F I L M V O O R A F :
Psychopaat tussen de apen
HENDRIK SPIERING
De apenkoppen kennen we wel, na
vier vervolgfilms en een succesvolle televisieversie van The Planet
of the Apes. Wat nu verrast bij deze film uit 1967 is het intense
cynisme dat de hoofdpersoon Taylor (Charlton Heston) vooral aan het
begin van de film ten toon spreidt. Gecombineerd met de scherp afgekapte
camerawisselingen en het meedogenloze woestijnlandschap heeft het eerste
halfuur daardoor veel kenmerken van een thriller.
De eenzaamheid van de planeet waarop de drie astronauten zijn gestrand,
is totaal. Door de snelheid van de ruimtereis zijn ze zelf amper
verouderd, maar de (aardse) tijd is al 2.000 jaar verder. "Iedereen die
je kende en liefhad is dood, het standbeeld dat ze voor je zullen hebben
opgericht is allang vergaan", zo pest Taylor, die nota bene het bevel
voert, zijn collega Landon. Ondertussen sjokt het trio zonder veel
uitrusting of voedsel voort door het zand.
Met het zinloos sarren van zijn mede-astronaut lijkt Taylor sterk op een
gevaarlijke psychopaat. En dat terwijl de astronauten in hun karige
rugzakje een pistool met 20 kogels bij zich dragen, ook al zo'n vreemd
en dreigend detail. Wanneer Landon na de hopeloos mislukte landing (hun
raket zinkt weg in een meertje) een klein Amerikaans vlaggetje plant op
het strand, buldert zijn commandant van het lachen. Wat een sentimentele
flauwekul! In het boek De apenplaneet van Pierre Boulle is de
hoofdpersoon een journalist, ook al niet echt iemand die je graag zou
meenemen op zo'n gevaarlijke expeditie. Maar hoe is in de filmversie
ooit die vreemde cynicus Taylor benoemd tot commandant van deze
revolutionaire ruimtereis? Dat moet wel gruwelijk aflopen.
Tot een shoot out komt het echter niet, want het verhaal krijgt
een totaal andere wending als het drietal een wilde mensenstam vindt,
die blijkt te worden bejaagd door aangeklede apen te paard, met geweren!
Ze zijn op een apenplaneet!
Een van de astronauten wordt al snel neergeknald door een gorilla, een
ander verdwijnt tussen de menselijke jachtbuit, maar Taylor komt terecht
in een kooi van een onderzoeksinstituut voor dierpsychologie (lees:
mensenonderzoek), waar een goedwillende chimpansee de scepter zwaait. Na
de vreemde atmosfeer in de woestijn krijgt de film nu bijna een
huiselijk karakter. Want de apen zijn eigenlijk best sympathiek, op hun
intense mensenhaat na natuurlijk. De apenheersers zijn wel dogmatisch en
ook erg bang voor veranderingen, maar ze zijn (tegenover mede-apen) niet
bloeddorstig en zelfs betrekkelijk tolerant. Daarentegen zijn de mensen,
op (de nogal driftige) Taylor na, vrij stom en apathisch.
Dat apen de baas zijn is een mooi gegeven en dat deze film een echte
klassieker is geworden is ook verder volkomen terecht (al oogt het ooit
zo schokkende einde nu een beetje als een anticlimax). In de film is de
apensamenleving nogal agrarisch, in Boulle's boek is ze veel meer
hightech. De beestachtige 'onderklasse' van mensen, die door de apen
voornamelijk als een plaag worden beschouwd, schijnt in de loop van de
jaren te zijn gezien als een allegorie op de rassensegregatie in de VS,
op de oorlog in Vietnam of als een Leninistisch verhaal over een
onderdrukte klasse (de mensen) die dankzij de intellectuelen (de
chimpansees) verzet kan bieden tegen de heersers (de oerang oetans en
gorilla's). Mij valt vooral de arrogantie van Taylor op, die helemaal
ongenietbaar wordt wanneer hij eindelijk een geweer in handen krijgt.
Sommige apen zijn tenminste nog oprecht geïnteresseerd in mensen,
maar Taylor lijkt vooral neer te kijken op de apen, gewoon omdat het
apen zijn. Als Landon aan het begin van de film aan zijn pestkop vraagt
waarom hij in vredesnaam mee is gegaan op deze expeditie, antwoordt de
misantroop Taylor: "Ik blijf hopen dat er ergens iets beters rondloopt
dan de mens."
Maar ook op de apenplaneet zal hij dat niet vinden.
The Planet of the Apes (Franklin J. Schaffner, 1968, VS), Fox,
zondag, 19.00-21.00u.