Albanese rebellen heten nu extremisten
Volgens de één
heet het gebied Zuid-Servië, volgens de ander Oost-Kosovo. Albanese
rebellen voeren er ouderwets strijd tegen de Servische autoriteiten,
maar volgens nieuwe regels.
Door onze correspondent YAEL VINCKX
BUJANOVAC, 19 FEBR. "Vroeger hadden we nooit problemen", zegt arts
Sladan Dimitrijevic. Zelfs nu is het ziekenhuis in Bujanovac een oase
van tolerantie in een woestijn van etnische haat. Albanese en Servische
artsen werken samen; Albanese en Servische patiënten zitten naast
elkaar in de wachtkamer. "Daar is de situatie anders", zegt de dokter
en wijst met zijn hand naar buiten. Tussen het ziekenhuis en het dorp
staat het Joegoslavische leger opgesteld. Geen Serviër durft nog
in het dorp te komen. En Albanezen blijven 's avonds ook liever binnen.
Amerikaanse diplomaten maken graag gekscherend de vergelijking: de
omstreden 'bufferzone' op de grens van Kosovo en Servië is even
groot als Central Park in New York. Maar het Servische Central Park
heeft het inmiddels wel tot issue in de VN-Veiligheidsraad
geschopt. Want het gebied is een tijdbom onder de verse vrede in
Zuidoost-Europa.
De bufferzone is vijf kilometer breed en ligt langs de grens met Kosovo.
Ze werd ingesteld door de NAVO, na het einde van de luchtoorlog om
Kosovo, in de zomer van 1999. De zone is verboden terrein voor
bewapende, Joegoslavische strijdkrachten en de Albanese rebellen. Maar
Britse en Amerikaanse vredestroepen kijken vanuit Kosovo recht in een
trainingskamp van de guerrillastrijders.
Die strijders, die meer rechten en aansluiting bij Kosovo eisen, zijn de
schrik van de internationale gemeenschap. Ook de buurlanden zijn er niet
gerust op. De Albanese minderheid in Macedonië bijvoorbeeld zou ook
wel eens de wapens kunnen opnemen om voor aansluiting bij Kosovo te
strijden. In het ziekenhuis van Bujanovac zijn ze op de nieuwe oorlog
voorbereid. Met hulp van het Internationale Rode Kruis hebben de artsen
een eerste-hulpafdeling opgezet: tien matrassen op houten schragen, tien
infuuszakken aan kapstokken. Het ziekenhuis dat jarenlang met plakband
bij elkaar is gehouden, bevindt zich ineens in de frontlinie. Over de
precieze aanvang van het conflict verschillen de meningen. "In de jaren
tachtig", zegt Abdel Selimi, de Albanese ex-burgemeester van het stadje
Presevo nabij de Servisch-Kosovaarse grens. "Toen kregen de
Serviërs de beste banen. Na het aantreden van Milosevic werden
alle Albanezen op straat gezet."
"In de zomer van 1999", zegt Borivoje Pesic, een Servische leraar
geschiedenis. "Ik woon al twintig jaar in een gemengd flatgebouw, maar
de sfeer is sinds het verlies van Kosovo veranderd. Mijn Albanese
kennissen zitten tussen twee vuren: de Albanese extremisten die
strijden voor aansluiting bij Kosovo en de Servische buren die daar
tegen protesteren." "Op 26 januari vorig jaar", zegt Blagoje Tabas, de
Servische voorzitter van de gemeenteraad van Bujanovac. Op die dag
pleegden de leden van het nieuwe rebellenleger UÇPMB vanuit de
heuvels hun eerste aanslag op Servische agenten. De afkorting staat voor
het Bevrijdingsleger van Presevo, Medvedja en Bujanovac. In Presevo
zijn de Albanezen ver in de meerderheid, in Medvedja zijn de
Serviërs sterker, in Bujanovac zijn beide groepen gelijk verdeeld.
Het aantal leden van het UÇPMB wordt op duizend geschat. Ze
beschouwen Zuid-Servië als Oost-Kosovo. "Maar ik noem dit de
vallei van Presevo", zegt de Albanese oud-burgemeester ontwijkend. De
huidige burgemeester, ook een Albanees, zegt ook niet aan de bestaande
grenzen te willen tornen.
Het is een eeuwige strijd. "Wij kwamen in de negende eeuw naar dit
gebied. En ik leer dat aan de kinderen", zegt de Servische leraar
geschiedenis. Maar even verderop, op de Albanese school, leren de
kinderen dat hun voorouders zich in de vierde eeuw in de vallei
vestigden. Honderden jaren later loopt dat meningsverschil nog altijd
hoog op. De situatie in de Presevo-vallei vertoont grote overeenkomsten
met het Kosovo van voor de NAVO-oorlog. De Albanezen zijn woedend over
de hun ontnomen rechten. De Serviërs pretenderen van niks te
weten. "De Albanezen zijn zelf uit de fabrieken weggelopen", houdt
voorzitter Tabas van de gemeenteraad stug vol.
De spanningen zijn toegenomen met de komst van het UÇPMB. De
toenmalige president Slobodan Milosevic stuurde het Joegoslavische
leger naar het gebied. Maar de nieuwe autoriteiten slaan een heel
andere toon aan. Ze willen een dialoog en een 'vreedzame' oplossing en
integratie van de Albanezen in het lokale bestuur en de politie. Het
Westen steunt Belgrado. Wisten de Albanese rebellen in Kosovo in 1999
de NAVO voor het eerst in haar vijftigjarige bestaan tot militair
ingrijpen te dwingen, nu (en hier) hebben ze geen enkele steun van het
Westen. Hun voormalige bondgenoten zien Belgrado als vriend en noemen
de Albanese strijders 'extremisten'. Voor grenswijzigingen voelt
behalve het UÇPMB niemand.
"Het maakt ons niets uit", zegt een rebel in de vallei. "We stikken
liever dan dat we moeten slikken." Hij doelt op het vredesplan van de
Servische regering. Dat biedt een dialoog, meer rechten, meer banen
voor de Albanezen en economische investeringen in het gebied. De
guerrilla's moeten dan wel uit de bufferzone vertrekken. Maar die
hebben het plan afgewezen.
Het leven is inmiddels drastisch veranderd. Restaurant Terminal was 24
uur open, maar gaat om zes uur dicht. Dan kunnen de diensters naar huis
voor het schieten begint. Hotel Terminal liet de receptioniste om elf
uur aflossen, maar zij installeert zich voor de nacht. Door het donker
durft ze niet meer. In de avonden worden de café's bevolkt door
dienstplichtige soldaten in gevechtstenue. Ze zijn standby. Wordt er
geschoten, dan moeten ze er op af - dronken en wel. Hun moeders hebben
tevergeefs gedemonstreerd tegen de plaatsing van hun zonen in dit
gebied.
Want favoriet is de Presevo-vallei nooit geweest - bij niemand. Het
kleine ziekenhuis van Bujanovac verslijt tien artsen per jaar. De arts
die hier komt werken krijgt 50 procent extra loon. Geïnvesteerd is
er ook nauwelijks in de vallei. De belangrijkste verkeersader,
uitvalsroute naar Macedonië en Griekenland, is een tweebaansweg
vol kuilen en aangereden honden. De fabrieken voor de productie van
mineraalwater, textiel en auto-onderdelen werken op halve kracht.
"Investeringen kunnen alle problemen oplossen", zegt de Serviër
Tabas in het gemeentehuis van Bujanovac. Maar dan moeten alle partijen
eerst aan de onderhandelingstafel aanschuiven. Eenvoudig is dat niet.
De Servische regering weigert bij de 'terroristen' van het UÇPMB
aan te zitten, de Albanezen vinden dat de Serviërs nog voor het
begin van de onderhandelingen "dictaten op tafel leggen".
Intussen groeit het ongeduld, zowel bij de Albanese opstandelingen als
bij de Servische strijdkrachten. Oud-burgemeester Selimi is voor
onderhandelingen, maar zou zijn zoon niet tegenhouden zich aan te
sluiten bij het UÇPMB. "Daar zou ik zelfs trots op zijn."