NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 



Overzicht eerdere
afleveringen


 WK VOETBAL
 HET MOOIE SPEL
 WERELDBEKER
 NEDERLANDSE SELECTIE
 ORGANISATIE
 HOTELS
 BEGELEIDERS
 BAL
 SPONSORS
 ZUID-AFRIKA
 SHIRTS
 TRAINER
 KEEPER
 PORTRETTEN
 HISTORIE
 TV & RADIO
 BOEKEN
 GRAFIEKEN
 LINKS

De Nederlandse selectie

GUUS VAN HOLLAND
Brave jongens, aardige jongens zijn het. Bijna allemaal. Vooral gewone jongens. De meesten zijn opgegroeid in gewone dorpen en stadswijken. Fatsoenlijke rijtjeswoningen met een tuintje en een schuurtje of zelfs een garagetje, waar een Duits of Japans autootje na zijn wekelijkse wasbeurt met de tuinslang staat te blinken. Ze zijn gaan voetballen op het door de gemeente beschikbaar gestelde trapveldje van de woonwijk of op het keurig betegelde pleintje om de hoek.

Nederlands Elftal
Foto Jerry Lampen

Ze zijn niet gaan hockeyen omdat dat bij de maatschappelijke status van hun vader en ooms paste. Ze zijn niet op tennisles gegaan, hoewel hun moeder tennis niet zo ordinair, dom en agressief vond als foeballen. Ze zijn gaan voetballen omdat iedere gewone Hollandse jongen gaat voetballen. Pa zat op voetbal, ome Jan zat op voetbal en de vriendjes op school gingen ook voetballen, omdat iedereen voetbalde. Voetballen omdat altijd de televisie aanstond wanneer er voetballen op was. Ze zijn gaan voetballen in de tijd dat iedereen over Cruijff, Keizer, Van Hanegem en Rensenbrink sprak.

Kinderen uit de jaren zeventig. Dennis Bergkamp werd geboren in 1969, het jaar dat Ajax in zijn eerste Europa Cupfinale met 4-1 van AC Milan verloor. Zijn vader, een scorende spits bij een Amsterdamse amateurclub, was nog vol van Denis Law, de aanvaller van Manchester United, de club van George Best en Bobby Charlton, de club waar iedereen in Nederland toen van hield. Daarom werd de jongste zoon van Bergkamp Dennis genoemd, naar Denis Law, een Brit, een buitenlander.

Waarschijnlijk niemand van de huidige generatie Nederlandse voetballers heeft Cruijff zien schitteren op het wereldkampioenschap van 1974. Ze hebben van horen zeggen - van hun vader? - wat Cruijff, Keizer, Rensenbrink en Van Hanegem konden. Wim Jonk is de oudste, van 1966. Laten we aannemen dat hij wél eens deze mythologische figuren van nabij heeft gezien. Maar het heeft er veel van weg dat deze telg uit een Volendams vissersgeslacht zich in zijn jeugd veel meer vereenzelvigde met de balvaardigheid van de plaatselijke grootheden Karregat, Zwarthoed, Tol, Veerman, Mühren én Jonk.

Zou een van die Nederlanders wel eens de moeite hebben genomen de talenten van Pelé, Garrincha, Rivelino, Eusebio, Matthews, Puskas, Kocsis, Di Stéfano, Gento, Seeler, Libuda, Charlton en Best te analyseren? Zoals menig jongetje geboren in de jaren veertig, vijftig en zestig graag zo wilde voetballen als deze uitverkoren mannen. Jaap Stam, wat zou hij nu vinden van Georg Schwarzenbeck? En Edwin van der Sar van Gordon Banks? Marc Overmars, wat zou hij nu vinden van René van de Kerkhof? Edgar Davids, heeft hij wel eens Nobby Stiles zien spelen? Je hoort er zo weinig over. Deze generatie lijkt weinig respect te hebben voor het verleden. Kijk, voor Ronaldo bestaat maar één voetballer, dat is Zico. Dat is de voetballer aan wiens talenten hij zich optrekt. Een inspirerend voorbeeld dus.

Wie het sociogram van de Nederlanders analyseert, komt bijna alleen maar inspiratieloze voetballers tegen. Jongens uit het kleine landje aan de zee. Jongens uit een welvarend land, waar sport leuk is om te doen, maar zelden een manier om armoe, ellende of gewoon verveling te ontvluchten. Vader is bakker of timmerman, kantoorbediende of monteur. Maandinkomen verzekerd, autootje voor de deur, warm water uit de douche, televisie, video en magnetron binnen handbereik, bloeiende plantjes voor het raam. Nederlandse voetballers laten zich bijstaan door een eigenaar van een snackbarimperium. Voetballen we nog ter meerdere eer en glorie van vette kroketten en maagbedervende frikadellen of domweg voor geld?

Waarom zouden ze wereldkampioen willen worden? Gewoon, omdat elke Nederlandse jongen wereldkampioen voetballen wil worden. Het enige dat nog telt in het leven van de Nederlandse middenklasjongen is wereldkampioen voetbal worden. Zonder een kick is het leven van een jongen uit een klein en onooglijk, grijs landje, geen leven. Wanneer ze niet winnen, is er altijd nog de veiligheid van welvaart en harmonie van een doorsnee Hollands gezin.

Neerlands hoop tijdens het wereldkampioenschap is gevestigd op de onorthodoxe manier van leven en voetballen van types als Davids, Bogarde en Kluivert. Compromisloze jongens, die de weelde van het harmonieuze gezin nauwelijks gekend hebben. Zwart, omdat hun vader en moeder in Suriname opgroeiden. Bereid om zichzelf een dienst te bewijzen. Hun enige manier om geaccepteerd te worden is winnen tegen wil en dank. Ze gaan over lijken, omdat fatsoen voor hen een andere betekenis heeft dan beter zijn dan een ander. Meer zijn dan een ander, anders zijn dan een ander. Bewijzen dat ze ook Nederlander zijn.

Zonder deze jongens, van wie de meesten niet zijn opgegroeid onder warme, harmonieuze omstandigheden (zonder geld, zonder huis, zonder vader) is het Nederlands elftal toch een gezelschap van jonge mannen die nooit iets wezenlijks te klagen hebben gehad. Het is aan hun manier van voetballen te merken dat ze niets anders hebben in hun leven dan voetballen. Zonder de vechtlust van Davids, Bogarde, Kluivert, Van Hooijdonk is het elftal een gezelschap vrienden, vaders en handelsmensen die niet begrijpen wat het is om de beste te zijn. Nederlanders hebben een te goed leven om recht te hebben op een wereldtitel. Een vader die zijn hele leven is verzekerd van een inkomen, is geen vader die zijn zoon duidelijk kan maken dat de wereldtitel het allerhoogste is. Passie voor sport is de meeste Nederlanders vreemd. Voetballen heeft dezelfde allure als postzegels verzamelen. Voetballen om iets te doen te hebben, niet uit noodzaak.

NRC Webpagina's
4 juni 1998

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JUNI 1998