Toespraak van de minister van Financiën
Regeren is vooruitzien, is de uitdrukking. Een andere uitdrukking leert ons: doe wel en zie niet om. Uitdrukkingen die politici op het lijf zijn geschreven. We presenteren en behandelen dan ook graag een begroting voor een komend jaar: plannen die nog moeten komen, die nog moeten worden uitgevoerd, en waarvoor we nog wat kunnen bijsturen. Plannen die geweest zijn, die al zijn uitgevoerd, en waaraan wij niets meer kunnen veranderen worden vaak als minder interessant gezien. Zo ook de financiële verantwoording van het Rijk en van de afzonderelijke ministeries. Die werden tot nu toe de Kamer in september aangeboden: acht maanden nadat het desbetreffende begrotingsjaar was afgelopen en vlak voor de indiening van de begroting voor het nieuwe jaar. Dit was niet een inspirerend en motiverend moment voor de Kamer met vooruitziende politici.
Op de vraag van de Kamer om de verantwoording over het afgelopen begrotingsjaar eerder en wel in het voorjaar te mogen ontvangen, werd door het kabinet dan ook positief gereageerd. Dat niet alleen, in dit geval krijgt de Kamer zelfs meer dan waarom zij heeft gevraagd, mede dankzij de aanmoedigingen van de commissie-Van Zijl. Het eerder indienen van de verantwoording is namelijk slechts één kant van de medaille. De andere houdt in: verbetering van de kwalitiet en vergroting van de inzichtelijkheid. Het gaat om een versnelling van de procedure, maar ook om een vernieuweing en verdieping van de stukken. Versnelling, vernieuweing en verdieping moeten leiden tot een betere verantwoording: vier V's die de cirkel van de begrotingscyclus rond maken en waarop ik in het vervolg van mijn betoogje terugkom.
De derde woensdag in mei zal voortan het symbool moeten zijn voor het systematisch terugblikken. Het financieel jaarverslag van het Rijk is daarvan de kern, zoals de Miljoenennota de kern van de begroting is. Het is een eer de eerste minister van Financiën te mogen zijn die u dit jaarverslag van het Rijk aanbiedt op deze derde woensdag in mei. Zo wordt het mogelijk de departementale verantwoording en het jaarverslag van het Rijk nog voor het reces te behandelen en om een oordeel te geven over het beleid van het afgelopen begrotingsjaar. U stelt hiermee het kabinet in de gelegenheid om met dit oordeel nog rekening te houden bij de voorbereiding van de begroting voor het volgende jaar, die u op de derde dinsdag in september ontvangt. Zo wordt terugkijken een opstap voor vooruitzien en daarmee een onderdeel van regeren. Deze versnelling met vier maanden is overigens een prestatie van alle departementen tezamen en van de Algemene Rekenkamer, die zich op haar beurt heeft ingespannen om de rapporten bij de jaarverslagen eerder klaar te krijgen.
Zoals gezegd: niet alleen aandacht voor versnellen, maar ook voor vernieuwen en verdiepen of, zo u wilt, voor het verbeteren van stukken. Het gaat dan om een verbetering van de informatiewaarde en de toegankelijkheid van de departementale begrotingsverantwoordingsstukken. Die gaan in de toekomst jaarverslagen heten. Die verbetering is aangekondigd in de Miljoenennota 1999 en later uitgewerkt in de nota Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording. Die is een jaar geleden de Staten-Generaal aangeboden. De structuur, de inhoud en de presentatie van de begroting en de verantwoording worden aangepast. Het jaarverslag eerder indienen is een eerste stap. De volgende stap is het jaarverslag meer inzichtelijk maken: meer beleid, minder techniek en eenvoudiger te lezen. Dat geldt voor de begroting en eveneens voor het jaarverslag. Die twee stukken zijn met elkaar verbonden. Zij vormen als het ware de voor- en achterkant van het begrotingsjaar. In de begroting staat wat wij willen bereiken, wat wij daarvoor gaan doen en wat het mag kosten, bewust in die volgorde. Uitgaan van beleid en doelstellingen in plaats van het vooropstellen van het geld. Meer aandacht wordt besteed aan de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven. Veel sterker dan voorheen worden in begroting en verantwoording het beleid, de prestaties en de middelen in hun onderlinge relatie gepresenteerd. Uit het jaarverslag moet vervolgens blijken of de ambities uit de begroting zijn waargemaakt. Dat kan alleen wanneer begroting en jaarverslag op dezelfde leest zijn geschoeid, beide inzichtelijk en toegankelijk zijn en op elkaar aansluiten. Vorige week heeft u de voorgangsrapportage VBTB en de in nieuwe stijl herschreven begrotingen 2000 ontvangen, de voorbeeldbegrotingen. Daarmee is een belangrijke impuls gegeven aan meer beleidsmatige en transparante begrotingen en verantwoordingen.
Daarnaast zijn er de in de nota VBTB aangegeven nadere punten van uitwerking. In het departementaal jaarverslag zal in een afzonderlijke paragraaf worden ingegaan op de bedrijfsvoering van een ministerie, als eerste in het jaarverslag over 2002. De bedrijfsvoeringsparagraaf, ook wel de mededeling over de bedrijfsvoering genoemd, kan een ondersteuning zijn voor een adequate borging van de bedrijfsvoering van de overheid. Dat idee zal het komend jaar nog nader handen en voeten worden gegeven.
Op de derde dinsdag in september 2001 wordt de eerste begroting nieuwe stijl aan de Kamer aangeboden, de begroting voor het jaar 2002. Op de derde woensdag in mei 2003 wordt vervolgens het eerste jaarverslag volledig in nieuwe stijl aangeboden, het jaarverslag over 2002. Dan is de cirkel rond en wordt terugzien en vooruitzien integraal onderdeel van het regeren.
De vierde V is van verantwoorden. Een V waar wellicht velen naar hebben uitgezien in de veronderstelling dat verantwoorden iets nieuws en iets spannends is. Maar verantwoorden is niet nieuw. Het hoort bij begroten en bij politiek. Waar een begroting wordt ingediend, wordt vervolgens verantwoording afgelegd. Dat is in het bedrijfsleven zo en ook in de politiek. Dat is niet nieuw. Er is altijd verantwoording afgelegd over afgesloten boekjaren. Wij zijn nu echter in staat de begrotingscyclus in een dusdanige tijdspanne af te ronden dat het meer overzichtelijk is en terugblikken op een jaar zinvoller is. Verantwoorden hoort ook bij de politiek, niet alleen bij het jaarverslag, maar altijd wanneer dat nodig is en daarom gevraagd wordt. Verantwoording afleggen is namelijk niet gelijk aan afgerekend worden. Het verantwoordingsproces is met name een leerproces, dat moet leiden tot extra informatie waar zowel de Kamer als regering haar voordeel mee kan doen bij toekomstig beleid.
Over het jaar 1999 wil ik vandaag kort zijn. Daar komen wij tijdens het debat in juni nog uitvoerig op terug. 1999 was in veel opzichten een goed jaar, beter dan voorzien. De groei van de economie was met 3,5 procent een half procent hoger dan aanvankelijk verwacht. Mede hierdoor kregen meer mensen een betaalde baan, waardoor er weer minder aan uitkeringen hoefde te worden uitgegeven en er meer belasting werd ontvangen. De uitgaven vielen in 1999 2,5 miljard mee, de inkomsten vallen tien miljard mee. Daardoor was het mogelijk om in 1999 voor het eerst in 26 jaar, gerekend met het EMU-saldo, met een overschot af te sluiten. Weliswaar een bescheiden half procent van het bruto binnenlands product, maar desalniettemin een overschot, terwijl in de Miljoenennota voor 1999 nog een tekort van 1,3 % werd verwacht.
Mevrouw de Voorzitter! Hierbij bied ik u namens de regering het financieel jaarverslag van het Rijk over 1999 alsmede de departementale financiële verantwoordingen over 1999 aan.
De Voorzitter: Ik dank de minister van Financiën voor het aanbieden en zou, niet in tegenspraak, op zijn oud-Nederlandse spreuk willen zeggen dat de Kamer ook nog een spreuk kent: Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.