|
TENNIS
|
Het eeuwige gras Wie Wimbledon wint, is
de
officieuze wereldkampioen. Over een traditie met 5.000 liter slagroom.
Van de tientallen tennistoernooien die ieder jaar worden gespeeld, staat er slechts bij vier meer op het spel dan het prijzengeld. Dat zijn de grandslamtoernooien in Melbourne (januari), in Parijs (mei/juni), in Londen (juni/juli) en New York (augustus). Daar vestigen de topspelers hun reputatie, daar schrijven ze geschiedenis. Graf en Sampras noemen hun seizoen pas geslaagd als ze ten minste één van de vier hebben gewonnen. Van de vier is Wimbledon het beroemdste toernooi, simpelweg omdat het het oudste is. De eerste Championships, gewonnen door Spencer Gore, werden gespeeld in 1877. De Amerikanen volgden pas vier jaar later, de Fransen veertien jaar en de Australiërs 28 jaar later. Zelfs tennissers, die toch nauwkeurig op het geld letten, zijn voorzien van historisch besef. Als jonge talenten nog naïef en onschuldig aan een profcarrière beginnen, dromen ze altijd van een overwinning in de 'groene kathedraal' van Wimbledon. Pas later - als blijkt dat ze niet op gras uit de voeten kunnen - hoor je ze eventueel klagen over de onterechte status van het toernooi. Wimbledon is het mooiste toernooi, een onofficieel wereldkampioenschap, juist omdat de topspelers er tot het uiterste gaan. Ze verzwijgen en verbijten blessures, ze spelen door met kramp in hun kuiten, ze strijden totdat ze erbij neervallen. De finales tussen Arthur Ashe en Jimmy Connors (1975), tussen Connors en John McEnroe (1982) behoren tot de beste en spannendste tenniswedstrijden ooit gespeeld. Boris Becker en Andre Agassi wonnen in hun vaderland alles wat er was te winnen, maar hun zege op Wimbledon bezorgde het duo de eeuwige roem. Een bezoek aan Wimbledon leidt ook onvermijdelijk tot irritaties. De Engelsen denken dat ze het tennis (en voetbal, en golf) hebben uitgevonden en gedragen zich daarnaar door krampachtig aan het verleden vast te houden. Het tennispark is bijvoorbeeld veel te klein om een grandslamtoernooi met 128 mannen, 128 vrouwen, tientallen dubbelspelers en jeugdspelers te huisvesten. De ruimte voor persconferenties in de catacomben van het Centre Court was tot dit jaar een bedompte kelder onderin het gebouw waar je bij ieder doorloopje moest bukken om niet je hoofd te stoten. Voor het publiek is er rondom de buitenbanen, waar de Nederlandse spelers en speelsters in de eerste week nogal eens terechtkomen, minder ruimte dan bij een amateurtoernooi in Nederland. Een wandeling van de noordelijkste punt naar het zuidelijkste punt van het park, zo'n vijfhonderd meter, kan meer dan een uur duren. De gangpaden tussen de banen zijn hooguit twee meter breed, deels versperd door houten tuinbanken. En als je te laat komt en een plekje met uitzicht op de baan zoekt, vragen er voortdurend gepensioneerde militairen in uniform of je alsjeblieft de trappen en de gangpaden wilt vrijhouden. Pas dit jaar, met het gereedkomen van de nieuwe Baan Eén, is er een eerste stap gezet naar modernisering van de faciliteiten. Een voorbeeld van een archaïsch, nutteloos maar gekoesterd gebruik is de rustdag op de middelste zondag van het toernooi. De tweede zondag is geofferd aan de extra inkomsten van een mannenfinale, maar op de eerste zondag zullen de Britse kerkgangers geen slagenwisseling missen. Door die gemiste dag (en de Engelse regenbuien) komt het programma in de tweede week regelmatig in de knel. En hoewel de US Open, eind jaren zestig, en de Australian Open, pas in 1986, het gras hebben vervangen door een effen ondergrond zal Wimbledon eeuwig vasthouden aan gras, een ondergrond waarop door de tennissers slechts vier weken per jaar wordt gespeeld. Over gras is geen discussie mogelijk, ook al maken de kluiten en putjes het stuiten van de bal onvoorspelbaar en het tennissen op gras een beetje een loterij. Het tennispark ligt aan Church Road van de wijk Wimbledon, op de zuidoever van de Theems. Het dorpje Wimbledon is in de vorige eeuw vastgegroeid aan de grote stad en opgenomen in het netwerk van de metro. Maar het heeft nog de kern van een oud dorp, een straatje met een kleine supermarkt, een krantenkiosk en stomerij naast de chiquekledingboetiekjes en uitstekende restaurants, waar 's avonds altijd een paar spelers zijn te vinden. Voor de spelers (en hun begeleiders) die denken ver te komen in het toernooi is er een levendige markt van huurhuizen ontstaan. Boris Becker huurde jarenlang hetzelfde grote huis op loopafstand van het park voor een paar duizend gulden per week, tot hij een appartement kocht. De bewoners gingen van de opbrengst met het hele gezin twee weken met vakantie naar de Caraïbische eilanden. Ook de managers, sponsors, tv-ploegen en journalisten betrekken huizen in de buurt. Nike reserveert drie grote villa's. Krajicek vindt het risico om twee weken huur te betalen voor één of twee rondes te groot. Hij slaapt in een (ook niet goedkoop) hotel halverwege Wimbledon en het centrum van Londen, waar hij 's avonds ontspanning zoekt in de betere restaurants. De buurtbewoners zijn overigens geen lid van de club, die meer een soort sociëteit is dan een sportvereniging. Het lidmaatschap kost dertig pond per jaar, nog geen honderd gulden. Voor dat bedrag krijgen de leden onder meer iedere dag kaarten voor het Centre Court. Maar het is niet eenvoudig lid te worden. Dat is voorbehouden aan driehonderd mannen en 75 vrouwen van het Britse establishment, zoals ook bij de Marylebone Cricket Club (Lord's), of de oudste roei-, zeil- en golfclubs van het land - The ties that bind, schreef het Engelse weekblad The Economist. Voor een plaats op de wachtlijst, achthonderd namen lang, zijn vier handtekeningen van leden nodig. En dan nog kan het tientallen jaren duren. Nieuwe leden worden pas aangenomen als er een lid opzegt of doodgaat. De gemakkelijkste manier om het lidmaatschap te verwerven, is wellicht Wimbledon te winnen, in het enkelspel. Al werd de Amerikaan John McEnroe na zijn eerste titel de paars-donkergroene clubdas onthouden. Hij had een van de scheidsrechters beledigd: ,,U bent het schuim der aarde.'' Twee jaar later hield hij zijn mond en kreeg hij alsnog toegang tot het clubhuis. Wimbledon weet zijn status maximaal uit te buiten. Het toernooi maakt veertig miljoen gulden winst per jaar. De catering draait tijdens the fortnight op volle toeren: in twee weken drinken de gasten meer dan tienduizend flessen champagne, meer dan honderdduizend halve pints Pimm's met ijs en citroen, en eten ze meer dan 23.000 kilo aardbeien met vijfduizend liter slagroom. De kaartjes (150 gulden voor de finales) leveren waarschijnlijk minder op. Maar de BBC en buitenlandse zenders betalen tientallen miljoenen voor de uitzendrechten. Zes sponsors, zoals IBM en Coca-Cola, mogen aan Wimbledon diensten leveren. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid voor bedrijven gasten te ontvangen. Wimbledon wil niet vertellen hoeveel stoelen waarop echte tennisfans horen te zitten, zijn gereserveerd voor zakenlieden en hun echtgenotes. Een dagje uit kost een gastheer tussen de duizend en vierduizend gulden. Inbegrepen zijn: ontbijt, een champagnelunch, cocktails en een jazzbandje in de tent. Plus tennis. Om de vijf jaar worden 2.100 Centre Court-debentures uitgegeven, een soort aandelen van enige tienduizenden guldens per stuk die ook aan de beurs kunnen worden verhandeld. In 2001 is er een nieuwe uitgifte. De grootste inkomstenbron is ongetwijfeld de merchandising, waarvoor Wimbledon de handige marketingmannen van het Amerikaanse IMG heeft ingehuurd. In 1979 gaf Wimbledon zijn eerste licentie uit, in de laatste vijftien jaar maakte het evenement een totale winst van driehonderd miljoen gulden. Wimbledon schenkt zijn naam, logo en kleuren louter aan 'hoogwaardige kwaliteits-producten'. Daartoe behorensportkleding, handdoeken en tennisrackets. Maar ook porselein, glaswerk, lederwaren, zonnebrillen en meubels. De belangrijkste export-markten zijn de Verenigde Staten en Japan, waar Wimbledon - meer nog dan in Europa - de magische status heeft van het mooiste en beroemdste tennistoernooi ter wereld. Wimbledon is meer dan tennis - veel meer.
|
NRC Webpagina's
19 juni 1997
|
Bovenkant pagina |