|
TENNIS
|
Tennis is ook voor gabbers
Jaap Bloembergen Tennisclubs trekken, zoals veel sportclubs, minder jongeren dan enkele jaren geleden. Op zoek naar nieuwe leden in oude wijken. DE TRADITIONELE tennissport was voorbehouden aan welgestelde families, woonachtig en spelend in lommerrijke villawijken. Keurige dames en heren in overwegend witte kledij sloegen met hun kleine houten rackets een balletje voor de gezelligheid. Ze bleven bij elkaar en onder elkaar door een 'rekbare' ledenstop of een ballotagecommissie, die ongewenste gasten op afstand hielden. Het gravel was heel lang verboden terrein voor mensen met een afwijkend dialect, een dubieuze levenswandel of een lege portemonnee. Sinds de jaren zestig, sinds de bouw van nieuwe woonwijken voor de nieuwe rijken, is tennis uitgegroeid tot een volkssport voor welgestelden. Elke forensenplaats met een eigen supermarkt werd groot genoeg geacht voor de aanleg van een sportpark, wat al gauw tot de oprichting van een tennisvereniging leidde. De nieuwe beoefenaars gingen een kleurrijk tenue dragen, ze gingen met rackets van kunststof spelen en ze waren van mening dat gravel voor Jan en alleman was bestemd. Een ledenstop was niet langer gewenst, soms wel noodzakelijk. De beperkte capaciteit van tennisbanen kon het groeiende aantal beoefenaars niet langer verwerken. De tennisjeugd bestond in de jaren zeventig en tachtig vooral uit kinderen van wie de ouders zelf hadden gevoetbald of gehandbald. Sommige ouders waren zeer begaan met de vorderingen van hun zoon of dochter op de baan. Razend en tierend sloegen ze de verrichtingen van hun talentvolle kinderen gade. De sfeer werd hier en daar vijandig, het spelniveau steeg met stip. Richard Krajicek, Jan Siemerink, Brenda Schultz en Miriam Oremans zijn exponenten van een nieuwe tennisgeneratie. Zij zijn de helden van de nieuwbouwwijk. Tennis is na voetbal de populairste sport van Nederland. Het ledenaantal van de KNLTB schommelt momenteel rond de 730.000 beoefenaars. Bijna 1.800 verenigingen in negentien districten zijn voortgevloeid uit de democratisering van een elitesport. Altijd en overal kan worden getennist. Kunststofbanen en sporthallen hebben de typische zomersport, van oudsher geassocieerd met sherry en aardbeien, veranderd in een non-stop tijdverdrijf dat de sfeer ademt van bier en bitterballen. Tennis zal nog heel lang de tweede sport blijven, maar de eerste kentering in populariteit viel een jaar geleden te noteren. In 1996 werden op het bureau van de tennisbond KNLTB in Hilversum zevenduizend minder leden geteld dan dezelfde periode in 1995. Volgens Ruurd de Boer, voorzitter van de KNLTB, is dat een logisch gevolg van de privatisering en de individualisering van de moderne samenleving. Het verenigingsleven beleeft moeilijke tijden. Vrijblijvende activiteiten als aerobics, fitness, skeeleren en skateboarden vormen een bedreiging voor officiële verenigingssporten als tennis, hockey en voetbal. De KNLTB wil de toenemende vergrijzing tegengaan. Een bondsafdeling Tennisstimulering onder leiding van Theo de Vaal is een aantal projecten begonnen dat het stagnerende ledenaantal ongedaan moet maken. ,,We gaan vooral naar de achterstandswijken, al heb ik een bloedhekel aan dat woord'', zegt De Vaal. ,,Ik noem het liever woongebieden waar het niet voor de hand ligt dat mensen met tennis in aanraking komen. Natuurlijk blijven er drempels, maar wij zijn ervan overtuigd dat tennis voor iedereen bereikbaar moet zijn.'' Tennis is een relatief dure sport. De kosten van een racket, een paar schoenen, passende kleding en om de maand een blik nieuwe ballen vallen soms hoger uit dan de jaarlijke contributie. Een jeugdlidmaatschap bij een vereniging varieert tussen de honderd en de driehonderd gulden. Bij duurdere clubs is doorgaans een flink aantal trainingsuren inbegrepen. Om goed te leren serveren en volleren, zijn een paar tennislessen onontbeerlijk. De Vaal bestrijdt de theorie dat tennis een dure sport is. ,,Een kind dat gaat voetballen, mag woensdag trainen en zaterdag een wedstrijd spelen. Tennissen kun je de hele week.'' In samenwerking met belangstellende verenigingen organiseert de KNLTB sinds vorig jaar clinics in de omgeving van buurthuizen en winkelcentra. De projecten zijn onderverdeeld in straattennis en schooltennis. Vooral het straattennis krijgt veel aandacht. In 36 verschillende gemeenten wordt deze zomer een bestelbusje met attributen uitgeladen. De eerste keer leren kinderen de basisbeginselen. De tweede middag komt het wedstrijdelement aan de orde. Elke deelnemende gemeente wordt gedurende twee middagen per jaar bezocht door zes tennisleraren. De meesten zijn vrijwilligers, zij worden ondersteund door een professionele kracht van de bond. Volgens mede-initiatiefnemer De Vaal snijdt het mes aan twee kanten: ,,Wij doen aan ledenwerving en helpen de minderheden een nieuwe sport te beoefenen.'' Om dezelfde reden bemoeit Richard Krajicek zich met de minder bedeelden in zijn oude woonplaats Den Haag. De Wimbledon-kampioen heeft een speciaal fonds opgericht dat kinderen uit 'volkswijken' tot tennissen moet aansporen. Deze week is Krajicek te bewonderen op het grastoernooi in Rosmalen. Op nog geen tien kilometer afstand is wijkcentrum Helftheuvel in 's-Hertogenbosch omgetoverd tot een alternatief tennispark. Ter gelegenheid van het proftoernooi organiseert de bond een speciaal straattennisproject voor de jeugd. Opvouwbare banen, inklapbare netten en extra lichte ballen sieren het straatbeeld in deze doorsnee buitenwijk uit de jaren zestig. Een oude man in een rolstoel kijkt vol onbegrip naar het gemep van circa zestig jongeren. Uit een paar luidsprekers klinkt gabbermuziek, bijna op de maat van de heen en weer springende jeugd. Een digitale snelheidsmeter geeft aan hoe hard de kinderen serveren. ,,Ze slaan harder dan ze fietsen, dus kijken ze vol ongeloof naar de teller'', zegt Edwin Elzinga, projectleider van het straattennis. Elzinga (26) is een voorbeeld van de 'tweede generatie' tennisjeugd. Hij bracht zijn eerste jaren door in Amsterdam, waar hij voornamelijk voetbalde, en verhuisde op jonge leeftijd naar Almere. Daar werd hij lid van een tennisvereniging en kreeg hij de smaak te pakken. Hij werd tennisleraar en heeft zich dit seizoen verbonden aan het project dat hij gemakshalve 'Maak kennis met tennis' noemt. Met zichtbaar enthousiasme toont hij de kinderen hoe een racket moet worden gehanteerd. Het werpt al snel resultaat af. Ballen die aan het begin van de middag nog alle kanten opvliegen, eindigen een paar uur later keurig binnen de lijnen. De meeste kinderen in 's-Hertogenbosch dragen voetbalshirts, basketbalschoenen en honkbalpetten. Ze weten de kleine tennisbal aardig te raken, maar zijn vooral geïnteresseerd in de loterij die gratis kaartjes verschaft voor het toernooi in Rosmalen. De interesse in het eigen spel blijft voorlopig beperkt tot een paar uur ongestoord en ongestraft plezier maken. Lid worden lijkt bijzaak. ,,Ik zit al op voetbal en karate'', zegt de 13-jarige Mehmed. ,,En ik moet ook nog huiswerk maken.'' Volgens projectleider Elzinga valt niet te voorspellen of de wervingsactie van de KNLTB een succes zal worden. Hij refereert aan een club in Limburg waar na een clinic dit voorjaar twintig nieuwe junioren zijn aangemeld. Elzinga is van mening dat de bond nog actiever naar nieuwe leden moet zoeken. ,,Dan denk ik aan weekeinden met kamperen, disco's en bingo's. Met alleen een racket en een bal kom je er niet meer. Hoe meer drempelverlagende acties, hoe beter.''
|
NRC Webpagina's
19 juni 1997
|
Bovenkant pagina |