|
DE BLUES VAN NOORDWEST AFRIKA
|
Op het rode bankje in deze schemerige studio zaten ooit de
groten van de raï. Nu komen ze niet meer. Cheb Hasni is vermoord;
drie jaar geleden is hij voor zijn huis in het Algerijnse Oran dood
geschoten door moslim-extremisten. Cheb Khaled is Algerije ontvlucht uit
angst voor de fundamentalisten. Hij leeft tegenwoordig in Parijs en
maakt raï voor Westerse oren. Ook Cheb Mami is naar Europa
vertrokken. Het rode bankje staat in de studio van de populaire zanger Cheb Mimoun. Hij woont in de Marokkaanse plaats Oujda, op de grens met Algerije. Mimoun wijst naar afbeeldingen op de muur. ,,Zo dansten we.'' Op een foto heeft Mimoun zijn armen in een hoek van negentig graden omhoog ge heven. Heupen zwiepen in het rond. Op een andere foto toont Mimoun zijn spierbundels, slechts gekleed in een slipje. ,,Wedstrijd bodybuilding in Parijs'', verklaart hij. In de loop van de tijd is de veertiger zijn spierbundels kwijt geraakt. In de studio ontving Cheb Mimoun tot enkele jaren geleden zijn collega's en vrienden uit het buurland Algerije. De burgeroorlog, die inmiddels aan zestigduizend Algerijnen het leven heeft gekost, woedde nog niet. De grens was nog open. In de hoek van de studio staan vier grote boxen, een mengpaneel en een keyboard. Aan de andere kant ligt een cassetterecorder met een stapel band jes. Het ruikt er naar hasj. Het rode bankje staat tegen de muur. Daar za ten de raï-zangers. Dan dronken ze thee, rookten sigaretten en discussi eerden over liefde en politiek. Vaak maakten ze aan het eind van zo'n dag muziek. Ze zongen, sloegen op de djerbouka's (kleine trommels), bliezen op de Arabische fluit. En er werd gedanst. Mimoun steekt een sigaret op en loopt naar de recorder in de hoek. Hij stopt er een cassette in. Zijn hoge stem vult de ruimte. ,,Dit lied is opgedragen aan alle gevluchte raï-zangers. Hier groet ik Cheb Hasni en zijn familie. Hoe vertelt men een moeder dat haar zoon is vermoord? Hoe vertelt men een kind dat zijn vader is doodgeschoten?'' Raï is de blues van noordwest Afri ka. De muziek is een mengeling van di verse stijlen: van klassiek Arabisch, Spaanse flamenco en Marokkaanse volksmuziek (thorath) bijvoorbeeld. De zangers traden tot de jaren zeven tig vooral op Marokkaanse bruiloften en andere partijen op. Daarna grepen de jongeren in de steden de raï (wat zo veel betekent als "wat ik wil') aan om hun ongenoegen te vertolken. De chebs (cheb is "de jonge" in de betekenis van kid) voegden Westerse instrumenten uit de popmuziek toe: gitaren, synthesizers en, tegenwoordig, drumcomputers. De teksten gaan over het dagelijks leven, zoals de stijgende prijs van een brood, het tekort aan banen, maar ook over seks en alcoholisme. ,,Er is geen andere god dan Allah, maar de passie wint altijd'', zong de vermoorde Cheb Hasni. En dan: ,,We bedrijven de lief de in een vuile barak.'' Het klinkt onschuldig, maar het is explosieve kost voor een (islamitische) bevolking-in- nood. Eind jaren tachtig vielen funda[-] mentalisten al zangers en verkopers van raï lastig, omdat hun muziek op ruiend zou zijn. In Marokko raken zangers minder snel in moeilijk heden, al houdt de overheid onder leiding van de autoritaire koning Hassan II de raï- muzikanten wel in de gaten. Cheb Mimoun woont, zegt hij zelf, aan de goede kant van de grens. Oujda is de hoofdstad van de Marokkaanse raï. Oran, 175 kilometer verderop, de hoofdstad van de Algerijnse raï. Het verschil is louter geografisch. De mu ziek zelf klinkt niet veel anders. ,,De grens tussen Oujda en Oran is politiek, niet artistiek.'', zegt Mimoun. ,,Wij, de muzikanten, zijn sterk met elkaar verwant. We werkten samen. We speelden op elkaars festivals.'' |
NRC Webpagina's
25 juli 1997
|
Bovenkant pagina |