U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   B I N N E N L A N D
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
Centraal Joods Overleg

Verbond van Verzekeraars

Ministerie van Financiën

De Nederlandsche Bank

Informatie over Holocaust Assets

NIOD


Diamantroof bezorgde Duitsers deviezen


Veel diamanten van Amsterdamse diamantairs zijn in de oorlog in Zwitserse handen gekomen. Er ligt een miljoenenclaim.

Door onze redacteur HERMAN STAAL

AMSTERDAM, 17 NOV. Diamanten van de Amsterdamse joodse diamantairs waren belangrijk voor de Duitse bezetter. Ze zorgden voor miljoenen aan buitenlandse deviezen die nodig waren voor de Duitse oorlogsmachine. De Reichsmark werd in de loop van de oorlog steeds minder waard. Duitsland had daarom deviezen en goederen nodig van de neutrale landen, zoals Zwitserland, Zweden, Portugal en Spanje.

De Duitsers zetten daarom voor de diamantroof uit Amsterdam in 1942 operatie-Bozenhardt op. De broers Bozenhardt, diamantairs uit Hamburg, vestigden zich in Amsterdam om diamanten op te kopen. De joodse diamantairs, die tachtig procent van de markt in handen hadden, werden veelal gedwongen te verkopen, zonder dat ze aan de opbrengst konden komen. Bovendien konden diamantairs het leven redden van familie en andere dierbaren door industriediamant aan de Duitsers over te dragen ter waarde van 15.000 tot 30.000 gulden. Toen de Duitsers de meeste diamanten in handen dachten te hebben, werden de diamantairs in september 1943 opgepakt en gedeporteerd.

Zo verdween volgens onderzoeker Ralph Blitz van het CJO voor miljoenen guldens aan diamanten uit met name Amsterdam. Voor de oorlog hadden de diamantairs circa 70.000 karaat diamanten (veertien kilo) in Nederland, in de oorlog roofden de Duitsers daarvan circa 55.000 karaat (elf kilo).

Een groot deel kwam op verschillende manieren terug, maar van tienduizend karaat (twee kilo) is volgens Blitz zeker dat ze door de Duitsers aan Zwitserse banken zijn verkocht. Hij vond dat in archiefstukken van het na de oorlog ingestelde Bureau Bestrijding Vermogensvlucht. Al in september 1945 rapporteerde dat bureau aan de toenmalig minister van Financiën P. Lieftinck dat deze hoeveelheid edelstenen in Zwitserse handen terecht was gekomen. Daarna loopt het spoor in de archiefstukken volgens Blitz dood. "Maar ik acht het uitgesloten dat er iets is teruggekomen. De Zwitsers hebben na de oorlog nooit meegewerkt. Vermoedelijk liggen de diamanten nog ergens in Zwitserland. "

Het CJO heeft op basis van het onderzoek van Blitz een claim ingediend bij het fonds dat de Zwitserse banken onder druk van dreigende rechtszaken in de Verenigde Staten hebben ingesteld. Het Holocaust Victim Assets Litigation krijgt volgens een akkoord dat in 1998 met de Zwitserse banken en de Zwitserse regering is gesloten, 2,5 miljard gulden te verdelen.

In juni begon hiervoor een wereldwijde publiciteitscampagne om slachtoffers van de Holocaust erop attent te maken dat ze tot 22 oktober geld konden claimen. Een speciaal benoemde rechter gaat nu open en onpartijdige beoordelingsprocedures vaststellen.

Het fonds is bedoeld voor verschillende groepen slachtoffers, zoals voor mensen die die vlak voor of tijdens de oorlog geld op Zwitserse bankrekeningen hebben gestort en daar niets van hebben teruggezien, voor personen die dwangarbeid hebben verricht waarbij winst uit die arbeid in Zwitserland is terechtgekomen en personen van wie bezittingen zijn geroofd die bij de Zwitserse banken zijn terechtgekomen.

Het CJO denkt als vertegenwoordiger van de joodse gemeenschap bij de laatste categorie te horen. De verdwenen diamanten vertegenwoordigen volgens Ralph Blitz nu een waarde van tegen de honderd miljoen gulden, want per karaat leveren diamanten afhankelijk van de kwaliteit en de kleur tussen de zes- en zestienduizend gulden op. "De waarde ligt daar vermoedelijk ergens tussenin", zegt Blitz.

"Als ze in Zwitserland zijn, maar niemand weet waar, dan heeft het CJO geen sterke zaak", zegt onderzoeker Gerard Aalders van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), die vorig jaar het boek Roof over de Tweede Wereldoorlog publiceerde. Omdat niet meer te achterhalen lijkt wie de eigenaren waren, wordt het volgens hem moeilijk een juridisch sluitend bewijs van de roof rond te krijgen. Mogelijk wordt bij de verdeling van het fonds wel met enige coulance beoordeeld, verwacht Aalders. Hij kent de partij diamanten zelf niet. "Maar de Duitse roof is ook zo'n gigantisch gebied", zegt Aalders.

Niet alleen de Duitsers en Zwitsers hebben geprofiteerd van de diamantroof, ook de Nederlandse overheid spekte de staatskas met de verkoop van de edelstenen. Maar dit voltrok zich na de oorlog, toen in opdracht van de overheid 12.500 karaat (2,5 kilo) diamanten werd verkocht en geveild. "Om de kas van de Nederlandse staat te spekken, over de rug van de omgekomen joodse diamantairs", zegt Blitz. Van deze diamanten konden de eigenaren niet worden teruggevonden of er waren geen erfgenamen aan te wijzen. Volgens de CJO-onderzoeker hanteerde de Nederlandse overheid de Wet materiële oorlogsschade heel rigide, waardoor zelfs kleinkinderen niet in aanmerking kwamen voor restitutie. "Aan zo'n veiling na de oorlog was niets geheimzinnigs", zegt NIOD- onderzoeker Aalders. "Men keek toen heel strikt naar de wet. Moreel kijken we daar nu anders tegen aan."

De veiling van De Nederlandsche Bank leverde drie miljoen gulden op, wat een huidige waarde zou hebben gehad van circa 60 miljoen gulden. Woordvoerder R. Naftaniël van het CJO wil dit aspect inbrengen in onderhandelingen met het ministerie van Financiën over een vergoeding voor al het joodse geld dat naar de overheid is gevloeid. Deze onderhandelingen moeten nog beginnen.


Zie ook:
Akkoord tegoeden nog wankel evenwicht (11 november 1999)

Akkoord over joodse polissen (9 november 1999)

NRC Webpagina's
17 NOVEMBER 1999


( a d v e r t e n t i e s )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)