R A D I O & T E L E V I S I E
|
NIEUWSSELECTIE
S e l e c t i e
Televisie
|
Z O M E R T V :
Kunst & het leven
Hendrik Spiering
Voor de liefhebbers was het gisteravond sowieso een topaflevering, omdat Morse zich ongewoon bloot gaf waardoor Lewis onverwacht opgewekt was. Gek genoeg is het daardoor één van de vrolijkste Morse-afleveringen geworden die ik ken. Nooit eerder heb ik Lewis zo zien spotten met Morse. De vraag op de achtergrond luidde: moet je je werkelijk zo vreselijk gedragen om een groot kunstenaar te worden? Oftewel: is het een noodzakelijk offer en is de diva dus misschien zelfs zielig? Op die vragen is geen algemeen antwoord mogelijk. Wel kan het stellen van de vraag de kunstbeleving veranderen. "Kunst gaf me altijd zoveel... eh, ik beschouwde kunstenaars als een ander soort mensen", zegt Morse tegen Lewis. Maar die antwoordt: "Mijn vader zei altijd: ik houd van voetbal, maar niet van voetballers." "Het zal nooit meer hetzelfde zijn", jammert Morse verder. En direct daarop stelt de anders altijd zo botte Morse aan Lewis een zeer ongebruikelijke vraag: "Hoe is het met je vrouw? Doe haar de groeten van me." Lewis vertrekt en de vrijgezel Morse blijft alleen achter op zijn kantoor, met tranen in de ogen. In een laatste shot zien we de peperdure rozen die hij aan het begin van de aflevering naar de diva had laten sturen, te midden van vele andere bloemstukken in een verlaten kleedkamer. De voorstelling is afgelast en de rozen zijn nu al verlept. Later op de avond kon The art of piano alleen maar tegenvallen. En dat deed het ook. Het is altijd leuk oude opnamen te zien en te horen, maar verder maakte de documentaire een nogal routinematige indruk. Alle pianisten, van Paderewsky tot Rubinstein, werden 'uniek', 'nobel', 'onvergetelijk' en 'superieur' genoemd. En vrijwel alle hadden ze een 'geweldige techniek'. Het zal best. Alleen de manager van Horowitz ging verder dan plaathoesteksten toen hij zei dat het onderscheidende van grote pianisten niet lag in hun muzikaliteit of hun techniek, maar in de manier waarop ze met het publiek omgingen. Over dit in mijn ogen cruciale onderdeel van iedere geschiedenis van 'Grote Pianisten' hoorden we verder weinig meer. Of het moest zijn dat de pianisten allemaal zo'n geweldige uitstraling hadden. Toch zei vrijwel iedere ondervraagde tussen alle cliché's door tenminste één interessant zinnetje. Waarschijnlijk waren de interviews boeiend genoeg geweest, maar ik vrees dat bij de eindredactie bewust gekozen is voor oppervlakkigheid en opsommerigheid, in de hoop dat dit beter verkoopt. Jammer. Want Colin Davis zei bijvoorbeeld en passant dat het geven van een pianorecital een antisociaal effect heeft op de psyche. Dáár wil ik alles van weten.
|
NRC Webpagina's
5 AUGUSTUS 1999
|
Bovenkant pagina |