U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   C U L T U R E E L   S U P P L E M E N T
Bepaal nu online uw beleggingsprofiel bij Zurich..
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
Stedelijk Museum


Het herstel van de Chardzjiëv collectie

Eindeloos touwtrekken


De verzameling avantgarde kunst die de Russische verzamelaar Nikolaj Chardzjiëv naliet werd voor een deel frauduleus verkocht. De Stichting Chardzjiëv probeert de collectie te herstellen.

Badende Vrouwen van Malevistj kasimir Malevitsj: Badende vrouwen. Gouache, omstreeks 1908. Foto: Stedelijk Museum Amsterdam

Door Lien Heyting

In de hoop dat zijn kostbare kunstcollectie en archief hier in Nederland, ver weg van de Russische misdaad, veilig zouden zijn, emigreerde de Russische verzamelaar Nikolaj Chardzjiëv in 1993 op negentigjarige leeftijd met zijn vrouw Lidia Tsjaga naar Amsterdam. De hoop bleek ijdel: ook hier raakte het echtpaar overgeleverd aan lieden die het op hun bezit hadden gemunt. De collectie viel na Chardzjiëvs dood in 1996 ten prooi aan wanbeheer en er werden diverse belangrijke stukken uit verkocht.

Maar binnenkort lijkt er een einde te komen aan de al jaren slepende 'Chardzjiëv-affaire'. Achter de schermen werkt het bestuur van de Stichting Cultureel Centrum Khardjiev Tschaga - ofwel de Stichting Chardzjiëv - aan een regeling die de in het verleden gepleegde malversaties zoveel mogelijk ongedaan moet maken. Naar verwachting slaagt het bestuur er nog dit najaar in om de Gordiaanse knoop van wel en niet geoorloofde transacties met kunstwerken uit de collectie te ontwarren en de verzameling onder haar beheer te krijgen. Dat zou betekenen dat Nederland een collectie Russische avant-garde kunst uit het begin van deze eeuw rijker wordt waarvan de waarde geschat wordt op 300 miljoen gulden. Het gaat om een verzameling die in het Westen zijn weerga niet kent.

Chardzjiëv - een letterkundige, en expert op het gebied van de Russische avant-garde kunst - heeft niet alleen een enorme kunstverzameling opgebouwd, maar ook een uitgebreid archief met manuscripten en brieven van schrijvers als Anna Achmatova, Osip Mandelstam en Velimir Chlebnikov. De Russische wet verbiedt de uitvoer van kunstwerken van voor 1945, maar met behulp van de Keulse Galerie Gmurzynska slaagde Chardzjiëv erin zijn kunstcollectie en ook een groot deel van zijn archief naar het Westen te smokkelen. Een ander deel van het archief, met onder meer handschriften van Malevitsj, werd door de Russisische douane in 1994 onderschept en is nu ondergebracht in het centrale Archief voor Literatuur en Kunst in Moskou.

Chardzjiëv wilde dat na zijn dood zijn archief en kunstcollectie zouden overgaan naar een stichting. Nadat zijn vrouw Lidia Tsjaga in november 1995 was overleden, benoemde hij de Russische emigrant Boris Abarov, die hij in Amsterdam had leren kennen, tot erfgenaam. In dezelfde maand werd ook de Stichting Cultureel Centrum Khardjiev-Tchaga opgericht. Bestuurder van de Stichting was alleen Nikolaj Chardzjiëv. Na zijn overlijden zou hij worden opgevolgd door Boris Abarov.

Dubbelfunctie

Tot executeur-testamentair van zijn nalatenschap had Chardzjiëv de Amsterdamse notaris mr. C.M.R. Privé benoemd. Drie maanden na Chardzjiëvs overlijden in juni 1996, vroeg Abarov, die inmiddels in opspraak was geraakt, aan Privé om het voorzitterschap van het stichtingsbestuur van hem over te nemen, waar Privé in toestemde. Door deze dubbelfunctie van executeur-testamentair van de nalatenschap en bestuurder van de Stichting, was er sprake van een belangenverstrengeling bij Privé die onverenigbaar is met de status van notaris. Privé loste dit op door uit het notariaat te stappen.

Volgens het testament van Chardzjiëv had de Stichting het recht om de kunstwerken die zij van belang achtte bij de boedelafwikkeling op te eisen van de executeur-testamentair. Omdat beide functies door Privé werden verenigd kon hij zelf bepalen welke kunstwerken naar de Stichting zouden gaan en kon hij ook de overdracht van de kunstwerken aan de Stichting traineren. Door een aanpassing van de stichtingsstatuten - waarin hij liet schrappen dat het de bedoeling was de kunstcollectie bijeen te houden - gaf hij zichzelf bovendien het recht om kunstwerken uit de collectie te verkopen. Dat gebeurde in september 1996.

Naar aanleiding van negatieve berichten over de Stichting Chardzjiëv in de Russische pers verklaarde Privé op 5 september 1996 tegenover deze krant: "Er is geen sprake van een crimineel circuit rondom de collectie." In werkelijkheid waren de malversaties toen in volle gang. Precies een dag eerder, op 4 september 1996, had Privé een contract gesloten met de in Russische kunst gespecialiseerde Galerie Gmurzynska, waaraan hij voor 12,5 miljoen dollar vier schilderijen van Malevitsj verkocht: Man in suprematistisch landschap, Het bruine trapezium, Het rode vierkant en De zwarte rechthoek. Enkele maanden later, begin 1997, verkocht Privé nog een serie werken uit de collectie, waaronder een schilderij van Malevitsj en litho's van El Lissitski. In totaal was met de verkopen een bedrag van 30 miljoen gulden gemoeid.
Galerie Gmurzynska had in 1994 al vier schilderijen en twee gouaches van Malevitsj uit de collectie weten te bemachtigen. Ze had bedongen dat ze deze werken in ruil voor de smokkeloperatie kon kopen voor de extreem lage prijs van 2,5 miljoen dollar (de waarde van één schilderij van Malevitsj wordt geschat op acht tien miljoen gulden). Enkele van deze schilderijen
Mikhail Larionov: Zelfportret als soldaat (1914)
zijn inmiddels door Gmurzynska doorverkocht,aan de Amerikaanse verzamelaar Robert Lauder en aan Museum Ludwig in Keulen.

De transactie tussen Galerie Gmurzynska en Chardzjiëv uit 1994 kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Maar met de verkopen die na de dood van Chardzjiëv door Privé werden gedaan, ligt het anders. Toen deze verkopen in 1997 aan het licht kwamen, verdedigde Privé die met het argument dat hij als executeur-testamentair geld nodig had om de boedel te kunnen afwikkelen: hij moest successierechten betalen en ook waren er nog schulden van Chardzjiëv. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat Privé hier 30 miljoen gulden voor nodig had. Aan de fiscus had hij opgegeven dat de waarde van de kunstcollectie miniem was, dus die was nauwelijks belast. In het deze zomer verschenen boek Meesters, marodeurs. De lotgevallen van de collectie Chardzjiëv beschrijft journaliste Hella Rottenberg waar het geld terechtkwam: in de zakken van Privé, de met hem bevriende pensioenadviseur Jan Buse en Boris Abarov, die inmiddels naar Nieuw- Zeeland is geëmigreerd.

Nadat in het najaar van 1997 berichten in de pers waren verschenen over het geknoei met de Chardzjiëv-collectie begon de Nederlandse overheid zich met de zaak te bemoeien. De directe aanleiding was een bezoek van de Russische premier Tsjernomyrdin die tegenover premier Kok zijn zorgen uitte over de toekomst van de collectie. De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Buitenlandse Zaken wisten via het Openbaar Ministerie te bewerkstelligen dat er een nieuw bestuur van de Chardzjiëv-stichting kwam. Voorzitter is sinds april 1998 ex- minister van Justitie mr Job de Ruiter. Verder maken de Amsterdamse advocaat mr Theo Bremer en kunsthistoricus Robert de Haas deel uit van het stichtingsbestuur.

De taak die zij op zich namen is niet eenvoudig. Afgelopen zondag, toen de Chardzjiëv-affaire in het tv-programma De Plantage aan de orde kwam, onthulde Theo Bremer, die optrad als woordvoerder van de Stichting Chardzjiëv, dat het bestuur nu bezig is om via onderhandelingen met alle betrokkenen een schikking te treffen waarbij de kunstcollectie en het archief zo compleet mogelijk aan de Stichting worden overgedragen. Ook is het de bedoeling, zei hij, dat er een geldbedrag beschikbaar komt voor het beheer van de collectie. Mochten de onderhandelingen op niets uitlopen, dan zal een rechtszaak onvermijdelijk zijn, maar daar ziet het op dit ogenblik niet naar uit.

Compromissen

Het bestuur van de Stichting Chardzjiëv heeft na zijn aantreden in april 1998 eerst de collectie en het archief in bewaring gegeven aan het Amsterdamse Stedelijk Museum en gekeken wat eraan ontbrak. Ook is nagegaan wat er met het geld uit de nalatenschap is gebeurd. Vervolgens ging het erom hoe de Stichting de Chardzjiëv-collectie zo volledig mogelijk in haar bezit kon krijgen. De executeur-testamentair, Privé, had beslissingen genomen die niet in het belang van de Stichting waren. Erfgenaam Abarov werd door hem bijvoorbeeld bijzonder ruim bedeeld, en dat ging ten koste van de Stichting. Omdat er veel partijen in het spel waren besloot het bestuur om eerst via gesprekken en compromissen tot een voor de Stichting bevredigend resultaat te komen. Bij de onderhandelingen zijn niet alleen Privé en - via zijn advocaat - Abarov betrokken, maar ook Jan Buse, Galerie Gmurzynska, de fiscus en de Nederlandse Staat.

Voor Galerie Gmurzynska is de uitkomst van belang omdat haar reputatie op het spel staat: als de Chardzjiëv-collectie ontdaan van de meest belangrijke werken - die immers aan de galerie verkocht zijn - overblijft, zal dat alle partijen die met deze affaire te maken hadden worden nagedragen, ook Gmurzynska. Met de fiscus is een regeling getroffen waarbij de Stichting zo min mogelijk wordt belast. Verder heeft het bestuur te maken met de Nederlandse Staat omdat de betrekkingen met de Russische autoriteiten in het geding zijn. Met Rusland moet overeenstemming worden bereikt over de collectie zodat er van die kant geen claims meer te verwachten zijn. De directrice van het Poesjkinmuseum, Irina Antonova, heeft de Chardzjiëv-collectie onlangs in Amsterdam bekeken. Ze was ervan onder de indruk, en de Russen zullen de collectie zeker willen exposeren.

Buiten de onderhandelingen spelen nog allerlei kwesties zoals bijvoorbeeld de belastingaangifte door Privé, die een minuscuul bedrag opgaf voor de waarde van de kunstcollectie. Deze zaak is onderzocht door de FIOD, maar er is nog geen beslissing over genomen.

Het bestuur wil op dit moment geen enkele mededeling doen. Desgevraagd wil voorzitter de Ruiter alleen dit kwijt: "De Chardzjiëv-collectie is aangetast en dat zal in zekere mate zo blijven. We proberen wat mogelijk is te herstellen, maar om de verzameling in de oorspronkelijke staat terug te brengen, dat zal niet lukken. Zodra de zaak is opgehelderd, kunnen we aan onze eigenlijke taak beginnen: het exposeren van de kunstcollectie."

De Chardzjiëv-collectie


De Chardzjiëv-collectie is opgeslagen in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Lien Heyting nam als eerste de complete collectie in ogenschouw.

De Chardzjiëv-collectie omvat ongeveer 1500 kunstwerken en vijf meter archief met handschriften van verschillende bekende Russische schrijvers. De kunstcollectie, zoals die nu in het Stedelijk Museum ligt opgeslagen, bestaat uit schilderijen, tekeningen, aquarellen, gouaches en collages van in totaal vijftig Russische kunstenaars uit de eerste helft van deze eeuw.

In de verzameling zijn talloze verrassingen te vinden en ook topstukken. Als het bestuur van de Stichting Chardzjiëv erin slaagt werken die werden verkocht terug te krijgen, zal het aantal topstukken nog toenemen.

Alleen al van Kasimir Malevitsj zijn er 172 werken: 122 tekeningen en pastels (waarvan 79 tekeningen in november 1998 in het Stedelijk Museum werden geëxposeerd), verder aquarellen, gouaches en zes schilderijen. Van deze zes schilderijen zijn er twee uit Malevitsj' vroege impressionistische periode, er is een kubo-futuristische compositie, een op een houten paneel geschilderde suprematistische voorstelling van een wit vierkant met bruine dwarsbalk op een zwart kruis, (een werk dat lang verloren werd gewaand), een fauvistisch portret van de met hem bevriende schilder Alexej Morgoenov en een portret van Malevitsj' vader.

De collectie bevat ook een serie kubistische kleurenlitho's van Malevitsj, en een aantal tekeningen waarvan niet met zekerheid is vast te stellen of ze gemaakt zijn door Malevitsj of door zijn leerling Nikolaj Soeëtin. Het gaat om tekeningen van enigszins spookachtige, naar het surrealisme neigende figuren, die verwantschap tonen met de gestileerde figuren die Malevitsj eind jaren twintig schilderde. Volgens Stedelijk Museum-conservator Geurt Imanse zijn deze tekeningen vermoedelijk van de hand van Soeëtin. Door Malevitsj zouden ze zijn uitgeleend aan Chardzjiëv die ze vervolgens verzuimde terug te geven, zoals vaker gebeurde.

Behalve de zes doeken van Malevitsj zijn er vier schilderijen van de futurist Michail Matjoesjin en twee van Matjoesjins vrouw Elena Goero, een van David Boerljoek, een van Morgoenov en van Olga Rozanova.

Alexej Morgoenov: Compositie (1917)
Van de 1500 werken in de collectie zijn er 800 van geen kunsthistorisch belang. Dit zijn tekeningen en aquarellen van D.M. Mitrosjin, de stiefvader van Chardzjiëvs vrouw Lidia Tsjaga. De overige 700 zijn niet echt representatief voor de Russische avant-garde kunst uit het begin van deze eeuw. Zo ontbreken werken van de suprematistische kunstenaressen Ljoebov Popova, Varvara
Stepanova en Alexandra Exter. Er is ook niets van kunstenaars als Alexander Drevin, Anna Leporskaja of Nadesjda Oedaltsova. Maar deze hiaten maken de Chardzjiëv-collectie niet minder bijzonder.

Tot de grote verrassingen hoort een serie subtiele, suprematistische collages van gekleurde papiersnippers door Olga Rozanova. Van Rozanova is er ook een boekje met prachtige houtsneden van kaartspelfiguren. Verder zijn er bijzondere schetsboekjes (zoals die van Boris Ender), een map met tekeningen van Larionov, een groot rayonistisch werk van zijn vrouw Natalia Gontsjarova, abstracte aquarellen en gouaches van El Lissitski, een serie kostuumontwerpen door Tatlin, een tekening door Majakovski, een portret van Malevitsj door Ivan Klioen, suprematistische gouaches van Gustave Kloetsis en enkele tekeningen van de Zwitserse beeldhouwer Alberto Giacometti.

Van verschillende bekende Russische kunstenaars die in de collectie vertegenwoordigd zijn, was tot nu toe geen enkel werk in Nederlandse musea aanwezig. Dat geldt voor de meeste al genoemde namen, maar bijvoorbeeld ook voor Tysjler, Favorski en Filonov. Daarnaast bevat de collectie ook werk van kunstenaars die in het Westen nooit naam hebben gemaakt.

Van zo'n dertig werken op papier zijn de makers onbekend. Bij die dertig ligt een meesterlijk tekeningetje van drie gebadpakte vrouwen in wulpse houdingen bij een badkoetsje op het strand. Door nadere bestudering kan de identiteit van de makers van deze werken misschien nog worden vastgesteld.


Zie ook:
Rusland: het ruilen van kunst kan beginnen (27 juli 1999)

NRC Webpagina's
10 SEPTEMBER 1999


( a d v e r t e n t i e s )
Autoverzekering....
Maak kennis met JM

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)