|
|
|
NIEUWSSELECTIE Zeêuwse taelsite
|
De strijd voor de erkenning van het Zeeuws
Kinderen spreken al geen Wasschappels meer
"Plat praten, zul je bedoelen", zegt de voorbijganger in het Walcherse dorp Westkapelle. Dat de provincie Zeeland deze week besloten heeft erkenning aan te vragen voor het Zeeuws' als streektaal, die gekoesterd en behouden moet blijven, vergt in de straten van dit dijkenbouwersdorp nog enige uitleg. Taal - da's veel gezegd, meent een andere voorbijganger. "Als je mij vraagt spreken ze in Zeeland in ieder dorp een heel ander dialect, of taal, als je wilt." "Als het hier maar niet zo erg wordt als in Friesland", zegt één op de twee voorbijgangers spontaan, als ik op een winderige middag - hier onder aan de dijk, in dit na de oorlog geheel herbouwde dorp is elke middag winderig - de schaarse voorbijgangers ondervraag naar hun gevoelens over de streektaal. Dijken worden allang niet meer met de hand gebouwd maar door machines. De kundigheid in het stapelen van achthoekige basaltblokken heeft in Westkapelle als broodwinning plaatsgemaakt voor een bescheiden toeristische industrie. Her en der wordt in de straatjes aan de voet van de oude, nog door Mondriaan vereeuwigde, vuurtoren gewerkt aan herstel en schilderen van brasserieën of pensions - het bezit van onroerend goed is in Westkapelle een niet aflatende strijd tegen de elementen. De eigenaren van de etablissementen komen zonder uitzondering van buiten - niet uit Westkapelle dus. Maar de man die voor hen de voorgevel vertimmert, de muur schildert of de riolering ontstopt is steeds een zoon van het dorp. En vindt de erkenning van het Zeeuws, meer in het bijzonder het plaatselijke 'Wasschappels', een uitstekende zaak. "Vroeger op de LTS werd je ermee geplaagd, als je plat praatte", zegt een timmerman. "Goed dat daar iets tegen gebeurt." Ook de mannen die verderop nieuwe elektriciteitsleidingen aanleggen, hebben gehoord over de strijd voor de erkenning van het Zeeuws: "anders verdwijnt onze taal. De kinderen, die op de televisie en op school alleen maar Nederlands horen, spreken al geen Wasschappels meer, die praten een soort verkapt dialect". Natuurlijk, zonder Nederlands kom je er niet in de wereld voorbij Walcheren, dus het gaat er niet om - zoals men hier denkt dat de Friezen willen - de streektaal te bevorderen ten koste van het Nederlands. Maar iets moet er toch van overblijven. "Thuis leer ik mijn kinderen Wasschappels, op school leren ze wel Nederlands", vat een loodgieter samen. In het Wasschappels of het Nederlands - in Westkappelle is men van weinig woorden.
Emancipatie Voor de gloedvolle vertolking van het streven naar erkenning van de streektaal van Zeeland moeten we naar de hoofdstad, Middelburg. Aan de koestering van streektaal en dialect kleeft nog altijd het imago van de stoffige amateur-heemkundige. Maar op de 27-jarige copywriter Marco Evenhuis, drijvende kracht achter zowel de Werkgroep erkenning van het Zeeuws als het Zeeuwstalige literaire tijdschrift Noe is deze beeldvorming geenszins van toepassing. "Het is eigenlijk gek dat juist mensen als ik, iemand met heao, en niet de taalgeleerden, de voornaamste voorvechters van het Zeeuws zijn geworden", merkt de enthousiaste Evenhuis op, als we elkaar ontmoeten in het café van De Drvkkery, een van Nederlands aangenaamste boekhandels. "Maar ja, waar Friesland honderd kenners van de streektaal heeft, vind je er hier vijf." Er is natuurlijk de Zeeuwse Vereeniging voor Dialectonderzoek, die zich sinds jaar en dag houdt met het opstellen van woordenlijsten ('wie weet er nog lokale varianten voor wesp?'). Met de meer behoudende krachten binnen die notabele Vereeniging hebben de moderne enthousiasten echter weinig op - dat gezelschap cultiveert eerder de talloze regionale varianten in de streektaal, dan de grote lijn te zien. Zo, denken Evenhuis en de zijnen, kan het Zeeuws eeuwig op zijn emancipatie wachten en komt het nooit zijn huidige status - een grappig maar onbeschaafd jargon waarvoor veel ontwikkelde Zeeuwen zich een beetje schamen - nooit te boven. Dus zijn het mensen als hij en Conny Boersma, beleidsmedewerkster cultuur van de provincie, die het voortouw hebben genomen en een dynamische Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden van het Zeeuws om als streektaal erkend te worden hebben geschreven die deze week in de commissie Welzijn van de Zeeuwse Staten is aanvaard als vertrekpunt van de verdere procedure. Het gaat er helemaal niet om het Zeeuws te bevorderen ten koste van het Nederlands, benadrukt Evenhuis telkenmale - hij is zelf overigens in het Gooi geboren en in Zeeland opgegroeid. "Ten onrechte denkt men soms dat erkenning betekent dat het Nederlands moet worden verdrongen. Zeeuws is gewoon leuk, daar gaat het om. En het kan wel een beetje bescherming gebruiken, want het staat als spreektaal al heel lang sterk onder druk. Ik heb zelf gemerkt, tijdens mijn middelbare school-periode, dat hoog-Nederlands spreken eigenlijk not done was. Maar tegelijkertijd geneert men zich hier vaak voor dat Zeeuws. Dan is men bang voor boer te worden versleten, of voor onbeschaafd. Maar wat zou er mooier zijn in deze postmoderne tijd dan dat het weer kan, het Zeeuws? Daarvoor heeft het een beetje status nodig. Erkenning zou prachtig zijn, als revanche en als verdieping van de regionale cultuur in het algemeen." De tijd is rijp: Nederland heeft in 1992 het Europees Handvest voor streek- of minderheidstalen van de Raad van Europa ondertekend. Fries, Limburgs en Nedersaksisch gingen als streektaal voor bij de erkenning door de Nederlandse overheid, alsmede Nederlandse gebarentaal voor doven. Nu het Zeeuws dus nog. De commissie Welzijn van Provinciale Staten heeft afgelopen maandag de Haalbaarheidsstudie aanvaard, en opdracht gegeven deze aan te vullen met meer wetenschappelijke onderbouwing. Dan kan de zaak naar de staatssecretaris in Den Haag worden doorgestuurd. En verplicht de overheid zich tot een zekere mate van steun aan het Zeeuws: in de media, in het onderwijs, en in het culturele leven bijvoorbeeld. Omroep Zeeland kent nu al een uurtje per dag in het Zeeuws. Er zijn basisscholen waar de streektaal ter sprake komt. De provincie subsidieert culturele activiteiten, zoals amateurtoneelvoorstellingen, in verband met de streektaal. En in het openbare, institutionele leven? Ach, geen gemeenteraad of rechter in Zeeland zal kinderachtig doen als iemand zich in het Zeeuws wil uitdrukken - zolang maar duidelijk is wat hij bedoelt.
Aparte taal Vorige week was er nog even een wolkje aan de hemel van de erkenning van het Zeeuws: de Taalunie, een adviesorgaan ingesteld door de Nederlandse en Belgische regeringen dat onder meer verantwoordelijk is voor de veelgeroemde nieuwe spelling, bracht ongevraagd en op eigen initiatief negatief advies uit over de Zeeuwse aspiraties. Het Zeeuws zou geen aparte taal zijn. In de statencommissie Welzijn hebben die tegenwerpingen geen rol gespeeld - de enige bezwaren kwamen van afgevaardigden die meenden dat erkenning van het Zeeuws misschien een belemmering zou kunnen vormen voor de integratie van leden van minderheden die zich onder de ongeveer 370.000 huidige inwoners van de provincie vestigen. Maar het optreden van de Taalunie heeft de voorvechters van het Zeeuws wel geleerd dat in de toekomstige argumentatie de wetenschappelijk-taalkundige argumenten niet mogen verwaarloosd worden. Er moet, om voor erkenning in aanmerking te komen, onder andere worden aangetoond dat de streektaal al van oudsher wordt gebruikt. En ook geen dialect is van de dominante taal, het Nederlands, maar daarin in fonetisch, morfologisch, semantisch en syntactisch opzicht verschilt. Geen probleem, menen Evenhuis en de andere opstellers van de Haalbaarheidsstudie. Reeds de dichter Jacob van Maerlant (1230-1300) stelt (in de proloog van Sinte Franciscus Leven) het Zeeuws' op één lijn met 'Duuts, Dietsch, Brabants en Vlaemsch'. In een rederijkerstekst uit 1526, Ghewilligh Labuer ende Volc van Neeringhe' van de Bruggenaar Cornelis Everaert, duikt een zeeman op 'sprekende de Zeeuse taele'. En zelfs de zeventiende-eeuwse dichter- politicus Jacob Cats, dankzij zijn populaire spreuken en versjes een van de aartsvaders van het moderne Nederlands naast de auteurs van de Statenvertaling, blijkt voor de onderbouwing van het Zeeuws goede diensten te bewijzen: na zijn verhuizing van Middelburg naar het Hollandse Delft in 1623 schreef hij, naar eigen zeggen, 'somtijds Zeeus en somtijds Hollands'. De suggestie dat het Zeeuws wellicht niet een aparte taal is maar een van de pijlers van de Nederlandse standaardtaal, wordt verderop in de Haalbaarheidsstudie ontkracht: de Nederlandse standaardtaal die in de zestiende en zeventiende eeuw ontstond, is eerder gebaseerd op Hollandse dialecten en vanaf de achttiende eeuw ontbeert, door de sterk teruggelopen Zeeuwse economie, het Zeeuws elke invloed op het standaard-Nederlands. De Werkgroep erkenning heeft het oog op taalkundigen uit Groningen - omdat men zich daar eerder met succes heeft ingezet voor de erkenning van het Nedersaksisch -, op het uit de romans van J. Voskuil alom bekende Meertens-instituut in Amsterdam en op de Universiteit van Gent. Ook dat laatste is geen toeval, want het Zeeuws begint in het noorden op het Zuid-Hollandse eiland Voorne en loopt dan naar het zuiden door, via West-Vlaanderen helemaal naar het noorden van Frankrijk. "Het leukste zou zijn als het zou komen tot de erkenning van één taalgebied, verspreid over drie staten", denkt Marco Evenhuis. Maar dat is weinig waarschijnlijk. Van de drie betrokken landen wil België het Handvest niet ondertekenen. De overheden aldaar zien er kennelijk tegenop hun leven verder te compliceren door naast Nederlands, Frans en Duits nog andere talen te gaan erkennen.
'Noe' vergadert In het Middelburgse café Schuttershof ontmoeten we op de redactievergadering van Noe, het sinds 1998 met subsidie van de provincie verschijnend cultureel kwartaaltijdschrift in het Zeeuws, weer Marco Evenhuis. Ditmaal in gezelschap van Jan Zwemer en Cees Maas, mederedacteuren van wie ook regelmatig bijdragen te lezen zijn in Noe, het enige blad dat van kaft tot kaft in het Zeeuws is. En wel in de juiste spelling, zoals het colofon meldt: "Op aol 't werk dat a me plekke, oor de Zeêuwse schriefwiezer toegepast." De redactie komt vanavond in verbrede samenstelling bijeen. Ook een journalist van Omroep Zeeland, en een redacteur van het Nederlandstalige Zeeuwse literaire tijdschrift ballustrada buigen zich over de binnengekomen kopij. Odes aan Zeeland worden resoluut terzijde gelegd - een ingezonden vers dat begint met 'Denkend aan Zeêland' zelfs onder algemene vrolijkheid. Het laatstverschenen nummer van Noe, nummer zeven, was een bloemlezing uit het Zeeuws litterair erfgoed, van 1526 tot heden. Het heden wordt onder andere vertegenwoordigd door fragmenten uit het werk van Jan Kousemaeker (1910-1991) - niet geheel toevallig, want ook deze productieve Zuid-Bevelander had het aan de stok met de behoudende taalenthousiasten van de Zeeuwse Vereeniging voor dialectonderzoek, laat Noe weten. "In 't Zeeuws Archief bewaere ze bievobbeld een 'êle map vol mee kwaoie brieven tussen 'um en de Zeeuwse Vereeniging voor Dialectonderzoek over de spellienge. Ie werkte an een algemen bruukbaere Zeêuwse spellienge, de 'Verênige' was daar tegen". Maar Kousemaeker ging door en vertaalde zelfs gedeelten van de Bijbel in het Zeeuws. Daarop regende het in de Provinciale Zeeuwse Courant andermaal reacties: "Sommige mensen vonde 't prachtig: zò zuver, direct en van zò dichte bie aodde ze de woorden uut den Boek nog nooit g'ore. Aore vonde 't nie kunne: Zeuws is nie netjes genoeg om den Biebel in te vertaelen." Meestal bevat Noe hedendaagse bijdragen. Poëzie, luchtig proza en zelfs reportages en vraaggesprekken, met de nige 'oefsmid op Thole bijvoorbeeld, of een oude inwoonster van Zierikzee die over vroeger vertelt: 'M'n adde mar eên onderbroekje.'. De schrijvers in Noe komen, net als de enkele honderden lezers, behalve uit Zeeland ook uit de rest van Nederland - menig Zeeuw ziet zich genoodzaakt de provincie te verlaten om elders carrière te maken. Maar de inzendingen voor Noe nummer 8, voorzover bruikbaar, vallen vanavond wat tegen: te weinig om een nummer te vullen. Gelukkig kennen de bezoekende redacteuren van ballustrada - hoewel hun tijdschrift geheel in het Nederlands is, nog wel genoeg Zeeuwen die het 'een uitdaging zouden vinden om in het Zeeuws te schrijven'. Sterker nog: ze zouden het zelf wel willen proberen, al denkt een van hen dat het wel schrijven in het Nederlands zal worden, om de tekst later in het Zeeuws te vertalen. Niks daarvan, corrigeert Jan Zwemer: het moet direct in het Zeeuws, alleen dan kan het uit het hart komen. Na gedane zaken mijmeren de aanwezigen nog wat er verder met de erkenning van het Zeeuws staat te gebeuren. Met gemengde gevoelens bedenkt men dat de zaak van de streektaal meer en meer in de greep van de echte politiek, met belangetjes, baasjes, ambtenaren en compromissen zal raken. Maar ja, de erkenning is vermoedelijk toch de enige manier waarop het Zeeuws voor verdwijning kan worden behoed, en de Zeeuw van zijn schaamte worden afgeholpen. "Een brug slaan tussen de taal en de gewone mensen, daar gaat het om", zegt een der aanwezigen - de vergadering vindt overigens grotendeels in vlekkeloos Nederlands plaats. En het Nederlands hoeft zich nergens zorgen over te maken, vindt Evenhuis: "het draagt alleen maar bij tot de rijkdom van het Nederlandse taalgebied als er meer diversiteit is". Het Zeeuwse blad 'Noe' verschijnt vier keer per jaar en kost 7,50 gulden per nummer of 25 gulden per jaar. Redactie en administratie Ritthemsestraete 14, 4388 JR Oôst-Souburg, e- mail zw7@zeelandnet.nl.
|
NRC Webpagina's 25 FEBRUARI 2000
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |