|
|
J. L. HELDRING
|
Reacties en opmerkingen naar: dezerdagen@nrc.nl
Utopieën en hun gevolgen
Ja, "in die zin is de hele moderne geschiedenis sinds de achttiende eeuw utopisch [...], dat wil zeggen: gewijd aan de grenzeloze wereldverandering". Dat de communist Hobsbawm erkent dat ook de "oorspronkelijk sociaal-utopische American Dream, sinds president Jefferson (1801-1809) grondsteen van de Amerikaanse onafhankelijkheid", dit ideaal belijdt, toont aan dat je niet communist hoeft te zijn om dat te geloven. We kunnen ons zelfs afvragen of dit geloof niet sterker leeft in Amerika dan in Europa. Die twijfel klinkt ook in Hobsbawms rede door. Weliswaar is er, volgens hem, "niets serieus in de politiek te bereiken" als men niet gelooft in de 'ideale samenleving', maar wanneer er nu nog in utopieën geloofd wordt, dan is het niet meer het "universele, algemeen-menselijke ideaal", waarin de "vooruitstrevende negentiende eeuw, die diep in de Verlichting geworteld was", geloofde. "In de prefeministische woorden van Beethovens negende symfonie: 'Alle Menschen werden Brüder'." Daarna immers is de 'verschrikkelijke twintigste eeuw' gekomen met haar etnische zuiveringen en genocide, want laten we niet vergeten: "Het nationaal-socialisme was voor zijn aanhangers een soort utopie." En die utopie leeft nog, zegt Hobsbawn: India is in handen van de ideologen van een pure hindoestaat, Israël in die van de aan het fascisme verwante ideologie van Jabotinsky (uit wier rijen Menachim Begin kwam), het Joegoslavië van Tito in die van de tsjetniki en oestasja (Servische en Kroatische nationalisten). En het zwarte Zuid-Afrika straks? Hobsbawm overdrijft enigszins, maar die overdrijving is juist een teken van zijn diepe ontgoocheling. Een ontgoocheling die zijn eerdere bewering tegenspreekt dat 'wij allen' geloven in een eiland der gelukzaligen, een utopie. Wij allen? Je hoeft geen nationaal-socialist of ook maar nationalist te zijn om te twijfelen aan het bestaan van zo'n eindbestemming. Scepsis is daar meestal al voldoende voor, en die is een eigenschap die nationaal-socialisten of nationalisten doorgaans niet kennen. Maar ook de scepticus moet, met Hobsbawn, erkennen: "Wij kunnen zonder utopie niet leven." Dat wil zeggen: wie niet meer probeert te bereiken dan hij kan bereiken, zal zelfs dat laatste niet bereiken. Of zoals de dichter Robert Browning dichtte: "Ah, but a man's reach should exceed his grasp, of what's a heaven for?" De hemel als utopie die op aarde nooit bereikbaar is - of die hemel nu die van de christenen dan wel van de communisten of van andere utopisten is. Zonder utopie kunnen wij dus niet leven, maar, zo laat Hobsbawm daarop volgen, "er zijn helaas goede en kwade utopieën, en in 't bijzonder in de laatste jaren laat het verval van goede utopieën speelruimte aan het kwade". Hier zien we dat Hobsbawm nog treurt over de ondergang van de Sovjet-Unie. Waardoor onderscheidt zich een goede utopie van een kwade? Door haar "geloof in de universele waarden van de Verlichting: zij moeten, in de woorden van de negende symfonie, voor alle mensen gelden". Zou dit kenmerk niet tot fataal gevolg hebben dat de goede utopie evenals overigens, om andere redenen, de kwade noodzakelijkerwijs eindigt in dwang- en vernietigingsregimes la Stalin, Mao en Pol Pot? Per slot van rekening volgt op het "Alle Menschen werden Brüder" maar al te vaak het "Und willst du nicht mein Bruder sein, so schlag ich dir den Schdel ein".
Naschrift: Eric Hobsbawm, geboren in 1917 in Alexandrië, is van joods-Oostenrijkse afkomst. De naam luidde oorspronkelijk Obstbaum.
J.L. Heldring
|
Bovenkant pagina |
|