M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
De erotiek van het programmeren
Door MARIE-JOSÉ KLAVER
De meeste programmeurs schrijven alleen in een computertaal. Ellen Ullman is een van de weinige programmeurs die schriftelijk ook mensentaal bezigen. In haar bijdragen aan diverse boeken over technologie en software licht ze een tipje van de sluier op en beschrijft ze met een insidersblik de leef- en denkwereld van computerprogrammeurs. In het artikel 'Out of time', verschenen in de bundel Resisting the virtual life (1995), vertelt ze hoe ze eens gedwongen werd samen te werken met een software engineer die weigerde te praten en alleen via e-mail wilde communiceren. Een uitwas die volgens haar typisch is voor het huidige computertijdperk. Dat het niet altijd meevalt om de verleiding van de technologie te weerstaan, lezen we in The body and the wire (1996) waarin Ullman over een e-mail romance met een collega vertelt. Het is de techniek, die de romance bevordert en zelfs het tempo van het contact dicteert:,,E-mail jaagt ons op. Ik lees een bericht. De prompt en de cursor knipperen uitnodigend. Ze wachten tot ik de 'r' van 'reply' intik. Het hele systeem vraagt erom, het oefent druk uit. Antwoord, antwoord nu. Voor ik het weet, heb ik het gedaan. Ik heb 'r' ingetikt... Ook al wilde ik het bericht eigenlijk eerst even bewaren [...] het is moeilijk om de stem van de software te weerstaan, die roept: antwoord, antwoord nu.'' In het onlangs verschenen Close to the Machine vertelt Ullman, die al twintig jaar als programmeur werkt en sinds enkele jaren een eigen softwarebedrijf in San Francisco heeft, vanuit een persoonlijk perspectief over haar vak. Een vak waarover volgens haar veel misverstanden bestaan, ook onder programmeurs zelf en dat sterk aan het veranderen is door de opkomst van netwerken en Internet. Een goed computerprogramma hoort elegant, compact en gestructureerd te zijn, stelt Ullman. Ze hekelt de machohouding van veel programmeurs om zoveel mogelijk regels code in een programma te proppen. Een ander probleem is dat computerprogramma's op den duur verouderen. Door het vele onderhoud worden ze steeds groter en logger. Na een jaar of vijftien is er niemand meer die de code volledig begrijpt. Over de gebreken van de netwerken die de laatste jaren zijn aangelegd, intranetten en Internet, is naar Ullmans smaak te weinig bekend. Netwerkbeheerders leven volgens haar in een permanente noodtoestand omdat er altijd iets mis is. Een e-mail server die niet werkt, machines die niet met elkaar praten of een volle harde schijf: de systeembeheerder moet altijd klaar staan om de problemen op te lossen. Internet beschouwt ze dan ook niet als een grote vooruitgang. In Ullmans ogen lijkt het op een terugkeer naar het oude centralistische model van de domme terminal en de server. Van browsers gruwelt ze omdat ze zelf wil bepalen op welke manier ze informatie op Internet leest. Ze maakt zich zorgen over de popularisering van de computercultuur waardoor programmeurs een steeds grotere greep op de wereld krijgen. Volgens Ullman dicteren programmeurs met elk nieuw besturingssysteem, elke nieuwe versie van een browser of ander programma de manier waarop gebruikers informatie verwerken. Met als risico dat de logica van de computer steeds meer onderdeel van het dagelijks leven gaat uitmaken. Als voorbeeld noemt ze groupware, software waarmee meerdere gebruikers aan hetzelfde project werken. Volgens Ullman hebben programmeurs dat bewust ontwikkeld om in hun eigen kamer te kunnen blijven. Ze hoeven niet naar bijeenkomsten om mensen te ontmoeten, de technische interface is voldoende. Hoewel Ullman keer op keer in interviews benadrukt dat ze geen technofetisjist is en dat computers niet alleen zaligmakend zijn, lijkt ze toch niet zonder technologie te kunnen. Uit haar artikelen spreekt niet alleen cultureel onbehagen over de informatisering van de maatschappij, maar is ook op te maken dat programmeren een zeer verslavend en zelfs erotisch vak is. Het feit dat de computer reageert op de programmeur, zich als het ware laat bedwingen door de input die de programmeur hem geeft, werkt verslavend. Het op tijd afkrijgen van een programma kan een obsessie worden die leidt tot nachtenlange debug sessies om alle fouten eruit te krijgen. Programmeren heeft een heel eigen dynamiek die ook de intermenselijke relaties beïnvloedt. In Close to the Machine beschrijft Ullman de plotselinge erotische gevoelens die ze voor een jonge programmeur krijgt met wie ze al een paar etmalen zit opgesloten. Ondanks het verschil in leeftijd, status en seksuele voorkeur wordt ze plotseling overvallen door de lust met hem naar bed te gaan. Zij is zijn twintig jaar oudere lesbische baas en weet dat hij haar te oud vindt en helemaal geen tijd voor seks heeft want hij is aan het programmeren. En toch wil ze hem want ze is aan het programmeren, een bezigheid die de adrenaline in haar bloed doet koken. Werkend aan een computersysteem voor een aids-project, merkt ze hoe haar afkeer van netwerken zich tegen haar keert. Alle jonge programmeurs met wie ze samenwerkt, zijn enthousiast over intranetten en Internet. Met dezelfde gedrevenheid die Ullman vroeger bezat zetten ze hun zin door en implementeren ze een intranet. Ullman die zelfs nog nooit naar een intranetprogramma heeft gekeken, neemt ontslag. Na zes hogere programmeertalen, drie assemblers, vijf netwerksystemen, acht besturingssystemen en een aantal bijbehorende talen is het genoeg geweest. Ullman doet niet meer mee aan de race van de innovatie.
Close to the Machine; Technophilia and its Discontents. Door Ellen Ullman: Uitg. City Lights Books, ISBN 0872863328, +/- f 50,- (geb.)
|
NRC Webpagina's
4 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |