U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

De media vormen een tweesnijdend zwaard; Lady Di hoefde geen ambassadeur te worden

Voyeurisme en narcisme gaan tegenwoordig hand in hand


Iedereen die nu alle pijlen van gramschap richt op de 'paparazzi', die gewetenloze, brutale en alleen op geld uit zijnde scooter-shooters, ziet de ware ontwikkeling in media-land over het hoofd. En dus ook de ware schuldigen. Dat zijn de beroemdheden, de media, de afnemers, wijzelf, vindt Henri Beunders.

Bij een sprookje hoort een boze fee. Bij een hetze een hype. Bij een rampzalige mededeling een gewurgde boodschapper. Ik wil dus niet aansluiten bij de aanklachten van Diana's broer Charles Spencer en politici als Rifkind, Cook en Helmut Kohl en de aanklachten van sommige media zelf - vooral de roddelbladen die uit zijn op schadebeperking - waar zij de paparazzi en hun op geld beluste hyena-gedrag beschuldigen de Britse prinses Diana 'de dood in te hebben gedreven'. De oorzaak van het dodelijke drama in Parijs gisterochtend ligt in de relatie tussen maatschappij en media, maar meer nog in de verziekte wereld waarin wij allen met plezier wensen te leven. Wij hebben allemaal bloed aan onze handen. Want wij, ook de lezers die hier 'boven staan', kopen of lezen de roddelbladen. Indirect hebben wij allemaal meebetaald aan de foto van The Kiss van miljoenen guldens en de escalerende media-oorlog die er op volgde, met de noodlottige afloop in de tunnel in Parijs.

In Groot-Brittannië was gisteren geen krant meer te krijgen. Zelfs in ons brave, nuchtere vaderland waar 'dit soort dingen niet gebeuren', waren gistermiddag in de kiosken in de beste buurten geen Story en geen Weekend meer te krijgen waarin de onschuldige, schaapachtige foto's te zien waren van Willem Alexander die in Le Fouquet het glas hief op zijn drie-jarige verkering met Emily. Alleen van het blad Privé, dat zich inmiddels richt op het 'serieuze segment' van de lezersgroep, en deze foto's niet publiceerde, lag nog een flink stapeltje.

Iedereen die nu alle pijlen van gramschap richt op de 'paparazzi', die gewetenloze, brutale en alleen op geld uit zijnde scooter-shooters, ziet de ware ontwikkeling in media-land over het hoofd. En dus ook de ware schuldigen. Dat zijn de beroemdheden, de media, de afnemers, wijzelf. Dat de zeven persfotografen vandaag nog in voorlopige hechtenis zitten in de gevangenis in Parijs is alleen geruststellend voor ons geweten.

In deze dagen van wereldwijde rouw en medeleven is het misschien goed enkele nuchtere kanttekeningen te maken, met als kernwoorden hypocrisie en tragedie.

Treft de fotografen blaam voor de fatale afloop van hun missie? Misschien, als bewezen wordt dat zij, op hun motoren, die Mercedes 600 SEL , tot een vaartje van 150, 160 kilometer per uur hebben opgejaagd in die tunnel waar 80 kilometer al een riskante snelheid is. Als dit bewezen kan worden, dan heeft gisteren waarschijnlijk een waterscheiding plaatsgehad op het gebied van de persfotografie. Dan kan, met hele goede officieren van justitie, misschien dood door schuld ten laste worden gelegd. En, belangrijker, dan kan de opdrachtgevers van deze fotografen bij de rechtzaak medeplichtigheid worden verweten. Want die zeven persfotografen waren geen ordinaire paparazzi, zoals Federico Fellini dit type brutale, agressieve en verveelde toeristenberovers heeft gemunt in zijn film La Dolce Vita uit 1959. De zeven fotografen waren op pad in opdracht van gerenommeerde persbureaus en bladen als Paris Match. Als zij alleen, uit op het grote geld, voor zichzelf hadden gehandeld zoals de advocaten-snorders die achter ziekenwagens aanscheuren in de hoop op een lucratieve opdracht, dan was geen rechtzaak mogelijk, behalve op de aanklacht het verkeer in gevaar te hebben gebracht.

Maar het bewijs van de aanklacht dood door schuld zal ook nu vrijwel onmogelijk te leveren zijn. Hoofdredacteuren zullen volhouden dat zij géén opdracht hebben gegeven om met 150 kilometer per uur levens in gevaar te brengen.

In deze dagen van bezinning over de rol van de media ten aanzien van beroemdheden, die gisterochtend zo'n fatale climax heeft gevonden, mag over van alles en nog wat gesproken worden: regelgeving, zelfregulering, wetten desnoods. Maar de kern van de zaak moet deze zijn: de onontwarbare kluwen waarin de relatie tussen burger en media verstrikt is geraakt. De media vormen een tweesnijdend zwaard waarin iedere argeloze die denkt dat hij of zij meester over de media zal blijven, een grote kans loopt uiteindelijk zelf de meeste schrammen en snijwonden op te lopen.

In feite hebben we inzake de noodlottige afloop van de dolle autorit van Diana, haar minaar Fayed, hun brokkenpiloot aan het stuur en de lijfwacht (de enige overlevende die wellicht nog zal kunnen vertellen hoe de vork precies in de steel zat) te maken met een klassieke Griekse tragedie. Daarin lopen alle betrokkenen met open ogen en bij vol verstand af op de totale ondergang van iedereen. In dit geval: prinses Diana, de media en de lezers. Iedereen kon al jaren, en zeker sinds op 7 augustus de foto van The Kiss werd gepubliceerd, de escalatie gadeslaan waarin alle partijen zich begaven, met als centrale middel de media. De media vormden het slagveld waarop alle deelnemers de hoop hadden hun doeleinden te bereiken. Voor de fotografen en de media was het doel geld en marktaandeel, voor Diana stond er niets minder op het spel dan de strijd om de gunst van het volk, voortkomende uit haar wraakgevoelens jegens haar ex-echtgenoot, en haar poging via het volk niet hem maar haar zoon op de troon te krijgen en zo zelf opnieuw de rol te kunnen vervullen die haar door Buckingham Palace was afgenomen. De lezers hadden slechts één wens: ooggetuige te zijn van dit zich voor hun ogen ontvouwende soap-verhaal met noodlottig einde.

Zij zullen in ieder geval in hun ultieme behoefte bevredigd worden: de foto's van Diana in het autowrak zullen toch, ooit, gepubliceerd worden. Niemand die dat zal kunnen verhinderen, alle terechte morele bezwaren ervan over de gevolgen voor haar kinderen ten spijt. Het blad Privé zegt: wij publiceren niet. Het blad Weekend zegt: wij moeten de foto's eerst zien. Dat laatste is het beste antwoord. Want wie heeft bezwaar gemaakt tegen de foto's van de doodgeschoten J.F. Kennedy in zijn auto in Dallas in 1963? Niemand. Het was een esthetisch, ontroerend en aangrijpend document, de kern waar het om ging, en daarmee werd die foto de sleutel tot de verwerking van dit werkelijk nationale en mondiale verlies. Zoals de televisie ook gisteren die rol vervulde: om live perspectief te bieden in ceremoniële vorm aan het verwarde mengsel van schok, verbijstering, fragmentarische informatie en geïmproviseerd protocol. Zo wist men de tragedie te duiden en de mensen te helpen de schok te boven te komen. Als er een foto door een van die paparazzi is gemaakt waarop prinses Diana als een madonna in dat wrak ligt, zal deze foto zelfs kunnen bijdragen aan de rouwverwerking (en natuurlijk aan de heiligverklaring van Diana).

Alle bezinning op de rol van de pers, waartoe iedereen nu oproept, is cheap talk. In de huidige media-wereld is bijna iedereen medeplichtig, zeker de beroemdheden zelf. Waar het altijd om gaat inzake publiciteit is de vraag: hoe blijf ik meester over mijn imago, hoe blijf ik meester over de media? Dat is een machtsstrijd en daar komt veel handigheid, sluwheid en pr-advies bij kijken. Prinses Diana was een historisch-dramatische figuur. Wegens haar bijna Shakespeariaanse verschijning wordt ze nu allerwege betreurd. Maar niemand heeft haar gedwongen om humanitair ambassadeur te worden. Ze gebruikte de media voor dat doel. Ze gebruikte de media ook voor haar privé-doeleinden - glamour en wraak. Zo iemand kan niet zeggen: ik gebruik van 9 tot 5 mijn publieke persoonlijkheid als ambassadeur, en daarna ben ik privé-persoon. Zo iemand is publiek bezit.

Eventuele oplossingen om herhaling van dit drama te voorkomen liggen niet zozeer in 'bezinning' en 'overleg' tussen politici, beroemdheden en de media. Als er oplossingen zijn, liggen die op het terrein van wet en regelgeving. Amerikaanse rechters brengen gradaties aan in de term 'publieke persoonlijkheid'.

Publieke ambtsdragers die niet de publiciteit zoeken, tegenover persoonlijkheden die wél de publiciteit zoeken voor eigen voordeel, en de gewone burgers die het recht hebben om met rust gelaten te worden. De publiciteitszoekers hebben het minste recht op privacy - te meer daar zij zelf ook in staat zijn in de media terug te slaan. De burgers hebben er het meeste recht op.

Afgezien van bezinning en zelfregulering zijn er maar een paar mogelijkheden. In geval van rampen en verkeersongelukken kan het ziekenhuis uitgebreid worden tot de plek van ongeval, en kan aan fotografen de toegang ontzegd worden. Niet aan schrijvende journalisten, die moeten de taak kunnen blijven vervullen om de hulpverlening te controleren.

Bij reality-tv kan er een bedenktijd worden bevolen, zoals bij de aankoop van een stofzuiger aan de deur. In het geval van de beroemdheid zou het begrip 'stalking' - het hinderlijk volgen - dat nu, zij het moeizaam, zijn weg vindt in rechterlijke uitspraken als het gaat om wraakzuchtige ex-echtgenoten en dergelijke, aangewend kunnen worden. Toen een verslaggever oud-president Harry Truman vroeg hoe hij zich voelde toen hij hoorde dat Kennedy was vermoord, antwoordde hij: ,,Dat gaat u geen donder aan''. Als de dood van Diana, Dodi en de chauffeur aanleiding geeft tot bezinning, zou dat bezinning moeten zijn over de cultuur die wij met ons allen hebben teweeggebracht. Daarin schijnt inmiddels niets belangrijkers te bestaan dan het eigen gevoel, en, nog belangrijker, de publieke uiting van dat gevoel. We leven in een tijd van voyeurisme en narcisme. Er is geen wet die dat zal veranderen.

H.J.G.Beunders is hoogleraar toegepaste maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

NRC Webpagina's
1 SEPTEMBER 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)