|
HET DROMERIGE IS ER |
,,Ik ben erg gehecht aan een gouache van Lucebert uit de
jaren zestig, een groot beest, een schaap zal ik maar zeggen. Er zijn
ook Alechinsky's en Heyboers die we nooit zullen verkopen. En ik heb een
Raveeltje boven het bed hangen dat niet weg mag, een Hooioppertje
Alechinsky: Travaux invisibles, 127x89 cm (1990) uit 1986. Het is weleens geëxposeerd en er waren mensen die het graag wilden hebben, maar ik kan er geen afstand van doen. We kunnen wel even naar de slaapkamer gaan, dan laat ik het zien.'' Ik had haar gevraagd of ze weleens zo gegrepen was door een kunstwerk in haar galerie dat ze dacht: "Dit houd ik zelf, dit wil ik nooit meer kwijt.' Ze troont me mee naar de slaapkamer en terwijl ze op het bed zit en haar blik over het doek laat gaan, zegt ze: ,,Ik vind het subtiel geschilderd. Dat rechthoekje is heel gevoelig grijs-blauw en daar omheen is het hooioppertje turquoise met grijze vegen erin. Het is helemaal geen hooioppertje, het is een prachtig geschilderde vlek en daarachter steken dan die takken uit, die bruine staketsels. Ik houd het meeste van Raveel als zijn werk bijna abstract aandoet. Het wit is ook zo mooi. Kijk, dat wit is geschilderd en dat is ongeschilderd. Zo'n klein wit stukje, ik denk dat het iets verbeeldt, maar ik weet niet wat. Ik vind ieder deeltje van het doek mooi, die rode baan, het turquoise blauw en daar die bleek-blauwe streek. Het is niet uit te leggen - die gevoeligheid.'' Ze vertelt dat ze veel beter naar een kunstwerk kijkt als ze er met andere mensen over praat dan wanneer ze er in haar eentje voorstaat. Dat praten, het schatten of iemand ergens belangstelling voor zal hebben, het overtuigen dat het leuk is om dit of dat te kopen, vindt ze een van de aardige kanten van haar werk. Maar als ik haar vraag of ze een geboren handelaar is, zoals ze zei over haar oom Paul Citroen - "Hij was een schilder, maar van nature was hij ook een handelaar', - dan aarzelt ze: ,,Paul Citroen had aan het Bauhaus gestudeerd en hij had veel grafiek in huis van kunstenaars als Klee, Kirchner, Kokoschka. Over dat werk kon hij vol enthousiasme praten, hij kon goed overbrengen wat hij er zelf aan beleefde en hij stond open voor wat andere mensen er in zagen. Ik geloof dat ik dat ook kan en dat is belangrijk bij het verkopen van kunst. Maar ik zou mezelf niet een geboren handelaarster noemen. Handel drijven, geld verdienen was niet iets waarvan men vroeger dacht dat het in me zat.'' Ze toont een foto van zichzelf als jong meisje, het donkere haar naar achteren, sproeten op de neus en een bedeesde gezichtsuitdrukking. ,,Ik werd altijd een dromerig, verlegen typetje gevonden, maar later werd ik juist gezien als een bijdehante zakenvrouw. Ik ben dus het tegenovergestelde geworden van wat ik was. Dat dromerige is er in ieder geval wel een beetje afgeraakt.'' Toen Eva Bendien in 1956 samen met Polly Chapon aan het Haarlemse Klein Heiligland Galerie Espace opende, was ze 35 jaar. Het was voor haar geen totale sprong in het duister. Tijdens en na de oorlog had ze bij vier verschillende kunsthandels ervaring opgedaan. Als kind deed ze al niets liever dan tentoonstellingen en musea bezoeken en hoewel ze geen drang had om zelf te gaan tekenen of schilderen, was ze toch van jongsafaan "fanatiek bezig geweest met beeldende kunst'. Behalve haar oom Paul Citroen, die met een zuster van haar moeder was getrouwd, was er ook haar oom Jacob Bendien (1890-1933), een van de eerste abstracte kunstenaars van Nederland, die aan het eind van zijn leven samen met An Harrenstein-Schräder het boek Richtingen in de hedendaagsche schilderkunst schreef, een uitvoerig overzicht van alle stromingen van het impressionisme tot en met het surrealisme. ,,Dat boek'', zegt Eva Bendien, ,,was in de jaren dertig mijn bijbel. Ik zat er altijd in te lezen.'' Ze was ook hevig onder de indruk van het huis aan de Amsterdamse Weteringschans waarin haar oom Jacob met het echtpaar Harrenstein een ménage à trois vormde: ,,Ik was getroffen door het Rietveld-interieur. Als ik daar binnenkwam, dacht ik: "Ik wou dat wij ook zo konden wonen, wat is het bij ons toch gewoontjes.' Het waren zulke verfijnde mensen, alles was er perfect, de koekjes, de bonbons en ik kreeg limonade in heel opwindende glaasjes. Ik hield van alles wat bijzonder en bizar was, het alledaagse vond ik saai.'' |
NRC Webpagina's
15 augustus 1997
|
Bovenkant pagina |