F I L M V O O R A F :
Avonturen van de Amsterdamse Starsky en
Hutch
FRANK NOË
Grijpstra en de Gier vormden het
bekendste Nederlandse detective duo van de jaren zeventig. Wie nu hun
namen noemt, krijgt als reactie: "Huh wie?" De Starsky en Hutch van
Amsterdam zijn nagenoeg vergeten. Vanavond zijn ze nog één
keer zien.
Grijpstra en De Gier (Verstappen, 1979) is gebaseerd op Het
Lijk in de Haarlemmerhouttuinen van Jan-Willem van de Wetering. Van
de Wetering moet het in zijn boeken vooral hebben van humor en een heel
eigen verteltrant. De plot van zijn verhalen is meestal minder. Boeken
als De Dood van een Marktkoopman - met dank aan Arthur Miller
voor de titel - en De gelaarsde Kater waren destijds de top van
de Nederlandse misdaadverhalen.
In de film lossen Grijpstra (Rijk de Gooyer) en De Gier (Rutger Hauer)
een moord op. Erg ingewikkeld is dat trouwens niet. De dader en de
belangrijkste medeplichtigen zijn eenvoudig te herkennen want het zijn
de enige verdachten - zoals gezegd, de plot is nooit VDW's sterke kant
geweest.
Grijpstra en De Gier is op en top Nederland in de jaren zeventig.
Gekken, junks, hoeren, homo's, hondenpoep, het moet kunnen. De twee
politieagenten blowen en het is nog geloofwaardig ook. Er is wat
functioneel naakt en een scène waarin een stukje van een
lijkschouwing wordt getoond. Erg goed is een fragment waarin een junkie
zit te spuiten in een Nederlandse burgermanshuiskamer.
Camp voordat het werd uitgevonden.
Wat behalve het ontbreken van een steekhoudende plot vooral stoort, is
de muziek. Rogier van Otterloo maakte een laf muziekje voor een
derderangs tv-serie met een overdosis aan blazers en orkest. Elke keer
als de muziek even werd weggedraaid, zuchtte ik van opluchting. Ook
minder zijn de grappig bedoelde jamsessies van de agenten. En de
klungelige achtervolgingscènes die spanning zouden moeten
brengen.
Doordat de plot zo weinig te bieden heeft, draait het in Grijpstra en
De Gier helemaal om de dialogen. En Verstappen weet hoe hij
een goede dialoog moet schrijven. Het is een film van een man die meer
van inkt lijkt te houden dan van celluloid.
In de eerste scène zet hij direct de goede toon. Grijpstra: "Je
hebt patsers", De Gier: "en je hebt sukkels." Grijpstra: "En wij zijn
weer de sukkels." Aan de dialoog van een thriller is af te lezen bij
welke traditie deze hoort. De Britse school gebruikt dialoog vooral om
informatie over te brengen, om uitleg te geven. In het slechtste geval
worden het lange spreekbeurten propvol feiten. Met af en toe een token
dialectspreker.
De Amerikaanse school gebruikt dialoog in eerste instantie om sfeer over
te brengen. Levensecht, met veel slang, half afgemaakte zinnen,
en scheldwoorden. Amerikaanse dialoogschrijvers luisteren naar hoe
écht gesproken wordt - alleen doen ze dat te vaak aan de bar
zodat goede Amerikaanse dialogen meestal kroegpraat zijn.
Grijpstra en de Gier horen bij de Amerikaanse school. Als hun VW Kever
in een steeg klem komt te staan en andere agenten over het dak van de
auto klimmen, zeggen ze: "Ze lopen gewoon over ons heen godverdomme."
Appie Baantjer werkt daarentegen duidelijk in de Britse school. Hij zou
zijn centrale duo De Cock en Vledder zoiets nooit laten zeggen. Veel
café-humor dus, in Grijpstra en De Gier, zoals
dubbelzinnige grappen over wapens, en het aansteken van scheten. Wie
daar tegen kan, krijgt bij deze oude Grijpstra en De Gier echt heel wat
meer verbaal vuurwerk dan in drie afleveringen Baantjer.
Grijpstra & De Gier (Wim Verstappen, NL, 1979), zaterdag,
RTL5, 23.15-0.50u.