De tijd van deze kruistocht is voorbij
De 'Nacht van Wiegel' heeft
aangetoond dat het streven naar invoering van een referendum, waarmee
reeds in 1903 een begin werd gemaakt, voorgoed naar het hiernamaals
verwezen moet worden, vindt Menno de Bruyne.
Overtuigde lieden hebben geen moeite om hun denkbeelden in wel tien
variaties aan de orde te stellen." Deze woorden van een van onze meest
eminente staatsrechtgeleerden, de in 1992 overleden mr. A.M. Donner,
zijn op het lijf geschreven van D66. De kruistocht van de Democraten
voor een staatkundige reformatie duurt nu al 33 jaar.
Afgelopen nacht eindigde die democratische kruistocht met een eclatante
nederlaag in de Eerste Kamer. Dat laatste feit op zich is al
opzienbarend. Immers, was niet die Eerste Kamer, die 'rem op de waan van
de dag', één van de eerste krijgsdoelen van de fiere
democratische kruisridders? Maar ziedaar, die door D66 al lang
afgeschreven senatoren versperden de democraten de weg. Degene die dit
huzarenstukje op zijn naam bracht was niemand minder dan Hans Wiegel, de
senator die de tegenwoordig zeldzaam geworden moed opbracht om zonder
vrees of blaam en met open vizier te strijden voor zijn overtuiging en
daar in zijn stemgedrag ook uiting aan te geven. D66 is er, zoals het
geharnaste strijders betaamt, heilig van overtuigd dat de kiezers warm
lopen voor een referendum, in welke vorm of variatie dan ook. Het zou
natuurlijk wel aardig zijn geweest als D66 de gelegenheid had gekregen
haar geloof te bewijzen, bijvoorbeeld door de democraten te gunnen een
volksraadpleging uit te schrijven over de vraag of het volk nu wel of
niet om een referendum zit te springen. Dat zou voor de democraten wel
eens een enorme deceptie kunnen zijn, omdat kiezers vaak conservatiever
blijken dan gekozenen.
Zo gek als het lijkt was het dan ook niet dat Pieter Jelles Troelstra,
een van de zogenoemde Twaalf Apostelen die aan de wieg stond van de
voorloper van de PvdA, en in die zin een voorvader van premier Kok, in
1903 een klemmend beroep deed op uitgerekend 'rechts' om zijn pleidooi
voor een referendum te ondersteunen. Zijn redenering daarbij:
conservatieven hebben "het referendum als een natuurlijke rem tegen
snellen vooruitgang leeren kennen en waarderen." Troelstra was daarmee
de allereerste die het referendum op de politieke agenda plaatste. Hij
koppelde zijn voorstel overigens aan het voorstel de Eerste Kamer af te
schaffen (sic). 'Rechts' trapte er echter niet in. Argwanend hadden ze
gadegeslagen hoe Troelstra óók de progressieven had pogen
te paaien. Hun had hij voorgehouden dat ze zich, ook als de uitkomst van
een volksraadpleging minder bevredigend was als gehoopt, "konden
troosten met de gedachte, dat het kwaad niet in het referendum, doch in
de gebrekkige ontwikkeling van het volk zelf zit en dat juist het
referendum een der middelen is, om het volk op den duur van die kwaal te
verlossen."
Tussen 1903 en 1999 rijgen zich bijna honderd jaren. In die 96 jaar dook
het referendum regelmatig op in de zee van woorden die in de Kamers der
Staten-Generaal vloeien, voor 'rechts' als een afschrikwekkend monster
van Loch Ness, voor 'links' als een even bevallige zeemeermin.
Heel uitvoerig sprak de Kamer over een volksraadpleging in 1921, toen
mr. H.P. Marchant, een van de vrijzinnig-democratische voorvaderen van
D66, een amendement indiende om het referendum mogelijk te maken.
Merkwaardi gerwijs was een van de hevigste opposanten toen nota bene
Pieter Jelles Troelstra. Aan de invoering van een referendum weigerde
hij mee te werken omdat 'het volk' zelf dat niet begeerde. Zolang rechts
in de meerderheid was, redeneerde hij anno 1921, zou het referendum
rechtstreeks ingaan "tegen een democratische ontwikkeling der
wetgeving."
Ook daarná kwam het referendum nog enkele keren voor op het
repertoire van de Kamer. Het Kamerlid Jurgens, een politieke vluchteling
die begon bij de PPR, maar nu inmiddels bij de PvdA asiel heeft gekregen
en afgelopen nacht zelfs het woord voerde voor de PvdA, díe
Jurgens hief het aloude referendum-liedje nog eens aan in 1975. Maar
ook zíjn motie om een volksraadpleging in te voeren haalde het
niet. En een tweede poging van Jurgens, jaren later, leed al evenzeer
schipbreuk.
De - tot nu toe - laatste poging om het referendum een plaats te geven
in ons staatkundig bestel liep, zoals bekend, afgelopen nacht spaak in
de senaat. Daarmee zijn we dus weer terug bij af - terug in 1903. De
liberale politiek commentator W.H. de Beaufort schreef toen met een
vooruitziende blik: "Niemand behoeft zich intusschen beducht te maken
voor of zal zich kunnen vleien met het vooruitzicht, dat het referendum
eerlang een plaats zal erlangen onder de grondwettige om de troon." Hoe
juist die waarneming was, leert de ervaring in de afgelopen 'Nacht van
Wiegel'. Zou het, in het licht van de historie, dan ook geen wezenlijke
bijdrage kunnen zijn aan het debat over de staatsrechtelijke
vernieuwing, als we met elkaar zouden afspreken om het thema referendum
de eerstkomende honderd jaren niet meer aan te snijden. De tijd van de
kruistochten, ook die welke gehouden worden in naam van de democratie,
is nu echt voorbij.
Menno de Bruyne is woordvoerder van de SGP-fractie in de Tweede
Kamer.