U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Denken over de 21ste eeuw: Francis Fukuyama

Vrijwillig in het gareel


Volgens de Amerikaanse politiek filosoof Francis Fukuyama houdt de mens van nature van orde. In periodes waarin de buitenwereld tot chaos lijkt te vervallen, zoeken mensen hun eigen vastigheid. Zo slaagt de samenleving er in om ingrijpende gebeurtenissen op het gebied van economie en techniek te absorberen.

Door Juurd Eijsvoogel

Niet ver van zijn huis in Virginia, in een voorstad van Washington, speelt zich iedere doordeweekse ochtend een ritueel af dat de Amerikaanse politieke filosoof Francis Fukuyama vertrouwen geeft in de mensheid. Op de hoek van een straat, voor Bob's Restaurant, vormt zich tijdens het spitsuur een rij mensen, kantoortypes. Af en toe stopt er een auto en dan stappen twee of drie van de wachtenden in, ook al kennen ze de bestuurder en elkaar niet, voor een ritje naar het centrum van Washington.

's Avonds speelt zich hetzelfde ritueel af in omgekeerde richting: auto's vol forenzen die elkaar niet kennen keren terug uit Washington en de lifters worden weer afgeleverd bij de plaats waar ze 's morgen hun auto hadden achtergelaten. De passagiers, die "slakken" (slugs) worden genoemd, helpen de bestuurder, die met twee meerijders gebruik mag maken van de carpoolstrook. En ze helpen ook zichzelf, want in hun eentje in hun eigen auto waren ze niet alleen tot de file veroordeeld geweest, ze hadden ook benzinekosten moeten maken.

Het ritueel van de slakken is spontaan ontstaan nadat de overheid in de jaren zeventig, tijdens de oliecrisis, carpoolstroken had ingesteld. Het is een voorbeeld dat volgens Fukuyama laat zien dat de mens van nature geneigd is tot orde. De 'slakken-cultuur' heeft in de loop der jaren een hele reeks regels voortgebracht: iedereen wacht op zijn beurt, roken en betalen zijn taboe, de conversatie in de auto houdt zich verre van controversiële onderwerpen als seks, religie en politiek. Al jaren werkt dit systeem ordelijk en naar algemene tevredenheid.

Allerlei politieke denkers sinds Thomas Hobbes zijn ervan uit gegaan dat een anarchistische toestand van "oorlog van allen tegen allen" de natuurlijke conditie van de mens is. Alleen de staat zou de van nature egoïstische menselijke wezens enige maatschappelijke orde kunnen opleggen. Maar de slakken laten volgens Fukuyama zien dat mensen ook spontaan ordening in hun maatschappelijke bestaan kunnen aanbrengen (met in dit geval een zetje van de overheid die de carpoolstroken instelde).

Fukuyama is ervan overtuigd dat de mens een biologische, genetische aanleg heeft voor samenwerking - in gezinsverband, in de buurt, in het bedrijfsleven. En dankzij die aanleg kunnen we een tijdelijke ontwrichting van de maatschappelijke orde, zoals het Westen die volgens hem tussen de jaren zestig en de jaren negentig heeft doorgemaakt, te boven komen. En dat is precies de soort restauratie die we bij de overgang naar de 21ste eeuw beleven, stelt Fukuyama in zijn onlangs verschenen boek The Great Disruption; Human Nature and the Reconstruction of Social Order.

Het is deze zomer tien jaar geleden dat Fukuyama, toen beleidsplanner op het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, plotseling wereldberoemd werd met zijn veelbesproken stelling over het einde van de geschiedenis. Na de ondergang van het communisme zou de Westerse liberale, kapitalistische democratie "de uiteindelijke regeringsvorm op deze aarde" zijn, "het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid", betoogde hij in een artikel met de titel The End of History? in het conservatieve tijdschrift The National Interest. Er was eenvoudigweg geen ideologisch alternatief meer voorhanden. En daarom zou er een einde komen aan de geschiedenis, althans, aan de geschiedenis zoals Hegel en Marx die beschreven: als een voortschrijdende evolutie van de politieke en economische instituties.

Met die stelling voorzag Fukuyama het einde van de Koude Oorlog niet alleen van een theoretische contekst, hij bood de wereld in een tijd van grote veranderingen ook een blik op de toekomst. Zijn stuk was voer voor talloze commentatoren en critici, van de Verenigde Staten tot de Sovjet-Unie, van Japan tot Zuid-Afrika, van Brazilië tot Nederland. Het begrip "het einde van de geschiedenis" werd opgenomen in het gangbare politieke taalgebruik. En het werd honend aangehaald na de val van De Muur, na de Golfoorlog, en na de oorlogen in Rwanda en op de Balkan. Lieten al deze ingrijpende historische gebeurtenissen niet zien dat de geschiedenis nog altijd springlevend was, en dat Fukuyama het dus bij het verkeerde eind had gehad?

De vaak harde kritiek heeft Fukuyama niet in zijn schulp doen kruipen. Hij verhelderde zijn stelling in 1992 in het boek The End of History and the Last Man. Hij schreef in 1995 een boek over de verborgen fundamenten van welvarende samenlevingen (Trust, in Nederland vertaald als Welvaart). En nu heeft hij tegelijkertijd The Great Disruption gepubliceerd, een ambitieuze analyse van de Westerse cultuur aan het eind van de twintigste eeuw, en een artikel (opnieuw in The National Interest) dat terugblikt op zijn veelbesproken stelling van tien jaar geleden. In dat artikel, onder de titel Second Thoughts (Bij nader inzien), dient hij zijn critici nog één keer van repliek, en analyseert hij ook waarom hij het zèlf destijds mis had.

"Het debat over het einde van de geschiedenis kwam voor een groot deel voort uit een onnozel misverstand over het begrip geschiedenis", zegt Fukuyama, die tegenwoordig hoogleraar is aan de George Mason University in Arlington, een Washingtonse voorstad aan de overkant van de rivier de Potomac. "Ik heb nooit beweerd dat er zich geen grote gebeurtenissen meer zouden voordoen. Ik zei dat de grote ideologische strijd voorbij was, omdat alleen de liberale democratie nog overbleef als samenhangend politiek ideaal. Langzamerhand zijn er gelukkig meer mensen die inzien dat mijn betoog eigenlijk over globalisering ging, over trends in de internationale economie en politiek."

Op een snikhete zomerdag legt Fukuyama in zijn kantoortje aan de universiteit uit hoe zijn kijk op de geschiedenis is veranderd. Eerder op de dag heeft hij op Capitol Hill al een spreekbeurt voor Congres- leden en hun medewerkers over zijn nieuwe boek gehouden. Dezelfde week trekt het tijdschrift The New Republic meer dan drie hele pagina's uit voor een recensie van het boek. Als spraakmakende intellectueel hoeft hij niet bang te zijn dat zijn inzichten worden genegeerd.

"Ik heb de oorlogen en etnische conflicten in de eerste helft van de jaren negentig nooit gezien als een ernstige bedreiging voor de tendens die ik beschreef in 'The End of History?'. Nationalisme, islamitisch fundamentalisme en het autoritaire Aziatische model waren, volgens sommige van mijn critici, hard op weg om alternatieven te worden voor de verspreiding van de liberale democratie. Maar volgens mij kwam mijn hypothese over het einde van de geschiedenis pas afgelopen zomer serieus onder druk te staan: door de financiële crisis in Azië en door het einde van de periode van economische hervormingen in Rusland."

Het leek erop dat die crisissituaties fataal konden zijn voor de tendens naar meer vrije markten en democratie. Er kwam verzet tegen de liberalisatie van de financiële markten en de globalisering. Maar Fukuyama zegt dat hij geen moment geloofd heeft dat de werkelijkheid zijn theorie zou ontzenuwen, dat - in zijn eigen woor- den - "het einde van het einde van de geschiedenis" was aangebroken.

"Nee. De mogelijkheid van een wereldwijde ineenstorting van de financiële markten was reëel. Maar ik heb zo'n scenario nooit waarschijnlijk geacht. Uiteindelijk zal je zien dat mijn stelling hier versterkt uit naar voren komt. Globalisering is een ontwikkeling die onvermijdelijk voortgaat. Alternatieven voor de liberale democratie zijn er nog steeds niet, het zogenoemde Aziatische model heeft alleen maar aan geloofwaardigheid ingeboet. Geen enkel land kan het zich veroorloven om de wereld de rug toe te keren."

Evenmin gelooft Fukuyama dat de zogeheten 'Derde Weg', waar zowel linkse Europese leiders als Blair, Schröder en Kok als president Clinton mee flirten, een serieus ideologisch alternatief is voor het liberalisme. "Dat begrip markeert dat links veel beginselen van Reagan en Thatcher heeft geaccepteerd, alleen met een ander soort retoriek. Clinton heeft op economisch gebied, bij de misdaadbestrijding, in zijn bijstandspolitiek, een fundamenteel conservatief beleid gevoerd. Maar dat bezwaart hem, hij heeft er een slecht geweten over. En dus praat hij alsof er nog een andere mogelijkheid is."

Fukuyama houdt dus vast aan de kern van zijn oorspronkelijke bewering dat er geen realistische alternatieven in wereld zijn voor de liberale, kapitalistische democratie. Maar tegelijk erkent hij dat hij het mis had toen hij op grond daarvan het einde van de geschiedenis aankondigde. "De afgelopen jaren heb ik een reeks lezingen georganiseerd over nieuwe inzichten in de wetenschap. Het begon als een poging om de informatie- revolutie te begrijpen, maar het accent verschoof allengs naar de nieuwe ontwikkelingen in de bio-wetenschappen. De ene na de andere spreker legde me uit dat we op dat terrein een enorme vooruitgang meemaken. Het is moeilijk te ontkennen dat we op weg zijn naar een tijdperk waarin zich een explosie van kennis zal voordoen over de organisatie en de werking van het menselijk brein. De wetenschap ontwikkelt zich razendsnel, en zoals een van mijn critici al schreef na publicatie van mijn artikel in 1989: het einde van de geschiedenis is niet mogelijk zonder het einde van de wetenschap. Wetenschap maakt de geschiedenis, is de motor van de geschiedenis, van economische en daarmee ook politieke ontwikkelingen. Dus zolang er geen einde van de wetenschap is, kan er ook geen einde van de geschiedenis zijn."

Fukuyama stelt dat zelfs onze ideeën over zoiets fundamenteels als wat een mens is, de komende generaties drastisch zullen veranderen door de bio-technologie en de ontwikkelingen in het genetisch onderzoek. "De afgelopen vijftig jaar bestond in het Westen de tendens om te geloven dat menselijk gedrag helemaal voortkomt uit sociale omstandigheden. Maar nieuwe ontdekkingen in de biologie laten zien dat veel karaktertrekken niet gevormd worden door je omgeving of door de manier waarop je opgevoed wordt, maar dat ze een fysiologische en vaak genetische oorsprong hebben. "En als we eenmaal begrijpen wat de biologische wortels van gedrag zijn, dan kunnen we ze gaan manipuleren. We doen dat al op grote schaal door toediening van geneesmiddelen die gedrag beïnvloeden; 35 miljoen Amerikanen slikken medicijnen als prozac tegen depressiviteit, drie miljoen kinderen gebruiken Ritalin tegen concentratiestoornissen. In toekomst zullen we dat soort problemen waarschijnlijk veel directer kunnen aanpakken: via de bio- technologie. Dan zijn we bezig een nieuw soort mens te maken.

"Het grote probleem zal zijn dat die nieuwe technologieën zulke evident goede toepassingen zullen hebben, dat we de morele bedenkingen terzijde zullen schuiven. Als er een genetische oorzaak van borstkanker blijkt te zijn, en we kunnen daar iets aan doen door aan het genetisch materiaal te sleutelen, dan wordt het wel heel moeilijk om daar bezwaren tegen aan te voeren. Amerikanen hebben over het algemeen toch al een optimistische kijk op de toekomst en een blind vertrouwen in technologie. Ze hebben gewoon geen begrip voor de Europese aarzelingen om op deze weg voort te gaan.

"Zelf voel ik me meer verwant met de voorzichtiger Europese benadering. Het Europees-Amerikaanse conflict over genetisch gemanipuleerde zaden en hormomenvlees draait voor mij niet zozeer om de vraag of het veilig is, want dat weten we nog niet. "De kwestie is voor mij dat je op een hellend vlak terecht komt. Dat we vandaag groeihormomen aan runderen geven en morgen aan kinderen. Het is verkeerd om dit soort zaken te behandelen alsof het een zaak van protectionisme is, want er zit een belangrijke morele component aan. Het is heel moeilijk om te weten wanneer je moet stoppen, en hoe je moet stoppen. En de globalisering is al zover voortgeschreden, dat het voor individuele staten of handelsblokken al nauwelijks meer mogelijk is om hun eigen grenzen te stellen als andere landen besluiten om maar helemaal niets te reguleren."

Zo kan de wetenschap in de komende generaties bereiken, voorspelt Fukuyama, wat de grote ideologieën nooit is gelukt: de ontwikkeling van een nieuw type mens. Daarmee komt dan alsnog een eind aan de geschiedenis, althans aan de menselijke geschiedenis. "Dan zal een nieuwe, post-menselijke geschiedenis beginnen", schrijft hij.

Maar voor het zover is vormt de menselijke natuur nog altijd het fundament van de samenleving. En volgens Fukuyama is dat maar goed ook. In The Great Disruption beschrijft hij hoe de afgelopen drie decennia - van halverwege de jaren zestig tot begin jaren negentig - in de Verenigde Staten, en ook in andere Westerse landen, een ontwrichting plaatsvond van het maatschappelijk leven. De industriële samenleving werd in die jaren steeds meer een informatie-maatschappij. Massaproductie werd als bron van rijkdom, macht en ook sociaal contact steeds meer verdrongen door dienstverlening en de verzameling en verspreiding van informatie. Het was een transformatie die volgens Fukuyama even ingrijpend, en in veel opzichten even pijnlijk was als de overgang, in de vorige eeuw, van de landbouweconomie naar de industriële economie. Net als toen ging de drastische modernizering gepaard met een neergang van sociale omstandigheden en morele waarden. De afgelopen decennia hebben toenemende misdaad te zien gegeven, meer scheidingen en vaderloze gezinnen, afnemend vertrouwen in de politiek en andere vormen van gezag (politie, leger), tanende gemeenschapszin en een groeiend individualisme. In het algemeen was er sprake van een toename van wat Fukuyama noemt "sociaal wantrouwen", terwijl hij vertrouwen als een van de belangrijkste bouwstenen van de maatschappij ziet.

"Aan het begin van de Verlichting zijn we begonnen om de technologie te gebruiken om onze rijkdom te vergroten. De veranderingen die dat met zich meebrengt als een nieuwe economische productiewijze aanslaat, zijn bijna altijd ontwrichtend voor de arrangementen die mensen hebben getroffen om te kunnen samenleven. Want die arrangementen zijn gebaseerd op stabiliteit, regels en continuïteit, allemaal zekerheden die worden ondergraven. Mensen houden er niet van als dat allemaal overhoop gehaald wordt, het veroorzaakt grote ontreddering."

Maar schildert hij de afgelopen decennia nu niet heel zwart af, terwijl het toch een economisch voorspoedige periode was, waarin zich ook allerlei positieve ontwikkelingen voordeden? In de jaren die Fukuyama kenmerkt als 'De Grote Ontwrichting' is immers grote vooruitgang geboekt op het gebied van gelijke rechten voor vrouwen (en in de Verenigde Staten voor zwarten), terwijl ook de bescherming van het milieu pas in die periode van de grond kwam.

"Het was ook niet alleen negatief. De westerse samenlevingen zijn in deze jaren veel egalitairder geworden en veel opener voor buitenstaanders. Allerlei groepen die voorheen waren buitengesloten, werden opeens serieus genomen. Maar dat gelijktijdig met de opkomst van de informatie-maatschappij de afbraak van de sociale orde dramatische vormen aannam, is duidelijk terug te vinden in allerlei statistische gegevens over criminaliteit, gezinssamenstelling en vertrouwen in de overheid."

Maar Fukuyama geeft zijn analyse een positieve draai. Het feit dat de criminaliteit in veel westerse landen sinds kort afneemt, net zoals het percentage huwelijken dat in echtscheiding eindigt, ziet hij als teken dat het morele en maatschappelijk verval op zijn retour is. De samenleving heeft zich aangepast aan de nieuwe economie, en de reconstructie van de sociale orde is in gang gezet.

"In de Verenigde Staten loopt de reconstructie van de maatschappelijke orde enorm in het oog. In grote steden als New York is de misdaad bijvoorbeeld terug op het niveau van de jaren zestig. Mijn stelling is dat die ontwikkeling te verwachten was, omdat we altijd morele regels voor onze samenleving creeëren. De maatschappelijke wanorde ontstaat niet doordat het de aard van de mens is om daarin te vervallen, zoals veel mensen denken. De maatschappelijke wanorde wordt veroorzaakt door externe factoren, zoals veranderingen op technologisch of economisch vlak. En zij wordt op den duur weer bedwongen door de aangeboren behoefte van de mens aan orde. Als mensen aan zichzelf worden overgelaten organiseren ze zich in ordelijke groepen - denk maar aan de slakken, de Washingtonse forenzen en hun spontane carpool-ritueel."

NRC Webpagina's
5 AUGUSTUS 1999


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)