U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   B I N N E N L A N D
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
RogerVanBoxtel.nl
(officiële overheidssite)

Portret

Den Haag


Grote steden, integratie en het gezellige fanatisme van Roger van Boxtel

Een minister die geen excellentie worden wil


Geen computer sloeg op hol. Met de 25 grote steden heeft hij een convenant gesloten. Voor minister zonder portefeuille Van Boxtel (Grote Steden- en Integratiebeleid) lijkt er weinig meer te doen. "Onzin!", vindt hij zelf. Over grote ambities en het "Kleine Algemene Zaken".


Roger van Boxtel. Foto NRC Handelsblad, Vincent Mentzel

Door Bram Pols

Het was een loodgrijze maandagochtend, half december vorig jaar. Minister Van Boxtel had ten overstaan van de voltallige pers juist uiteengezet hoe het convenant met de 25 grote steden er uit zag. Trots en tevreden. En daarna volgde die akelige vraag. Of hij nu nog iets te doen had. Geen omkijken naar Grote Steden meer en die andere klus waarvoor Paars II hem aan had genomen - Nederland veilig langs de 'millenniumbug' de nieuwe eeuw binnenloodsen - was ook zo goed als geklaard. Of hij vanaf heden dus inderdaad die Minister voor Spek en Bonen was, zoals oppositie-leider De Hoop Scheffer (CDA) hem bij zijn aantreden had genoemd. Als door een insect gestoken keek hij de vragensteller aan. Wat een onzin. Hij had van alles te doen.

Van Boxtel ziet zijn "toko" op de derde etage van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als het "Kleine Algemene Zaken". De tentakels van het grote steden- en integratiebeleid reiken tot in vrijwel ieder departement. En dus kan Van Boxtel in alle keukens meekijken en hier en daar zelf nog een beetje in een potje roeren ook.

En hij ziet ook duidelijk diepgang in zijn taak. Geboren in 1954 te Tilburg, fijn katholiek opgevoed in een geslacht van trouwe kerkgangers en oud-misdienaar, voelt Van Boxtel het ook als een roeping de "verslonzing van de Nederlandse samenleving" een halt toe te roepen. Er is volgens hem sprake van een geestelijke verloedering, die niet alleen bij allochtonen te signaleren valt. Ook de autochtoon vraagt zich te weinig af wat wel mag en wat niet, waardoor het onbehagen, de onmacht en een gevoel van onveiligheid zichtbaar wordt, vooral in de grote steden. Hij rekent het mede tot zijn taak om tenminste een poging te doen dat normbesef in ere te herstellen. Dat kan juist goed vanuit zijn ministerschap, dat ook over integratie gaat.

Een eigen directoraat is daarbij helemaal niet nodig. Daarmee lijkt zijn positie weliswaar aan status te winnen, maar het is bestuurlijk obsoleet, want in no time zit er weer een ambtelijk apparaat waarin hij verstrikt zou kunnen raken en dat bovendien nooit meer weg te krijgen is. Dat is nou precies waar hij voor wil waken. Van Boxtel zit kortom een beetje op kamers bij Peper.

Roger Henri Ludovic Maria van Boxtel, die vorige week dinsdag 46 jaar werd, beweegt zich sinds 30 augustus 1994 met opmerkelijk gemak in de Haagse politiek en is van die betrekkelijk korte periode al anderhalf jaar minister. Een bliksemcarrière.

Even voor zijn benoeming, in het voorjaar van '98, werden hij en de twaalf centimeter langere Thom de Graaf in het partijblad Demo van D66 neergezet als de 'jonge tijgers, de krullenjongens'. 'Jonge tijgers' was een predikaat van toenmalig Europarlementariër en D66'er van het eerste uur Laurens Jan Brinkhorst. Van Boxtel, toen al een gevorderde veertiger, vond het ongepast om ten overstaan van gabbers zo te worden gekarakteriseerd. Dat van die 'krullenjongens' vond hij minder erg, maar dat was dan ook een vondst van Els Borst van wie hij zegt "alles te kunnen hebben". De minister van Volksgezondheid is voor hem "hors catégorie".

In elk geval was toen al duidelijk dat ze het aanstormend talent vormden dat de partij zo broodnodig had. Maar Hans van Mierlo wilde ze niet meteen in het diepe gooien. Hij vond ze beiden nog wat "te bleu" voor het lijsttrekkerschap en gaf de voorkeur aan de bedaagde, nette en wetenschappelijke rust uitstralende immunohematologe Els Borst. Toch was het al vrij lang voor de laatste verkiezingen duidelijk dat deze twee in de nabije toekomst het gezicht van D66 zouden gaan bepalen én dat hun politieke loopbaan op afzienbare termijn het karakter van een rat race zou krijgen. Twee kroonprinsen, een op het oog bijna-eeneiïge tweeling bij wie het lastig is een primus inter pares aan te wijzen. Beiden lid geworden in 1977, toen het slecht ging met D66, beiden licht grijzend, gekruld, doorgaans strak in het pak, een licht getekend gelaat dat op een bestaan met een hoge stress-factor wijst, tegelijk in de landelijke politiek begonnen en alletwee tot eigen weerzin verknocht aan nicotine.

Toch zijn er duidelijke verschillen. De Graaf is politiek nogal rationeel en als burgemeesterszoon beducht voor staatsrechtelijke onvolkomenheden. Van Boxtel volgt meer zijn politieke instinct en heeft in dat opzicht volgens partijgenoten "altijd zijn zeepkist" bij zich. Aan dat politieke instinct dankt hij ook zonder twijfel zijn droomstart in Den Haag. Al na twee jaar Binnenhof stond hij in het rijtje van beste politicus ex aequo op de zevende plaats met partijgenote Borst en de huidige Eurocommissaris, VVD'er Bolkestein.

Opmerkelijk genoeg gingen de afstudeerscripties van De Graaf en Van Boxtel over hetzelfde onderwerp: de verschuiving van monisme naar dualisme op lokaal niveau. En beiden behaalden ze in 1981 hun bul. Maar daarmee houdt de overeenkomst op. De Graaf is ook tijdens zijn politieke loopbaan altijd jurist gebleven, Van Boxtel is het nooit geworden, zo wordt gezegd.

Onder Paars I werd De Graaf bekend als fractie-secretaris en lid van de enquête-commissie Van Traa. Het grote publiek kende Van Boxtel al snel als vice-voorzitter van de fractie onder de inmiddels vertrokken Gerrit Jan Wolffensperger en als woordvoerder voor volksgezondheid. In de hoedanigheid van vice-fractievoorzitter kende Van Boxtel het torentje van Kok dus eerder dan als minister van Grote Steden- en Integratiebeleid.

Toen Wolffensperger naar de NOS vertrok verloor Van Boxtel de slag om het fractie-voorzitterschap met twee stemmen van De Graaf, hoewel die meer vijanden in de fractie leek te hebben. Een bittere gebeurtenis voor Van Boxtel, die heeft geleid tot een gentlemen's agreement met zijn evenknie. Ze doen niets zonder elkaar daar eerst in te kennen en ze overleggen wekelijks. Ondanks droomstart en bliksemcarrière is hij goed beschouwd pas laat op stoom gekomen. Althans, de veronderstelling van een oud-Kamerlid van D66 dat de partij mogelijk al veel eerder plezier van Van Boxtel had kunnen hebben lijkt hout te snijden. Al in 1980 meldde de toen 27-jarige student zich bij voormalig D66-leider Jan Terlouw. Hij zag wel wat in de openstaande functie van partijvoorlichter. Terlouw hoorde zijn verhaal aan en zei dat Van Boxtel eerst zijn studie maar eens moest voltooien.

Die studie aan de Universiteit van Amsterdam - na zijn HBS-B-examen in Amstelveen in 1973 eerst twee jaar medicijnen waarbij hij zijn vrouw leerde kennen - ging lichtelijk met hangen en wurgen, herinneren zich zijn jaargenoten. De gang naar de collegezaal werd gepaard aan politieke activiteiten en talloze bijbaantjes. Als medewerker van het faculteitsblad Alibi kende hij docent en D66'er Gerrit Jan Wolffensperger - zijn latere fractie-voorzitter - en dat loonde want deze wilde hem in 1977 in zijn campagneteam, toen hij kandidaat- wethouder in Amsterdam was.

Toen al was de jonge Van Boxtel geen onbekende binnen zijn partij. Een jaar later, hij was toen 25 jaar oud, was hij politiek secretaris van het afdelingsbestuur in Amsterdam. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, herinneren zich omstanders, deed hij onbeschroomd mee aan de college-onderhandelingen waar hij oog in oog zat met zwaargewichten als Jan Schaefer (PvdA), Enneüs Heerma (CDA) en Peter Lankhorst (PPR). Volgens zijn omgeving zijn dit voor hem "karakter vormende jaren geweest". Maar hij genoot tegelijk van de feestelijke kanten van het student-zijn, sprong vrienden bij waar hij kon. Uit die tijd herinnert zijn toenmalige omgeving vooral zijn humor, al dan niet van cynisme doortrokken.

De afwijzing van Terlouw in 1980 verhinderde hem niet om in '81 toe te treden tot het hoofdbestuur van D66. Hij was sportredacteur bij de Volkskrant, en hij was ambtenaar bij de gemeente Amsterdam geweest toen hij in dat jaar ook beleidsmedewerker werd bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Vijf jaar later stapte hij over naar adviesbureau Verlinden Wezeman, Ernst & Whinney in Oosterbeek. Hij was toen geen lid meer van het hoofdbestuur van D66 en de landelijke politiek leek langzamerhand op afstand te geraken. Dat gold helemaal toen hij in 1989 tot zijn leedwezen Amsterdam vaarwel moest zeggen. Hoewel geboren in Tilburg vindt hij zichzelf een rasechte Amsterdammer. Het vertrek uit Amsterdam was ingegeven door de toetreding tot een maatschap van reumatologen in het Gorinchemse Beatrixziekenhuis van zijn vrouw Judith van Emmerik. Ze gingen letterlijk achter de dijk wonen. In dat jaar stapte hij als organisatie-adviseur over naar Andersson Elffers Felix in Utrecht, waar hij indruk heeft gemaakt met een hutkoffer die hij voortdurend bij zich had omdat daarin naar zijn zeggen zijn geheugen zetelde. Hij maakte daar ook furore met Kees van Kootens act van de 'vieze man', compleet met een koortslip uit de feestartikelenwinkel en een regenjas die nooit een stomerij van binnen had gezien.

Begin jaren negentig begon de landelijke politiek toch weer te trekken. In 1992 werd hij lid van de werkgroep partij-organisatie (POR) en een jaar later kandideerde hij zich voor het Tweede-Kamerlidmaatschap. De partij leek niet echt onder de indruk van Van Boxtels capaciteiten, want hij werd nummer 27 op de kandidatenlijst en daarmee vrijwel kansloos.

In mei '94 haalde D66 echter een glorieuze verkiezingsoverwinning met 24 zetels. Daarmee zou Van Boxtel nog niet in de Kamer komen, maar vervolgens gebeurde wat eerder onmogelijk leek: Paars I trad aan en D66 leverde een aantal bewindslieden. Van Boxtel arriveerde met de hakken over de sloot in de Tweede Kamer, maar nam bepaald geen genoegen met een backbench. Hij stortte zich op de portefeuille volksgezondheid en iets meer dan een jaar later werd hij vice- fractievoorzitter.

Bij formaties kunnen zaken snel en eigenaardig lopen. Van Boxtel zag zichzelf op 3 augustus 1998 terug bij de koningin, waar hij zojuist tot minister was benoemd. Grote steden- en integratiebeleid, het tackelen van de millenniumbug, en een wat minder nauw gedefinieerde opdracht tot 'overheidsdigitalisatie'. Zo is de klus ongeveer omschreven. "Er is in het begin wel eens geschamperd over mijn portefeuille, maar de kritiek verdween snel", zei de bewindsman nadat hij een half jaar in functie was geweest. Sinds zijn aantreden "draait" hij "dubbele werkweken", is "altijd op pad, ook 's avonds en in de weekends". Zijn bijdrage aan het huishouden beperkt zich tot zijn leedwezen vrijwel geheel tot het controleren van de konijnenhokken van zoons Rutger (12) en Robin (9) en een zaterdagse gang naar de supermarkt. Op maandag trekt hij bijvoorkeur het land in, naar 'zijn' steden, de wijk in om met mensen - liefst jongeren - te praten. Toch zegt hij als het even kan de huiselijkheid te zoeken. "Is dat dubbel? Ik vind van niet", zegt een oud-clubgenoot van de tennisvereniging Aemstel Spelers. " Op de baan was hij niet buitengewoon begaafd, maar wel uiterst fanatiek. In de kantine een uitgesproken gezelligheidsdier. Je kunt dus stellen dat hij heel goed weet wat waar dient te gebeuren."

Hij is gedreven, maar het valt hem nog steeds moeilijk om een ware excellentie te zijn. Hij voetbalt graag met collega's uit het kabinet op de grasmat van het Catshuis. Hij verbaast het volk als hij daar ter ontspanning even een zijwaartse flikflak maakt, eindigend in een handstand. Hij mag zich tot de huisvrienden van Jan Cremer rekenen.

Behalve het integratiebeleid, waarvoor hij in de Tweede Kamer de handen nog niet erg op elkaar heeft gekregen, is hij voor Rotterdam minister van Binnenlandse Zaken, zolang collega Peper nog met vergeelde declaratie-formulieren worstelt. En hij stort zich met merkbare vreugd op de digitalisering van de overheid. De enige minister des Konings die via het Internet met zijn onderdanen 'chat' en ze nieuwjaar wenst onder het motto: www. puntuit.

Curriculum Vitae

  • Geboren in Tilburg op 8 februari 1954. Opleiding: HBS-B in Amstelveen tot 1973, daarna twee jaar medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Vervolgens rechten tot 1981, eveneens aan de UvA. Medewerker van de sportredactie van de Volkskrant, ambtenaar bij de gemeente Amsterdam.

  • 1977: lid van D66.

  • 1978-1981: secretaris politiek D66 afdeling Amsterdam.

  • 1981-1985: lid hoofdbestuur D66.

  • 1981-1986: beleidsmedewerker bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

  • 1986-1989: organisatie-adviseur bij Verlinden Wezeman, Ernst & Whitney in Oosterbeek.

  • 1989-1994: dezelfde functie bij Anderson Elffers Felix in Utrecht.

  • 1989: verhuisd van Amsterdam naar Gorinchem.

  • 1990-1994: voorzitter D66 afdeling Gorinchem.

  • 1992: lid werkgroep partijorganisatie.

  • 1994: lid Tweede Kamer voor D66.

  • 1995: vice fractie-voorzitter. Was voorts voorzitter van de Stichting Projecten Opvang Asielzoekers (POA), voorzitter van de raad van toezicht van de stichting Tot & Met en bestuurslid van de theatergroep Hollandia.

  • 1998: minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid in het tweede kabinet-Kok.

    Roger van Boxtel is getrouwd met de reumatologe Judith van Emmerik. Zij hebben twee zoons.


    Zie ook:

    Ministers van Paars II: Roger van Boxtel, Belofte (30 juli 1998)

  • NRC Webpagina's
    14 FEBRUARI 2000


    ( a d v e r t e n t i e s )

        Bovenkant pagina

    NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)