U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Onrust op instituut door romans Voskuil

Door onze redacteur JEROEN VAN DER KRIS
AMSTERDAM, 16 MEI. De afdeling volkskunde van het P.J.Meertens-Instituut in Amsterdam, die model heeft gestaan voor J.J.Voskuils veelbesproken romanserie Het Bureau, zal mogelijk worden opgeheven. Volgens medewerkers van de afdeling noemt de directeur van het instituut, prof.dr.J.van Marle, daarvoor als argument onder meer het slechte imago dat volkskunde heeft gekregen door Het Bureau. De directeur zelf ontkent dat de romans de reden zijn voor de reorganisatie die hij overweegt. De reactie van Voskuil: ,,Dit zijn allemaal zetten in een spel.''

Het Bureau, een serie sleutelromans die een grote schare fans heeft, is een gedetailleerde beschrijving van het leven op de afdeling volkskunde van het Meertensinstituut in de periode dat Voskuil daar als onderzoeker werkzaam was (1957-1987). Voskuil zet de medewerkers van de afdeling neer als een ongeïnspireerd, wereldvreemd stel mensen, dat zich elke dag opnieuw met de grootste tegenzin naar het kantoor sleept. Het merendeel van hun tijd vullen de onderzoekers met ruziën over ogenschijnlijk onbeduidende zaken zoals het kiezen van een afbeelding voor de kerstkaart of de volgorde van de namen op het bord bij de ingang van het gebouw.

Onlangs verscheen het derde deel van Het Bureau, dat de periode van 1973-1975 beschrijft. De resterende vier delen (1976 tot het vertrek van Voskuil in 1987) zijn al voltooid, en zullen de komende jaren in boekwinkels komen. Inmiddels lijken alle ingrediënten voor een achtste boek aanwezig. Daarin zouden de reeds verschenen delen dan een rol kunnen gaan spelen, want Voskuils fictie, gebaseerd op de werkelijkheid van toen, is van invloed op de werkelijkheid van nu. Dat beweren verschillende medewerkers van de afdeling volkskunde. G.Rooijakkers, die onderzoek doet naar 'rituelen': ,,De boeken van Voskuil worden regelmatig aangehaald tijdens vergaderingen. 'Dit doet de afdeling geen goed', zegt de directeur dan.''

Rooijakkers vindt dat onbegrijpelijk. ,,Het gaat nu juist beter dan ooit met ons. We publiceren veel. De kwaliteit van het onderzoek is de laatste jaren sterk verbeterd. De volkskunde is geprofessionaliseerd. En Voskuil, die jarenlang de afdeling leidde, is daar in belangrijke mate voor verantwoordelijk. Ik ben niet tegen een nieuwe structuur voor het instituut, maar ik ben bang dat de identiteit van ons vak verloren zal gaan.''

Volgens Rooijakkers en andere onderzoekers (die anoniem willen blijven) probeert directeur Van Marle zijn macht binnen het instituut te vergroten op een manier die veel weg heeft van de wijze waarop de personages in de boeken van Voskuil dat doen. ,,De werkelijkheid haalt de romans van Voskuil in,'' aldus Rooijakkers. ,,Van Marle's manier van besturen is 19de-eeuws,'' zegt een collega. ,,Hij is zelf het meest navrante voorbeeld van zaken uit het verleden die zijn blijven voortbestaan.'' Volgens de onderzoeker voert de directeur 'een soort schrikbewind' en communiceert hij niet met de tien wetenschappelijke medewerkers van volkskunde.

Directeur Van Marle vindt de opwinding 'nogal mal'. ,,Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik niet gelukkig word van de beeldvorming in de boeken van Voskuil. Maar ze spelen geen enkele rol bij de verandering van de structuur van het instituut. De huidige organisatie is nogal hiërarchisch. Een platte structuur zou meer van deze tijd zijn. Daarom worden volkskunde en de afdeling dialectologie van het instituut mogelijk opgeheven, en kleine onderzoeksgroepen gevormd. Maar daarover moet de komende tijd nog gebrainstormd worden.'' Volgens Van Marle betekent een andere structuur niet dat volkskunde als vakgebied verdwijnt. ,,Ik begrijp dat ik op dat gebied nog heel wat missiewerk te verrichten heb.''

Inmiddels is de wetenschapscommissie van het instituut van de problemen op de hoogte gebracht. Deze commissie bestaat uit wetenschappers van buiten het instituut en is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke koers. J. Verrips, lid van die commissie: ,,Ik heb begrepen dat het vlam in de pan is geslagen, maar wat er nu precies aan de hand is, is mij onduidelijk. Omdat ik me zorgen maak, heb ik gevraagd om een spoedberaad van de wetenschapscommissie.''Ook de auteur van de romanserie, Voskuil, is inmiddels op de hoogte van de jongste ontwikkelingen op het instituut waar hij jarenlang werkte, en waarvan hij aan het einde van zijn wetenschappelijk loopbaan enige tijd waarnemend directeur was. ,,Van Marle begrijpt absoluut niet wat het vak volkskunde inhoudt, omdat hij een algemeen taalwetenschapper is,'' zegt Voskuil, die Van Marle voor zijn vertrek in 1987 nog heeft ingewerkt. ,,Met het concrete veldwerk van de volkskunde heeft hij geen affiniteit.''

Maar dat de directeur Het Bureau gebruikt als argument om het Meertens-instituut te reorganiseren lijkt Voskuil onwaarschijnlijk. ,,Dat zou bijzonder zwak zijn. Een boek dat het verleden beschrijft als argument, dat is nooit overeind te houden.''

Wat zou Voskuil er van vinden als de afdeling volkskunde die hij zo vernietigend heeft beschreven, werd opgeheven? ,,Mijn romans zijn exemplarisch. Dit soort spelletjes wordt op elk kantoor gespeeld. Ik vind niet dat ze het verdienen, maar het zou me niet bijzonder aan het hart gaan.''

Hoewel Voskuil het onwaarschijnlijk acht dat de huidige directeur zijn boeken gebruikt, sluit hij niet uit dat ze gebruikt worden. ,,Het is natuurlijk ook heel goed mogelijk dat zijn tegenstanders dat zeggen, om te bewijzen hoe zwak hij is. Het zijn allemaal zetten in een spel, dat uiteindelijk waarschijnlijk op niets uitloopt, zodat alles bij het oude blijft.''

NRC Webpagina's
16 MEI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)