|
|
|
NIEUWSSELECTIE Aioloz
|
'Vermoeden van kwade wil'
Jeroen Brouwers pleegde toch geen plagiaat
Door MARJAN BEX
Humbeek suggereert dat de oude rel die ontstond toen Angèle Manteau haar documenten van na 1970 aan de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag schonk, wellicht meespeelt. "In feite waren er drie manuscripten: een eerste versie waaraan De Witte tot de zomer van '67 aan heeft geschreven en dat ten vroegste in augustus gelezen kan zijn. De tweede versie dateerde uit december '67 en werd geretourneerd met de mededeling dat het teveel aan Joris Ockeloen deed denken. Het is dus de vraag bij wie er sprake is van plagiaat. De derde versie bevindt zich in het AMVC." "Er is sprake van kwade wil, zoniet laster", sprak Jeroen Brouwers vorige week donderdag in het Belgische tv-programma Ter Zake over de vermeende plagiaataffaire rond zijn roman uit 1967. Afgelopen vrijdag meldde deze krant al dat Brouwers het plagiaat ontkende als 'een verhaal dat zo oud is als de baard van Sinterklaas'. Volgens hem is getracht zijn kansen op de Gouden Uil, waarvoor hij is genomineerd met Geheime Kamers, te verkleinen. Brouwers stelde al dat het 'fysiek onmogelijk' is een tekst te lezen in augustus en te publiceren in oktober, door de tijd die nodig is voor de productie van een boek. "Toentertijd gebeurde dat nog in lood en duurde dat immers minstens een half jaar", aldus Brouwers. Een vergelijking tussen de teksten van Dirk de Witte en Jeroen Brouwers toont volgens Humbeek aan dat beide werken slechts oppervlakkig overeenkomen. Het uitgangspunt is gelijk: een man wacht buiten terwijl zijn vrouw in de kraamkliniek bevalt. Maar uiteindelijk gaat het om een ander concept. Humbeek: "Dirk de Witte had ook niet het technische vernuft van Jeroen Brouwers." Zie ook:
'Plagiaat Brouwers zal wel waar zijn' (16 maart 2001) |
NRC Webpagina's 19 MAART 2001
|
Bovenkant pagina |
|