U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
     
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 



Overzicht eerdere
afleveringen


 WATERKERING
 VEILIGHEID
 
 BOS
 KAART
 DIJKVERSTERKING
 CONSTRUCTIE STORMVLOEDKERING
 DROGE VOETEN
 ZUIGEN & SPUITEN
 LINKS

In twee jaar tijd is 148 kilometer dijk en 147 kilometer kade langs de grote rivieren versterkt. Maar het karwei is nog lang niet klaar.

Voeten blijven droog

John Kroon
ALS HET WATER ooit weer zo hoog tegen de dijken klotst als in februari 1995, hoeven dorpen en steden die aan de grote rivieren liggen, niet te worden ontruimd. De dijken zijn nu stevig en hoog genoeg om overstromingen te voorkomen.

Twee jaar geleden moesten op consigne van hogerhand ruim 200.000 mensen hun huizen verlaten en kregen boeren de verplichting hun vee in veiliger gebieden onder te brengen. Over de vraag of een dergelijk ingrijpen destijds gerechtvaardigd was - overstromingen deden zich niet voor, de dijken hielden het - waren en zijn de meningen verdeeld.

Voor alle dijken die twee jaar geleden nog het predikaat "zwak' kregen en dus een risicofactor vormden, staat het sein sinds dit jaar op veilig. Ze golden als acuut onveilig omdat de kans dat er zich een overstroming zou voordoen groter was dan één op honderd, dat wil zeggen: vaker dan éénmaal in de honderd jaar. (Voor de kaden bedroeg dat risico 1 op 50.)

De eerste fase van het Deltaplan Grote Rivieren is goeddeels, voor 97 procent, voltooid. Dat wil zeggen: ze voldoen aan de veiligheidsnorm. Op last van kabinet en parlement moesten de zwakste plekken in de dijken en kaden in hoog tempo worden aangepakt, met voorbijgaan aan allerlei wettelijke procedures die tot dan verplicht waren. Het resultaat is dat in nog geen twee jaar zo'n 148 kilometer aan dijken is versterkt langs de Rijn en zijn uitlopers, langs de Waal, de Maas en de IJssel in de provincies Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Brabant, Overijssel en Zuid-Holland en voor 147 kilometer aan kaden langs de Maas in Limburg.

De nog onvoltooide werkzaamheden van deze eerste fase betreffen dijken en kaden die met noodmaatregelen zo nodig snel op veiligheidsniveau kunnen worden gebracht, waardoor in een situatie van snel stijgend rivierwater evacuatie er evenmin nodig is. Voor een deel gaat het om werk dat nog dit jaar zal worden uitgevoerd: aan kaden in Roermond en in Neerbeek in Limburg, alsmede aan een deel van de Merwededijk en de wallen bij Woudrichem in Noord-Brabant. Voor de jaren 1998 en 1999 staan ter voltooiing dan nog vooral kunstwerken op het programma: het Hollandsch-Duitsch gemaal in Gelderland en de keersluis Ramspol bij Kampen in Overijssel. Verder is in 1996 de Lekdijk-west in Bergambacht (Zuid-Holland), aan het programma van de eerste fase toegevoegd, nadat een onderzoek had uitgewezen dat hij nogal wat scheuren bevatte. Deze dijk zal in '99 afdoende zijn versterkt.

Vervolgens wacht de dijkversterkers de tweede fase. Nog eens zo'n 450 kilometer aan rivierdijken en 175 kilometer aan Delta- en IJsselmeerdijken, die volgens de planning voor het einde van het jaar 2000 moeten zijn versterkt. Is dit karwei voltooid, dan geldt voor het hele rivierengebied dat de veiligheidsnorm van 1 op 1.250 zal zijn gehaald. Alleen moet als onderdeel van deze fase dan nog de verdieping en de verbreding van de Maas worden uitgevoerd, waarvoor 2005 als streefjaar van voltooiing geldt.

Deze snelheid van werken is te danken aan de alarmerend hoge waterstanden van 1995 en, in mindere mate, van 1993. Een premier op laarzen, dat doet wonderen. Want zodanig beschermd tegen natte voeten riep Kok, op bezoek in het bedreigde gebied, in februari 1995 uit dat de dijken uiterlijk in 2000 veilig moesten zijn. Een karwei dat onder meer ten gevolge van opeenvolgende bezuinigingen - die Kok als ex-minister van Financiën niet onbekend waren - steeds weer was vertraagd en aanvankelijk op zijn vroegst in 2008 kon worden voltooid.

Maar zie, het parlement nam, met het schrikbeeld van februari 1995 voor ogen, in datzelfde jaar een noodwet aan - de Deltawet Grote Rivieren - en stelde daarmee zo'n dertig andere wetten buiten werking. Anders gezegd: procedures die anders bij elkaar zo'n zes jaar aan voorbereidingstijd vergden, werden nu in een halfjaar afgehandeld.

De noodwet leidde tot ongebruikelijk grote stappen. De milieu-effectrapportage, normaal gesproken een verplichte procedure voorafgaande aan de dijkversterkingswerken, werd terzijde geschoven. Wierpen dwarsliggende huis- of grondeigenaren figuurlijke barricades tegen de spoedklus op? Hun bezit werd eerst onteigend op grond van het dijkversterkingsplan en pas daarna werd daarvoor een vergoeding vastgesteld.

Ook werd er bestuurlijke duidelijkheid geschapen: de provincies werden tot het bevoegde gezag verklaard voor de werkzaamheden die werden uitgevoerd door de waterschappen. De provincie stelde een integraal plan vast, dat alle vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen, veranderingen van bestemmingsplannen en de onteigening regelde.

,,Er werd een enorme tijdwinst geboekt'', constateert E. van den Boogaard, coördinator waterkeringen van het IPO, het gezamenlijke orgaan van de provincies. ,,Dat werd door alle belanghebbenden erg prettig gevonden. Je wist in één keer het hele plan en je was na één keer van de hele procedure af, omdat alle betrokkenen direct bij de voorbereiding werden betrokken.''

Ook de milieubeweging, die destijds werd beschimpt omdat zij dé remmende factor bij de dijkversterkingen zou zijn, blikt tevreden terug. De veiligheid bleek in de meeste gevallen hand in hand te kunnen gaan met het behoud van natuur en landschap. In totaal werd 1.155 hectare grond omgezet in natuurontwikkelingsgebied. ,,Dat we tot zulke goede resultaten zijn gekomen'', merkte voorzitter R. Beckers van de Stichting Natuur en Milieu terugblikkend op, ,,had ik tien jaar geleden niet durven dromen.''

Bestuurlijk Nederland kijkt inmiddels enigszins likkebaardend naar de snelle afhandeling van procedures die gedurende de werking van de Deltawet Grote Rivieren mogelijk bleek. Dat smaakt naar meer. Bijvoorbeeld als het gaat om de aanleg van spoorlijnen of wegen. Deze zomer zijn aanbevelingen aan het kabinet in deze richting te verwachten van een werkgroep die het bestuurlijke proces rondom de dijkversterkingen onder de loep neemt.

Het werktempo lag in de eerste fase van het Deltaplan op 1,4 kilometer dijk (of kade) per week; dit zal moeten worden opgevoerd tot 2 kilometer, wil het karwei uiterlijk op 31 december 2000 zijn voltooid. Maar de supersnelle procedure van de noodwet geldt niet meer. Een milieu-effectrapportage is nu wel verplicht en eventuele onteigening moet worden voorafgegaan door onderhandelingen.

De Wet op de waterkering die voor deze tweede fase de juridische basis vormt, brengt de onteigeningsperiode overigens nog wel terug van veertien naar ongeveer zes maanden en ook allerlei andere procedures worden tegelijkertijd afgewikkeld.

Uitgangspunt voor deze tweede fase was dat na twee jaar de voorbereiding op een dijkverzwaringsplan moest zijn afgerond; de praktijk wijst uit dat er feitelijk tweeënhalf tot drie jaar mee is gemoeid. Het is dan ook twijfelachtig of alle werkzaamheden eind 2000 zullen zijn afgerond; vermoedelijk is daarvoor wel een jaar meer nodig.

Is Nederland, na uitvoering van dit Deltaplan, de volgende eeuw verzekerd van droge voeten, of anders gezegd: politici zonder laarzen? Het antwoord is nee. Per jaar stijgt het gemiddelde waterpeil van de rivieren nog altijd, door een combinatie van menselijke handelingen en natuurlijke processen. Terwijl de algemeen heersende opvatting is dat met de verstevigingen en verhogingen van de dijken die in de laatste vijf jaar van deze eeuw worden aangebracht, het einde in zicht komt van wat landschappelijk inpasbaar en acceptabel is. Met andere woorden: er zijn andere maatregelen nodig om de watertoevloed in goede banen te leiden.

Het perspectief voor de volgende eeuw is daarom: bredere en diepere rivieren, verlaging van uiterwaarden en polders die zonodig onder water kunnen worden gezet. Het kabinet en de Tweede Kamer hebben inmiddels de beleidslijn Ruimte voor de rivier als uitgangspunt vastgesteld. Dit betekent dat bouwen in het winterbed van Maas en Rijn in principe niet meer wordt toegestaan, tenzij het bouwwerken betreft die onlosmakelijk met de rivier zijn verbonden, zoals bruggen, sluizen en scheepswerven.

De Rijn- en Maasoeverstaten Duitsland, België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland werken bovendien aan afspraken voor een gemeenschappelijk hoogwaterbestrijdingsprogramma dat eveneens voorziet in een verbreding en verdieping van de rivieren. Zonder dit soort maatregelen, zo is de algemene opvatting, blijven dijkversterkingen het karakter houden van dweilen terwijl de kraan doordruppelt.

NRC Webpagina's
7 mei 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MEI 1997