zijn
bijvoorbeeld de BTW op consumpties, de belastingen op de woning en de
heffingen op autoverkeer. In de 21ste eeuw grijpt Nederland terug naar
het belastingsysteem van de 18de eeuw: zoutaccijns en het deuren- en
venstergeld. Een moderne belasting als de eco-tax komt niet van de grond
omdat het concurrerende buitenland de Nederlandse fiscale wetgeving
dicteert.
De verhoging van de BTW (omzetbelasting) is een Europese trend. In de
strijd tegen de werkloosheid wil Europees Commissaris Mario Monti
(belastingzaken) de belasting op arbeid verlagen en de indirecte
belastingen (zoals ook accijnzen) verhogen.
De ongelimiteerde aftrek van hypotheekrente in Nederland is op Europees
niveau een unicum. Die zal, op termijn, dus vrijwel zeker sneuvelen.
Benzine vormt een onontkoombare belastingbron mits de Europese landen
het kunnen opbrengen elkaar daarbij niet de loef af te steken.
Al doende raakt Nederland wel ver verwijderd van de gedachte dat de
belastingheffing rechtvaardig moet zijn. Dat niemand daarover valt,
heeft waarschijnlijk veel te maken met het afscheid van de gedachte van
de maakbare samenleving en het ideaal van de nivellering. De VVD
overweegt voor de verkiezingscampagne van komend jaar een zogenoemde
flat-tax in stelling te brengen. De andere politieke partijen
vinden deze regeling, met één tarief in de loon- en
inkomstenbelasting, voorlopig nog een brug te ver.
In de fiscale praktijk blijkt het moeilijk realiseerbaar de menselijke
gelijkwaardigheid tot uiting te laten komen in hoge tarieven voor de
rijksten. Het valt ook niet mee rechtvaardigheid te doseren via een
netwerk van ondoorgrondelijke aftrekposten. De overheid heeft eigenlijk
alleen maar een gedweeë grote massa nodig die op een simpele,
geautomatiseerde wijze een heleboel geld afdraagt.
Binnen die groep moet men de overtuiging hebben dat ieder lid zijn
steentje bijdraagt. Dat kan de Belastingdienst via een
efficiënte fraudebestrijding inmiddels redelijk garanderen. Onder
die voorwaarde kan de belastingbetaler leven met het feit dat er
buitenbeentjes zijn die zich aan belastingheffing onttrekken. Zo worden
fiscale enclaves in woonwagenkampen, belastingparadijzen voor
topsporters en douceurtjes voor multinationals moeiteloos
geaccepteerd.
De PvdA'er Vermeend is een geroutineerd politicus die dit spel tot in de
puntjes beheerst. Het grotere bedrijfsleven heeft op Financiën een
entree als nooit te voren. In dank en gepast stilzwijgen neemt het van
de staatssecretaris de ene tegemoetkoming na de andere in ontvangst.
Kritiek daarop komt niet van de sociaal-democratische achterban van
Vermeend, maar van Duitse bewindslieden die signaleren dat hun
bedrijfsleven oneerlijke concurrentie van Vermeends welwillendheid
ondervindt.
De mate waarin de Nederlander zijn belastingdienst waardeert, geeft
Vermeend de kans bij de volgende kabinetsformatie de volksverzekeringen
tot onderdeel van de belastingheffing te maken. Onder fiscale
schriftgeleerden bestaat een twist of de sociale premies tot de
belastingen moeten worden gerekend. "Verzekeringsideologen" wijzen erop
dat verzekerden aan premiebetaling bepaalde rechten kunnen ontlenen. Er
is sprake van een rechtstreekse tegenprestatie; een kenmerk van
belastingen is dat die relatie ontbreekt. Maar aan de winnende hand
zijn de "belastingpragmatici". Zij vinden het onderscheid tussen premies
en belastingen kunstmatig. Sociale premies zijn belastingen waar een
ander etiket op is geplakt.
Het opheffen van het verschil tussen sociale premies en belastingen is
waarschijnlijk een van de laatste autonome fundamentele fiscale
beslissingen die Nederland kan nemen. In het Europa zonder grenzen zijn
de vergaande verfijningen van het Nederlandse fiscaal stelsel niet meer
mogelijk. Voor de techniek van de belastingheffing betekent dat een stap
van enkele eeuwen terug: pakken wat je pakken kunt. Een accijns op zout
in plaats van vermogen.
|
NRC Webpagina's
27 FEBRUARI 1997
|