U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    R A D I O  &   T E L E V I S I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S e l e c t i e


Televisie

Radio

T E R U G B L I K   1 9 9 7 :
Tot 5 januari blikken zeven bekende Nederlanders uit verschillende sectoren van de maatschappij terug op het televisie-aanbod van 1997.

Op het scherp van de snede

R.W. VAN DE WINT
Terugkijkend op het jaar 1997 is voor mij de vernieling van het schilderij Cathedra van Barnett Newman en de reacties er op in de media, een van de meest dramatische gebeurtenissen geweest. In het algemeen wordt over de vernieling heel lacherig gedaan, alsof moderne kunst een valstrik is en de kunstenaar de boel voor de gek houdt.

De televisiespot van de winterschilder, waarin naar Cathedra wordt verwezen, bevestigt het banale vermaak over deze vernieling. Nu zou je dit het grote publiek nog kunnen vergeven, het gaat nu eenmaal liever naar de bingo en leeft met de misvatting dat moderne kunst een kunstje is. Maar het brengt wel je geloof in opvoeding en begrip en de nogal doorgeschoten socialistische gedachte van gelijkvormigheid aan het wankelen. Cultuur bestaat bij de gratie van ongelijkheid. De culturele elite is juist de behoeder van de kunst en is nodig om de kwaadaardigheid van de mensen binnen de perken te houden. Dat die elites nu worden aangevallen is een dramatische ontwikkeling waar de biolooog Dick Hillinius al twintig jaar geleden voor waarschuwde. Alleen in onze Westerse democratische cultuur is de ontwikkeling van abstracte schilder- en beeldhouwkunst mogelijk geweest. Het is niet voor niets dat totalitaire systemen alle vormen van moderne kunst hebben willen vernietigen.

Bij veel mensen die toch eigenlijk beter hadden moeten weten, leeft nog de gedachte dat moderne kunst louter de illustratie is bij een idee. Maar het werk van Newman is niet conceptueel. Het heeft juist een verwantschap met de schilderkunstige traditie en grijpt terug op klassieke waarden, zoals de expressie van kleur als stralend licht. Het is in de verte verwant met Monet.

Daarom is het des te schrijnender dat uit een intellectuele hoek een 'Stanley Fontana'-gedachte is ontstaan, om dan toch maar deze woordspeling te gebruiken. Vanuit de arrogante opvatting dat bij abstracte of moderne kunst nieuwe interpretaties letterlijk geoorloofd zijn, wordt het beschadigen van schilderijen gestimuleerd. In feite is de vernieling een interpretatie van het werk van Lucio Fontana. Zelfs de handeling lijkt overeen te komen.

Ook de toevallig ontstane barsten in het Large Glass van Duchamp hebben associaties met de sneden in het doek. Maar het is absoluut onvergelijkbaar, omdat de 'nieuwe icoon' waar in de media over is gesproken een bloedeloze 'herhaling' is. Een toevallige of moedwillige aantasting is alleen in het eigen werk toegestaan, zoals bij Duchamp of Fontana.

Vanuit de postmoderne hoek heeft men de neiging te denken dat het hier om een vernieuwing gaat waarbij klassieke standpunten worden verlaten. Dat de interpretatie belangrijker is dan de bron, een manier van denken die uiteindelijk leidt tot een nieuwe 'filistijnse' school die elke gedachtengang probeert te 'herscheppen'. Maar wanneer je het vanuit de traditie bekijkt, gaat het hier om een 'sophisticated parasitisme', verankerd in een vorm van artistieke impotentie. In het postmodernisme is dit juist een kwaliteit, omdat de bron mag worden aangetast. Dat is een heel geweldadige houding.

Ongemerkt zijn we nu aangekomen in de donkere dagen die George Steiner al zo'n 15 jaar geleden voorspelde en die Wim Kayzer ons toonde in zijn tv-documentaires 'Beter dan Goed' en 'Nauwgezet en wanhopig'. Daarin verklaarde Steiner dat we in een culturele eindtijd leven en dat de klassieke cultuur zal verdwijnen.

In dit licht is het meest bizarre van dit jaar de affiche Who's afraid of God van de Rooms-Katholieke kerk, waarin de incisies zijn gestileerd tot een kruis in Who's afraid of Red, Yellow and Blue. Terwijl ik een incisie met veel voorzichtigheid associeer met het lichaam van Christus, brengt de kerk nu zelf op zeer botte wijze een interpretatie aan in die richting. Kardinaal Simonis, die instemde met deze vorm van misbruik van de vernieling, had toch beter moeten weten. Het is werkelijk godgeklaagd dat de kerk, die de kwetsbaarheid zou moeten beschermen, juist van een groot joods schilder als Newman, zich manifesteert als een parasitair instituut en net zo lacherig meedoet in die postmoderne speelcultuur. Het geheim is weg, dat is wel duidelijk.

R.W. van de Wint is beeldend kunstenaar en o.m. bekend van zijn doeken in de Tweede Kamer.

NRC Webpagina's
30 DECEMBER 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)