Veteraan in hoofdrol
Politiek portret Hans Wiegel
Door onze redacteur J.M. BIK
DEN HAAG, 19 MEI. Hans Wiegel is
op zijn 57ste al omstreeks een kwart eeuw veteraan-politicus. Hij is
een man die als weinig anderen de waarde van het theater in de politiek
kent en (heeft) gebruikt. Wat dat betreft had hij het script en de
regie-aanwijzingen voor gisteravond en afgelopen nacht heel goed zelf
kunnen schrijven. Hij was trouwens bij het begin van de voorstelling
ook de enige die wist dat de hoofdrol uiteindelijk voor hemzelf zou
zijn.
De statige en plechtig-sfeervolle Eerste Kamer vormde het passende
decor. Het kroonjuweel van D66, een achter hoge kwantitatieve
barrières vrijwel tandeloos gemaakt correctief referendum een
passend thema. De eventuele verandering van de Grondwet, de nerveuze
stemming bij paars, de geagiteerde journalisten. En ook nog de
onbetwistbaar principiële lading van het debat, zowel wat de inhoud
van de voorstellen als de plaats van de Eerste Kamer jegens de
beroepspolitici van de Tweede betreft. Allemaal in orde.
Wijlen VVD-senator Harm van Riel, iemand die Wiegel tot zijn grote
politieke opvoeders rekent, zou er gisteren ook van hebben genoten. Wie
de ook fysiek zwaarder geworden Wiegel ziet lopen en optreden en hem de
hand op de rug ziet leggen als er iets spannends komt, moet trouwens
wel aan Van Riel denken. Wie let op zijn ogenspel en hem zijn forse
sigaar tussen de getuite lippen ziet duwen, ziet ook Van Riel staan.
Wat beweegt Wiegel, en zou hij het antwoord op die vraag zelf wel
helemaal weten? Hij is in 1941 geboren als zoon van een Amsterdamse
meubelmaker die na de oorlog een redelijk geslaagd zakenman werd en
daarmee tevens een voorbeeld van een 'gewone' en geslaagde emancipatie.
Wiegel bezocht het Barlaeus-gymnasium en studeerde daarna politicologie
tot en met het kandidaatsexamen aan de Universiteit van Amsterdam. Maar
toen, in de vroege jaren zestig, kreeg de 'echte' politiek hem al te
pakken. Of, misschien juister gezegd, toen begon de politiek hem
gaandeweg te bevrijden van de verplichting dikke boeken te lezen en de
wereld van de voetnoten en het jargon van de politicologen tot de zijne
te maken. Want, dat is zo gebleven, Wiegel is geen liefhebber van dikke
boeken of een langlopende strategische planning, maar een instinctief
politicus. Wat zijn vermogen om zich snel, zonodig en detail, in zaken
te verdiepen en politiek naar waarde te schatten nooit heeft beperkt.
Als twintigjarig lid van de liberale jongerenclub JOVD schreef hij (in
het JOVD-blad 'Driemaster') al een gedegen verhandeling tegen het
verzuilde Nederlandse omroepstelsel. Als zeer jong lid van de Tweede
Kamer, dat werd hij in 1967 als 26-jarige (nadat oud-minister A.H.
Korthals, vader van de huidige minister van Justitie, zijn
aanvankelijke twijfels had weggepraat), dook hij in de destijds politiek
belangrijke kring van volkshuisvestingsspecialisten. En moest daar
toenmalige kanonnen als Van den Doel (PvdA), Aantjes (ARP) en
Andriessen (KVP) te lijf gaan in gevechten over cijfers en
productieplannen. Later zou hij ook nog bestuurlijke en staatkundige
kwesties tot zijn persoonlijke politieke hobby's gaan rekenen, zoals
gisteravond weer bleek.
Wat bleek na zijn parlementaire debuut in 1967? De jonge Wiegel had een
ongewoon goede performance en was als debater een volstrekte
nieuwigheid in de vrij deftige VVD, die derien á veertien
Kamerzetels voor liberaal Nederland destijds nog als een min of meer
natuurlijke verkiezingsuitslag zag. In 1971 was het zover, hij werd,
net dertig, fractieleider en ook het gezicht van de nieuwe VVD. Want,
werd er bij andere partijen toendertijd wel smalend over " de
kraamkamer" van de VVD gesproken als Wiegel met, en soms ook tegen,
partijzwaargewichten zijn koers uitstippelde, zijn gezag en zijn
populariteit als enigszins 'volkse' electorale locomotief in het
ontzuilende Nederland waren snel gevestigd. Op een plek halverwege het
VVD-monument Oud en de moderne volkstribuun en met 'doe maar gewoon'
als verbindend motto. Wat bleek nog meer? De PvdA en andere linkse
partijen bedachten de ene na de andere krijgslist (bijvoorbeeld op
politieke tweedeling gerichte staatkundige vernieuwingsvoorstellen en
'ononderhandelbare' verkiezingsprogramma's), om de grote confessionele
partijen (KVP, ARP en CHU) klein te krijgen en hun ontzuilende kiezers
over te nemen. Maar Nederland werd ook welvarender en die ontzuilde
kiezers, met hun nieuwe economische belangen, staken niet over naar
links maar naar rechts, waar Wiegel als antipool van Den Uyls PvdA stond
te wachten. Wat hem in 1977 een recordscore van 28 Kamerzetels en
uiteindelijk het vice-premierschap in het eerste kabinet-Van Agt
(CDA/VVD) opleverde. De VVD was echt volkspartij geworden. In
één klap had Wiegel een vriend voor het leven (Van Agt)
gewonnen, en zijn voorkeur voor samenwerking met het CDA bevestigd
gezien, wat niet betekende dat hij er op termijn niet graag nog de
nodige confessionele kiezers bij zou willen hebben.
Wiegels opvolgers - zelf verdween hij als onverminderd populaire, net
veertigjarige, in de vroege jaren tachtig als commissaris van de
Koningin naar Friesland - zouden voor nieuwe records zorgen. Nijpels
reikte in 1982 al naar 36 Kamerzetels, Bolkestein bezorgde de VVD er
vorige zomer 38. Of die nieuwe records de jonge veteraan Wiegel nu
zó goed bevielen is een vraag. Maar geen vraag is dat hij zijn
bedenkingen had tegen de vaak nogal libertaire koers van Nijpels (en
diens progressiviteit op immaterieel gebied) en tegen de paarse
coalitie (met de PvdA) waaraan Bolkestein de VVD liet en laat deelnemen.
In dat opzicht nam Wiegel gisteravond misschien ook wel enigszins wraak
op een hem ongewenst type coalitie. En op haar paarse
referendumproduct.