De verkwisting van een bodemschat
Door FLIP DE KAM
Niet nederwiet, maar
aardgas werd de afgelopen dertig jaar het in ons land meest gebruikte
roesmiddel. Na de ontdekking van het reusachtige veld bij Slochteren
volgt de voortvarende aanleg van een indrukwekkend buizennet om het gas
vanuit Groningen naar verbruikers in binnen- en buitenland te kunnen
transporteren. In de tweede helft van de jaren zestig begint het
vluchtige goud aan een onweerstaanbare opmars. Gezinnen raken
verslingerd aan het gebruiksgemak van gasverwarming. Als gevolg van de
inzakkende vraag naar eierkolen en "nootjes vijf' verdwijnt de kolenboer
rap uit het straatbeeld.
Nogal wat studenten en half-intellectuelen verkeren in 1968 in de ban van
de Parijse meirevolte en ageren voor verandering. Bij de nationale
energievoorziening heeft eveneens een revolutie plaats. De Nederlandse
kolenproduktie daalt in de tweede helft van de jaren zestig met meer dan
een miljoen ton per jaar. In de Mijnnota kondigt het kabinet aan
dat de Limburgse mijnen binnen vijf tot zes jaar definitief zullen
sluiten. Een belangrijke aanleiding voor de mijnsluitingen is dat
behalve de gezinnen ook het vaderlandse bedrijfsleven op grote schaal op
aardgas overschakelt.
De net ontdekte bodemrijkdom lijkt landelijke beleidsmakers naar het
hoofd te stijgen. Zij doen het kostbare, milieuvriendelijke aardgas soms
in de uitverkoop. Het wordt bijvoorbeeld voor een appel en een ei
verkocht aan tuinders, die hierdoor een oneigenlijk concurrentievoordeel
krijgen ten opzichte van hun collega's in landen waar de warme zon
druiven, tomaten en paprika's vrijwel voor niets doet groeien. De
gemakkelijke beschikbaarheid van aardgas tegen in verhouding lage
prijzen werkt in de hand dat de economische bedrijvigheid in Nederland
steeds energie-intensiever wordt.
Ook het buitenland profiteert van onze gasbonanza. De Gasunie sluit met
distributiebedrijven in België, Frankrijk en Duitsland grote
contracten. Soms wordt de prijs op politieke gronden bepaald, zoals bij
het beruchte contract met Italië. Omdat deze bondgenoot heeft
gedreigd anders zijn heil in de vijandige Sovjet-Unie te zoeken,
verkopen wij ons gas op aandrang van de NAVO-bondgenoten tegen luttele
centen per kubieke meter. Nederland voert de afzetinspanningen op, omdat
sommige deskundigen voorspellen dat spotgoedkoop atoomenergie al binnen
enkele decennia fossiele energiedragers als kolen en gas van de markt
zal drukken. De afzetprijs wordt dus zo vastgesteld dat ons aardgas
aantrekkelijk is ten opzichte van het meest in aanmerking komende
alternatief, te weten ruwe aardolie.
Het gasveld in Slochteren is in 1959 ontdekt door de Nederlandse Aardolie
Maatschappij (de NAM), een joint venture van Shell en Esso. Van
meet af aan staat het voor veel politici vast dat beide multinationals
niet kunnen volstaan met het betalen van (destijds) 48 procent
vennootschapsbelasting over de miljardenwinsten die zij met de
exploitatie van het Slochterenveld behalen. Na lang onderhandelen komt
uiteindelijk een regeling tot stand, die inhoudt dat de staat 70 procent
van de totale gaswinst krijgt.
De stroom gasguldens richting schatkist explodeert in het midden van de
jaren zeventig, dankzij de verviervoudiging van de olieprijs na de
eerste oliecrisis in 1973. De uitkomst van heronderhandelingen met
buitenlandse afnemers is dat de gasprijs in het vervolg veel directer
zal worden gekoppeld aan het beloop van de olieprijs (in dollars).
Verder bedingt het rijk van de NAM een nog groter aandeel in de extra
gasopbrengsten.
Wanneer de miljardenstroom eenmaal goed op gang komt, raken politici in
Den Haag zwaar aan het aardgas verslaafd. Al in 1975 dekt het
staatsaandeel in de gaswinst bijna tien procent van alle rijksuitgaven.
Het kabinet-Den Uyl koestert ambitieuze plannen om de samenleving met
behulp van veel overheidsinterventies en subsidies te verbouwen. Als
vrucht van de ontzuiling en normvervaging van de jaren zestig en
zeventig stellen groepen uit de bevolking de legitimiteit van de
bestaande politieke en sociaal-economische verhoudingen ter discussie.
Angsthazige bestuurders reageren hierop met maatregelen die beogen de
maatschappelijke onrust af te kopen. Niet alleen de studenten worden
gepaaid, met de kort geleden ingetrokken Wet universitaire
bestuurshervorming, maar ook huurders en gebruikers van gezondheidszorg
en culturele voorzieningen worden verwend met hogere subsidies en een
ruimer voorzieningenaanbod.
Als resultaat van dit alles vliegen onder het bewind van het kabinet-Den
Uyl de collectieve uitgaven omhoog, van 48 naar 55 procent van het
nationale inkomen. De groeiende aardgasinkomsten voor de schatkist
vergemakkelijken uiteraard de expansie van de collectieve sector. Maar
ook het belasting- en premiepeil stijgt. Bovendien neemt het tekort op
de begroting toe.
Nadat CDA en VVD in 1977 het roer van Den Uyl
cum suis hebben overgenomen, schiet de uitgavenquote onder het
kabinet-Van Agt/Wiegel omhoog tot een nimmer vertoond niveau. Tegen 1983
loopt liefst tweederde van het nationale inkomen door de kassen van de
overheid en de sociale fondsen. De sterke stijging van het aantal
uitkeringsontvangers vormt veruit de voornaamste verklaring voor de
spectaculaire uitgavengroei.
Met stilzwijgende instemming van landelijke politici neemt het
oneigenlijk gebruik van de in 1967 ingevoerde WAO een hoge vlucht. Nu
nog altijd vertoont de arbeidsongeschiktheidskaart van Nederland een
donkere vlek in Zuid-Limburg. De mijnsluitingen hebben daar
vijftigduizend arbeidsplaatsen gekost. Veel verborgen werklozen komen in
de WAO terecht.
Aangetaste winsten en uitgeholde vermogensposities nopen het Nederlandse
bedrijfsleven tegen het einde van de jaren zeventig tot een ingrijpende
herstructurering. Vele honderdduizenden verliezen hun baan. Behalve de
verborgen werkloosheid in de WAO neemt nu ook de openlijke werkloosheid
sterk toe. Ten slotte groeit het aantal ouderen jaar in jaar uit in tal
en last, al trekt de geleidelijke vergrijzing van de bevolking nog
weinig de aandacht.
Al met al komen er in de jaren zeventig een miljoen uitkeringsontvangers
bij: arbeidsongeschiktverklaarden, werklozen en AOW'ers. In de
daaropvolgende vijftien jaar groeit het leger economisch inactieven met
nog eens ruim een miljoen personen aan. Zolang het niet lukt de groei
van het aantal inactieven te stuiten, kunnen de sociale uitgaven alleen
worden beheerst door de uitkeringen te verlagen. Het zal tot 1983 duren,
voordat de geesten hiervoor voldoende rijp zijn.
Het keerpunt komt onder het eerste en het tweede kabinet-Lubbers
(1982-1989). Aanvankelijk stromen de aardgasbaten ruimer dan ooit.
Jaarlijks brengen zij inmiddels 15 tot 20 miljard gulden op, met 1985
als absolute uitschieter (24,5 miljard). Premier Lubbers en zijn
minister van Financiën, Ruding, proberen weerstand te bieden aan de
verleiding het gasgeld te gebruiken voor extra uitgaven. Tussen 1982 en
1990 weten zij met instemming van de andere collega's in het kabinet het
uitgavenpeil terug te dringen van 67 tot 59 procent van het nationale
inkomen. In 1987 en 1988 blijkt hoe verstandig het gevoerde beleid is
geweest. Binnen twee jaar keldert het staatsaandeel in de gaswinst van 23
miljard tot slechts 7 miljard gulden, doordat de olieprijzen instorten en
de dollarkoers in een duikvlucht terechtkomt. Door extra ombuigingen en
een tijdelijke belastingverhoging weet het kabinet het begrotingstekort
desondanks min of meer beheersbaar te houden.
Vanaf 1989 regeert de PvdA weer mee. De sociaal-democraten zijn tot
inkeer gekomen: op uitbreiding van de collectieve sector rust een taboe.
Zij werken er constructief aan mee de collectieve uitgaven verder te
laten zakken van 59 tot 53 procent van het nationale inkomen in 1997.
Bezuinigingen op de collectieve uitgaven maakten het de afgelopen
dertien jaar mogelijk het volledig uit de hand gelopen begrotingstekort
weer onder controle te krijgen en zij schiepen ruimte voor een
bescheiden verlaging van belastingen en sociale premies.
De aardgasmiljarden voor de schatkist hebben niet verhinderd dat het
tekort in 1983 was opgelopen tot negen procent van het nationale
inkomen. Om een gat in zijn begroting te dekken, moet de minister van
Financiën geld lenen. Doordat de overheid jaar na jaar geld
tekortkwam, is de totale uitstaande staatsschuld vernegenvoudigd van 47
miljard gulden in 1970 tot 420 miljard gulden in 1996. Ook het nationale
inkomen groeide, zowel doordat de produktie toenam als door de
geldontwaarding. Uitgedrukt in een aandeel van het nationaal inkomen is
de staatsschuld sinds 1970 verdrievoudigd, tot 64 procent. Samen met de
schuld van gemeenten en provincies komt de schuld van de totale overheid
zelfs op 79 procent van het nationale inkomen. Alleen op dit punt
voldoet ons land niet aan de (in totaal vijf) eisen om in 1999 te kunnen
toetreden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU ).
In de periode 1966-1996 ontving de Nederlandse staat in totaal 260
miljard aan gaswinsten door een belangrijk deel van onze eindige
gasvoorraden te verkopen. Bedwelmd door rijkelijk vloeiende gasbaten
sloten veel beleidsmakers tot diep in de jaren tachtig hun ogen voor de
noodzaak de collectieve financiën te saneren. Wanneer na 1982
eindelijk pogingen in het werk worden gesteld tot sanering te komen,
gaat het interen op het nationale vermogen door, omdat het overgrote
deel van de gasbaten nog steeds wordt gebruikt voor salarissen,
subsidies en uitkeringen. De gasmiljarden zijn niet gebruikt om vermogen
te vormen. Integendeel, het belang van de overheidsinvesteringen neemt
in de jaren tachtig verder af.
Wat zich hier wreekt is dat de aardgasbaten
onvoldoende zijn gerelateerd aan de uitputting van de grootste nationale
bodemschat. Door de uit gasverkoop beschikbaar komende middelen te
bestemmen voor consumptieve uitgaven en uitkeringen in plaats van dat
geld te gebruiken voor investeringen of vermindering van de
staatsschuld, is sprake van een nog immer voortgaande nationale
verarming.
Politici kunnen het verband tussen dalend staatsvermogen en de
aardgasopbrengsten niet langer ontkennen, nu de in de Miljoenennota
1997 opgenomen staatsbalans onder de bezittingen voor het eerst ook
de contante waarde van toekomstige aardgaswinsten vermeldt. Deze post
van 67 miljard gulden zal jaarlijks in waarde dalen, naarmate onze
gasbellen slinken.
Stel dat elf opeenvolgende kabinetten de afgelopen dertig jaar de
aardgasbaten niet hadden gebruikt om de collectieve uitgaven voor
consumptie en uitkeringen op te voeren. Dan was er op consumptieve
uitgaven van de overheid en de sociale uitkeringen 260 miljard gulden
minder uitgegegeven, tenzij voor dat doel de belastingen en sociale
premies waren verhoogd. De lange reeks van tekorten en dus de
staatsschuld was in dit geval 260 miljard gulden lager uitgevallen. De
staatsschuldquote was in 1997 geen 64, maar slechts 27 procent van het
nationale inkomen geweest. Ons land was over de gehele linie met vlag en
wimpel geslaagd voor het toelatingsexamen tot de EMU.
De rente-uitgaven op de rijksbegroting zouden dit jaar niet meer dan 13
miljard gulden hebben bedragen, in plaats van de 30 miljard die Zalm nu
aan schuldeisers van de staat moet vergoeden. Het verschil in
rentelasten van 17 miljard gulden zou beschikbaar zijn geweest voor
belastingverlaging of verhoging van bepaalde overheidsuitgaven.
Het kabinet had er verder voor kunnen kiezen in het verleden een deel van
de aardgasbaten in te zetten voor extra investeringen in wegen, tunnels
en natuurgebieden, waarvan komende generaties nog lang profijt zouden
hebben gehad. Het is anders gelopen, omdat het leeuwendeel van de
hiervoor noodzakelijke ombuigingen opnieuw ten koste was gegaan van de
groep uitkeringsontvangers. Tot 1983 was de aanpak van uitkeringen
evenwel onbespreekbaar; ook daarna zijn de inactieven steeds zoveel
mogelijk ontzien.
Van het verleden kunnen we leren. Beter inzicht helpt overigens
onvoldoende om een einde te maken aan het "verjubelen' van onze
gasvoorraden. Zonder voldoende politieke wil om de
overheidsfinanciën zo zorgvuldig mogelijk te beheren, gaat de
verkwisting van het nationaal en staatsvermogen onherroepelijk voort.
Zoals bij elk roesmiddel geldt ook nu: de kater komt later.
Prof.mr. C.A. de Kam is hoogleraar bij de vakgroep economie aan de
Rijksuniversiteit Groningen met als specialisatie
overheidsfinanciën.
|