|
|
|
NIEUWSSELECTIE
De hele krant op NRC's Webeditie voor het buitenland
|
Een Sri-Lankese huishoudster als
statussymbool
RAMALLAH, 17 JULI. In de lift van het appartementengebouw van Fahmi in de Palestijnse stad Ramallah kom je altijd wel een Sri-Lankese tegen met een wasmand, boodschappen of een kind onder de arm. Zes van de acht bewoners, meest jonge redelijk vermogende families, hebben een Sri- Lankese in huis. Zo kwam Fahmi op het idee. Hij is bureauchef van een TV-kanaal, en heeft drie kleine kinderen. Hij heeft zojuist ook een aanvraag ingediend voor een Sri-Lankese. "Het is goedkoper", zegt hij, "om zo'n dienstmeisje te nemen dan om een maandlang naar de wasserette te gaan!" Sri-Lankese dienstmeisjes zijn een vertrouwd verschijnsel in de Arabische wereld. Sinds veel Palestijnen niet meer welkom zijn in Israel, zijn het ook daar goedkopere Thaise, Filippijnse, Roemeense en Sri-Lankese gastarbeiders die er het werk doen - steeds vaker ook in de huishouding. En plotseling beginnen de Palestijnen in Gaza en de autonome steden in de Westelijke Jordaanoever ze ook te importeren. Voordat Yasser Arafat er zijn Zelfbestuur vestigde, kregen zij van Israel geen toestemming om dat te doen. Nu wel. Vele Palestijnen die na de Oslo-akkoorden uit de Golf terugkeerden, waren huishoudelijk personeel gewend. Met de komst van deze 'kapitalisten' sleet het Palestijnse verbod op het etaleren van luxe weg. Tijdens de intifadah, de Palestijnse volksopstand, werden de aanschaf van een kleurentelevisie, dure kleding of zelfs al een fles nagellak als contrarevolutionair en anti-nationalistisch beschouwd, evenals het openlijk erop na houden van dienstmeisjes. Terwijl de 'broeders' op de barricaden tegen Israel sneuvelden, was het not done om je in weelde uit te leven. Nu grijpt Arafats nieuwe elite juist naar statussymbolen als Toyota Landcruisers, minuscule mobiele telefoons, lijfwachten en Sri-Lankese dienstmeisjes om zichzelf maatschappelijk op de kaart te zetten. Eerst waren het enkel ministers en andere hooggeplaatsten die Sri-Lankezen in huis namen. Nu is de middenklasse er ook aan begonnen, deels om de status maar ook uit noodzaak. In de neergaande Palestijnse economie moeten steeds meer vrouwen uit werken. Zij hebben Palestijnse schoonmakers en babysits nodig, die hun taken thuis enigszins kunnen verlichten. Maar huishoudelijk personeel is extreem moeilijk te krijgen. Ook al hebben ze het geld nog zo hard nodig, veel Palestijnen weigeren het 'ondergeschikte' werk dat ze in Israel moeten doen, ook voor eigen volk - en zichtbaar voor verwanten en buren - te verrichten. Vrouwen mogen van hun echtgenoten, vaders of broers soms wel in drukke kantoren schoonmaken maar niet in andermans huizen, omdat zij daar in hun eer kunnen worden aangetast. De paar Palestijnen die wèl huishoudelijk werk doen, zijn duur. 30 shekel per uur is een gangbare prijs, ongeveer 15 gulden, weinig minder dan in Nederland. Een Sri-Lankese die zes dagen per week full-time werkt, verdient 100 dollar - ofwel 400 shekel, evenveel als een Palestijnse werkster die 3 4 uur in de week komt. "Hoeveel Sri-Lankezen ik hierheen heb gehaald?" vraagt Mohammed Faris, die sinds een jaar een dienstmeisjesbureau in Gaza runt. "Honderden." Huishoudelijk personeel uit de Filippijnen komt Palestina niet in. De Israeliërs gaven hun in het begin visa, maar zijn daarmee gestopt omdat veel Filippina's illegaal naar Israel 'overstaken', waar ze drie keer zoveel kunnen verdienen. In Israel werken vooral Filippijnse vrouwen in de huishouding, die hun landgenoten in Palestina onmiddellijk tipten als er een baantje vrij was. Sri-Lankezen doen dat minder snel: Sri Lanka is armer dan de Filippijnen, en er werken minder Sri-Lankezen in Israel. Maar hoe lang ook de middenklasse zich nog een Sri-Lankese houshoudster kan veroorloven, is de vraag. De import van Sri-Lankees huishoudelijk personeel zegt niet namelijk alleen alles over de nieuwe noden en het ontluikende statusgevoel in de Palestijnse maatschappij, maar levert ook een typerende case-study over de rol van Arafats Zelfbestuur: zoals bij zowat elke lucratieve handel dezer dagen, maakt die klinkende winst uit de komst van de Sri-Lankezen. De aanloopkosten voor een meisje stijgen steeds verder. Aanvankelijk zat er een bureautje in Ramallah, dat achter de schermen geleid werd door de zoon van de Palestijnse minister Jamil Tarifi. Tarifi is degene die alle visa voor Palestina (van Palestijnen of buitenlanders) bij de Israeliërs moet aanvragen - het Zelfbestuur mag daarover niet zelf beslissen. Aanvankelijk vroeg het bureau 1.000 dollar om een Sri-Lankese hierheen te halen: vliegticket Colombo-Amman (ca. 450 dollar), verzekering, reiskosten van Amman naar Palestina, visakosten en commissie voor tussenpersonen in Sri Lanka, Jordanië en het kantoor in Ramallah zelf. Maar naarmate de vraag steeg, schoot de prijs omhoog. Een Palestijn in Ramallah die net een aanvraag heeft gedaan, moest 2.500 dollar neertellen - van tevoren. "De familie van de minister verdient zich een slag in de rondte aan deze handel", zegt hij. "Maar ja, er is geen ander bureau." Toen een zakenman in Ramallah een concurrerend bureau voor Sri-Lankese dienstmeisjes wilde beginnen, en de visumaanvragen voor de meisjes bij Tarifi indiende, hoorde hij er nooit meer wat van. Tarifi, zegt men, gaf alleen de aanvragen van het kantoortje van zijn zoon aan de Israeliërs door. Aangezien Israel maar een beperkt aantal visa per maand uitgeeft voor Palestina, zeggen Palestijnen in het buitenland die familie in de Westelijke Jordaanoever willen bezoeken, dat zij tegenwoordig veel langer op een visum moeten wachten omdat Tarifi ervoor zorgt dat de Sri- Lankezen voorgaan. Het monopolie van de Tarifi's op de import van de Sri-Lankezen zette zoveel kwaad bloed dat er tot in het parlement vragen over werden gesteld. Daarop verhuisde Tarifi het kantoor naar Amman. En daar opereert het nu al enige maanden, buiten schootsveld van de Palestijnse critici, maar telefonisch dag en nacht bereikbaar voor de nieuwe elite.
|
NRC Webpagina's
17 JULI 1999
|
Bovenkant pagina |