NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Kosovo Conflict

Nieuws

Aanvallen

Vluchtelingen

Opinie

Achtergronden

Tijdsbalk

Profiel van de belangrijkste spelers Links

'We moeten op de knieën, net als de Duitsers'


De Serviërs in Kosovo zijn zo bang, voor de wraak van de Kosovaren en het UÇK, dat ze zich graag door de vredesmacht KFOR laten beschermen. De Servische orthodoxe kerk preekt - vergeefs - verzoening.

Door onze redacteur PETRA DE KONING

BELO POLJE, 21 JUNI. Zes Servische mannen lopen gebukt en met kalasjnikovs in de aanslag door Belo Polje, een dorp in het westen van Kosovo. De andere mannen van het dorp houden zich met hun wapens schuil achter een muurtje en een paar struiken. Op straat ligt het lichaam van Rade Stosic (47). Bloed stroomt uit zijn voorhoofd. Een paar meter verder, voor het huis van Filip Kostic, ligt het lijk van Stevo Stosic (60). Ook hij werd in zijn voorhoofd geraakt. Het is zaterdagmiddag, zes uur. Een half uur eerder, zeggen de Serviërs, reden tien soldaten van het UÇK hun dorp binnen, in drie auto's. Op een bankje bij het begin van Belo Polje zaten vijf Servische mannen en een vrouw. Twee UÇK-soldaten namen Rade en Stevo Stosic mee het dorp in en schoten hen van dichtbij dood.

Dan ontdekken de Serviërs nog een lijk. Filip Kostic (54) ligt in een slaapkamer op de eerste verdieping van zijn huis, ook met een kogelgat in zijn voorhoofd. En er is een gewonde, Mirko Stosic (40). Een kogel raakte zijn hoofd maar drong niet naar binnen. De mannen roepen door elkaar heen: "Ze komen terug, ze willen ons allemaal afmaken. Ze zouden om zes uur terugkomen. De Italianen moeten komen. Ga ze halen."

De Italiaanse militairen van KFOR hebben hun hoofdkwartier in Pec, anderhalve kilometer van Belo Polje. Een commandant zegt dat hij al heeft gehoord over 'het indicent', een patrouille is onderweg. Ruim een uur later rijden Italiaanse pantservoertuigen het dorp in. Opeens heeft niemand van de Serviërs nog een kalasjnikov. "Wij zijn onschuldige burgers," zegt Momcilo Pavlovic. "Ons leger is er niet meer om ons te beschermen tegen terroristen." Svetislav Miric, naast hem: "En terugschieten kunnen we niet. Bijna al onze wapens zijn ook naar Servië teruggestuurd."

Kort na het begin van de NAVO-aanvallen werden tienduizenden Albanezen uit Pec en de dorpen er omheen verdreven. Hun winkels en restaurants werden geplunderd, hun huizen kapotgeschoten of in brand gestoken. Pec is een zwaar verwoeste en bijna lege stad. Nu de Joegoslavische en Servische troepen weg zijn worden ook Servische huizen en winkels geplunderd, en trekken de Servische burgers weg. Twaalfduizend gingen er naar Montenegro en Servië, een paar honderd houden zich schuil in het klooster van de Servische orthodoxe kerk net buiten Pec. In dat klooster hebben zich nu de belangrijkste leiders van de orthodoxe kerk gevestigd: patriarch Pavle uit Belgrado, hoofd van de kerk, en de metropoliet Amfilohije uit Montenegro. Omdat ze de Servische broeders in Kosovo willen steunen, en omdat ze niet willen dat die uit Kosovo wegtrekken. De kerkleiders proberen, hoe hopeloos dat nu ook is, de Albanezen en Serviërs met elkaar te verzoenen. En in een uiterste poging om de wraak van de Kosovaren te stoppen, brengen ze een boodschap die geen Serviër in Kosovo horen wil: ze praten over Servische misdaden tegen de Albanezen. "Op onze knieën moeten we", zegt de metropoliet van Montenegro, "net als de Duitsers na de Tweede Wereldoorlog."

Op zaterdagmiddag bezoekt patriarch Pavle het klooster van Decani, zo'n 20 kilometer ten zuiden van Pec. Een kleine magere man, 84 jaar oud. Hij zegt: "De wonden zijn diep. Alleen met Gods hulp kunnen we weer samenleven." Volgens de patriarch moeten de Serviërs en de Albanezen hun zonden tot zich laten doordringen, spijt betuigen en om vergeving vragen. Pavle weet, zegt hij, dat de Serviërs niet willen beseffen wat ze de Albanezen hebben aangedaan. "Het is voor een mens makkelijker te zien welke fouten anderen maken."

Vorige week vluchtte aartsbisschop Artimije weg uit Prizren, in het zuiden van Kosovo. Hij sloot zich aan bij de konvooien van Servische militairen en burgers die naar het noorden trokken. Kosovaren staken kerken en kloosters in de buurt van Prizren in brand, een priester werd ontvoerd. In het Drenica-gebied in midden-Kosovo werden negen nonnen en een monnik twee dagen lang getreiterd door UÇK-soldaten.

De abt van het klooster in Decani liet de poorten sluiten en zei tegen de monniken: "We wachten nu op het ergste." Vader Arsenija (39) huilde bij de ikonen. Hij was nog niet klaar om te sterven, zegt hij nu. "Ik was nog niet in staat om de mensen die mij zouden komen doden lief te hebben." Patriarch Pavle probeert de priesters en monniken van Decani gerust te stellen: "De toekomst ligt in Gods handen."

Het hele weekeinde dringen berichten over Albanese wraak op Servische burgers door tot het klooster van Pec. "Het is onvoorstelbaar gruwelijk," zegt metropoliet Amfilohije. "Serviërs worden vermoord of ontvoerd, vrouwen verkracht. Het is de bloedwraak van Albanezen, het is hun traditie. Maar onze regering heeft de Albanese broeders ook veel ellende aangedaan."

Eind vorige week vroeg de orthodoxe kerk in een officiële verklaring om het aftreden van de Joegoslavische president Milosevic. "Milosevic" zegt Amfilohije, "is een gek. Hij brengt zijn suïcidale neigingen over op het Servische volk."

Zondag aan het eind van de middag liggen de lijken van Rade Stosic, Stevo Stosic en Filip Kostic op een tafel bij het huis van Filip Kostic. De metropoliet van Montenegro is naar Belo Polje gekomen voor de begrafenis, zwaar bewaakt door Italiaanse militairen.

Een UÇK-militair bij een checkpoint op de weg naar Pec geeft direct toe dat het UÇK de drie mannen heeft gedood. Hij was er zelf niet bij, maar hij weet heel zeker dat het 'zelfverdediging' was. "Die Serviërs waren bewapend."

Albanezen die in de buurt van het dorp wonen, zeggen dat de Servische mannen van Belo Polje zich onmiddellijk na het begin van de NAVO- aanvallen hadden aangesloten bij de Servische paramilitairen. Ze deden mee aan de plunderingen, ze staken huizen in brand. Nurije Jevkaj woont bij de smalle weg die naar het dorp leidt. Ze zag de Serviërs van Belo Polje voorbijkomen in hun uniform. "En toen de Albanese vluchtelingen over deze weg kwamen, stonden hun vrouwen te joelen en te schelden." Nurije Jevkaj zag ook, zegt ze, hoe ze op karren en in vrachtauto's gestolen spullen hun dorp inbrachten. "Een dag voordat KFOR hier kwam, staken ze nog huizen van Albanezen in brand. Ze verdienen niet beter dan te worden afgemaakt."

De orthodoxe kerkleiders in Pec zullen, zeggen ze, doorgaan hun boodschap van verzoening te verkondigen in Kosovo. Metropoliet Amfilohije: "Wij blijven hier, tot het allerlaatst."

NRC Webpagina's
21 JUNI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad