Hersendood
De dood van de mens wordt bepaald door de dood van de
hersenen. Deze stelling hangt nauw samen met de opkomst van
orgaandonatie. Meestal sterven de hersenen door zuurstoftekort nadat
hartslag en ademhaling tot stilstand zijn gekomen. Maar soms ligt een
patiënt buiten bewustzijn aan de beademingsapparatuur, met een
lichaam dat warm is, waarin een hart klopt, waarin nieren urine
produceren, waarin een lever enzymen maakt om het vloeibare voedsel te
verteren, waarin longen zuurstof opnemen en koolstofdioxide afgeven.
Diagnose Komt de patiënt weer bij? En wanneer? De neuroloog en de
intensive-carespecialist zijn aanvankelijk koortsachtig op zoek naar de
toestand van de patiënt. Ze moeten de oorzaak achterhalen van de
deplorabele toestand waarin de patiënt zich bevindt. Ze moeten de
beschadigingen diagnosticeren en kijken of ze de patiënt kunnen
helpen bij zijn herstel.
De diagnose is afhankelijk van de voorgeschiedenis. Bij een patiënt
die vergif heeft ingenomen, kunnen de artsen waarden meten die bij een
nietvergiftigde patiënt de spoedige dood betekenen. Maar als het
lichaam het gif heeft weggewerkt, stapt deze patiënt weer uit bed.
Hetzelfde geldt voor onderkoelde bewusteloze patiënten, zoals
drenkelingen. Zij moeten eerst weer warm zijn voordat aan hersendood kan
worden gedacht.
Uiteindelijk kunnen de artsen tot de conclusie komen dat de patiënt
onherroepelijk buiten bewustzijn is en de hersencellen in hoog tempo
afsterven of al gestorven zijn. Doordat de beademingsapparatuur werkt,
kan het nog een paar dagen duren voor het hart stil staat.
Dood Dan komt het moment waarop een patiënt een dode wordt die
orgaandonor kan zijn, voordat het hele lichaam afsterft. In dat geval
moet de hersendood met zekerheid worden vastgesteld.
Kan dat? De commissie van de Gezondheidsraad die in 1996 het op 1 maart
wettelijk ingevoerde hersendoodprotocol opstelde, meent van wel. De
commissie gaat uit van de whole brain death. Zowel hersenstam (waarin
basale lichaamsfuncties als ademhaling, hartslag en
temperatuurhuishouding worden geregeld) als de hersenschors (waarin de
hogere functies worden geregeld die het 'mens zijn' bepalen) moet
afgestorven zijn.
Een hersendode heeft meestal een grote hersenbloeding gehad, of een
omvangrijk herseninfarct (waarbij een slagader naar de hersenen verstopt
is geraakt), of een ongeluk waarbij ernstige hersenschade is opgelopen.
Criterium In sommige landen mag een patiënt hersendood worden
verklaard als alleen de hersenstam is uitgevallen. In Nederland heeft de
commissie gekozen voor de strengere hele hersendood. Ook de hersenschors
moet dood zijn. Daarbij tekent de commissie onmiddellijk aan dat niet
onomstotelijk is vast te stellen dat alle hersencellen in de
hersenschors dood zijn.
EEG Er moet een elektro-encefalogram (EEG) worden gemaakt om de dood van
de buitenste hersencellen te constateren. Er mag alleen ruis worden
geregistreerd, of signalen die bijvoorbeeld het gevolg zijn van
spieractiviteit. De patiënt mag trouwens een spierverslapper
krijgen. Als er hersenactiviteit is, is de patiënt niet hersendood.
Reflexen De dood van de hersenstam is niet met een EEG te bepalen.
Hersenstamfuncties moet de neuroloog onderzoeken door de pupil met een
sterke lamp te beschijnen, door ijswater in de gehoorgang te spuiten en
de oogreflex te onderzoeken, door het hoofd plotseling te bewegen en te
kijken of oogbeweging uitblijft en door te proberen een hoestreflex op
te wekken door de keelholte te prikkelen. Ook moet er worden gekeken of
er nog spontane ademhaling bestaat.
Apneutest Om de hersendood écht vast te stellen moet er ook een
test worden uitgevoerd die schadelijk kan zijn voor de patiënt: de
apneutest. Hiervoor wordt de kunstmatig opgewekte ademhalingsbeweging
gestopt en krijgt de patiënt constant zuurstof direct in de longen
gespoten. De bedoeling is de concentratie CO2 in het bloed zover op te
laten lopen dat de patiënt wel móet ademhalen. Bij beademde
patiënten is er vaak sprake van enige hyperventilatie waardoor de
spontane ademhalingsdrang kan wegvallen. De apneutest zal door de
mogelijke bijwerking de prognose van de patiënt niet veranderen,
maar wellicht soms het stervensproces bespoedigen.
Als EEG en apneutest onmogelijk zijn door de aard van het letsel mag een
andere, mogelijk schadelijke, test worden uitgevoerd, waarbij de
doorbloeding van de hersenen wordt bekeken.
Zekerheid De Gezondheidsraad stelt dat geen van de afzonderlijke tests
goed genoeg is om de hersendood vast te stellen. Maar de raad is er van
overtuigd dat de hersendood met zekerheid is vast te stellen door de
kennis over de oorzaak van het letsel te combineren met de uitkomst van
het normale onderzoek en de uitvoering van het aanvullend onderzoek.
|