Toneelstuk Albanese rebellen mislukt
Op de berg boven Tetovo vechten
Albanezen tegen de Macedoniërs. Ze geven zich uit voor burgers,
maar kunnen hun toneelstukje niet lang volhouden.
Door onze correspondent YAEL VINCKX
GERMO, 21 MAART. Commandant Latifi speelt de onschuld zelve.
"Macedonische troepen vallen onschuldige burgers aan", zegt hij en trekt
een schuur open. Onder een brandend peertje zitten dertig angstige
vrouwen en kinderen op elkaar gepakt. Op hetzelfde ogenblik slaan twee
mortieren vlak buiten het dorp in met een denderende klap.
Triomfantelijk steekt Latifi zijn vinger in de lucht. "Ziet u wel?" Maar
zijn toneelstukje - "Hier zijn alleen burgers" - valt in duigen als in
een onbewaakt ogenblik dorpelingen achter zijn rug om geweren aan elkaar
doorgeven.
Commandant Latifi had nog zo gepoogd de regie te voeren. Het groepje
journalisten dat onverwachts in het dorp Germo op de bestookte heuvel
was verschenen, werd in alle haast naar de moskee gebracht. Na een half
uur was het dorp 'gereed' voor een rondleiding door de commandant en
mochten we naar buiten. De commandant zegt leraar geschiedenis te zijn.
Maar dat verhaal maakt hij nauwelijks geloofwaardig. Op zijn hoofd
prijkt een pet met het woord komando.
In de aangestampte straten van Germo wemelt het van de mannen tussen de
twintig en vijfendertig jaar. "We vechten tot de dood", zegt een van hen
buiten gehoorafstand van de commandant.
Niet veel later valt het doek definitief voor commandant Latifi's
voorstelling. Onder aan de heuvel, aan het begin van het ezelspad naar
Germo, staan acht mannen om de open kofferbak van een auto. Bewonderend
kijken ze naar de verzameling kalasjnikovs in de achterbak. De geweren
worden gestreeld, dan doorgeladen. De mannen zijn niet blij met de
pottenkijkers die van het pad af komen glibberen. "Doorlopen.
Dóórlopen!", schreeuwen ze. Hun stemmen weerkaatsen tegen
de bergwand. Die middag waren de inwoners van het dorp Poroj opener
geweest. "Ja, onze mensen vechten op de heuvel. Ja, de achterblijvers
bevoorraden de rebellen", zegt Jona. Poroj ligt aan de voet van de
heuvel waarop Albanese rebellen zich hebben verschanst. Al dagen
bestoken de Albanese rebellen en de Macedonische strijdkrachten elkaar;
de rebellen boven op de berg, de speciale troepen beneden in de stad
Tetovo. De politie en het leger durven zich niet meer te vertonen in
Poroj. De avondklok die in Tetovo geldt, geldt niet voor Poroj. Onder
bescherming van de duisternis kunnen de rebellen en hun helpers rustig
hun gang gaan. "Had de avondklok wel gegolden, dan hadden we ons er niet
aan gehouden", pocht Jona. De dorpelingen bevoorraden de rebellen met
ezels. "We brengen voornamelijk voedsel naar boven", aldus Jona. De
ezels lopen af en aan; vol naar boven, leeg naar beneden. Anderhalf uur
duurt de tocht van Poroj naar het hoger gelegen dorp Germo van
commandant Latifi. In de loop van de middag geeft het hoofd van de
burgerwacht in Poroj, een gezette Albanees met een enorme snor,
toestemming voor de tocht. Anderhalf uur kijken we tegen schommelende
ezelsachterwerken aan. Dit konvooi draagt witte zakken zand omhoog. Het
dient om versterkingen te maken waaruit het Macedonische leger kan
worden beschoten bij een eventuele aanval op de heuvel. Naast het
ezelspad liggen de eerste versterkingen. En bij een waterbak voor de
ezels bouwen een oudere man en zijn zoon een muurtje van stenen, water
en zand. Albanese schutters kunnen hier dagenlang stand houden; het
zicht is goed, het schootsveld is vrij en drinkwater stroomt in de
waterbak. Wie het ezelspad in handen heeft, zit goed. De Macedonische
troepen moeten bovendien tegen de heuvel opvechten. "Goedemiddag",
knikt de oudere man vriendelijk. Hij komt uit Poroj en metselt voor de
'goede zaak'. Het hardnekkige gerucht gaat dat de Macedonische troepen
om vier uur zullen aanvallen. Dat is over dertig minuten. Hij
verontschuldigt zich, hij moet doorwerken. Aan de andere kant van de
heuvel komen de mortiergranaten neer; door de heuvelwand heen klinken
de doffe inslagen. De angst voor een Macedonisch offensief wordt gevoed
door de komst van een Albanese deserteur in Poroj. Met gierende banden
komt hij tot stilstand op het dorpsplein. Met een verhit hoofd springt
hij uit de auto. "Jullie moeten me verbergen", schreeuwt hij naar de
verbaasde dorpelingen. "Ik ben gevlucht uit het leger. Ze geven ons
zware wapens. De aanval komt eraan. Maar ik wil niet tegen mijn mensen
vechten." Binnen enkele minuten is de man in een auto geduwd en uit het
zicht verdwenen. Maar om vier uur blijft het gevreesde offensief uit.
Wel kondigt de Macedonische regering een staakt-het-vuren aan. Dat moet
een etmaal duren en zal om middernacht aflopen. De Albanese rebellen
verklaren al snel zich niet aan het bestand te houden. De dorpelingen
zien ook niets in een politieke oplossing. "Politici", zegt Jona en hij
trekt een gezicht alsof hij een citroen eet.
In politiek hebben de Albanese dorpelingen geen enkel vertrouwen - in
Macedonische noch in Albanese volksvertegenwoordigers. Ze beschouwen hen
ook niet als zodanig; politici zijn alleen uit op eigen gewin en komen
van een andere planeet. "Xhaferi zit op een hele grote stoel. En blijft
daar het liefst op zitten", zegt Jona afkeurend over de leider van de
grootste partij van de Albanese minderheid, de PDSh, die in de regering
zit. De gematigde Arben Xhaferi is de man van de Albanese stedelingen,
niet van de dorpelingen. "Wij vertrouwen op onszelf en op onze
strijders", declareert Jona plechtig. Het hoofd van de burgerwacht, de
man met de enorme snor, bromt instemmend. Jona krijgt de smaak te
pakken. "We willen gelijke rechten. We laten ons door niemand
tegenhouden. We zullen vechten voor onze rechten." Daarna zijgt Jona
tevreden in het witte kuipstoeltje neer. Zijn voorstelling is ten
einde - tenminste, voor vandaag.