NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Kosovo Conflict

Nieuws

Achtergrond

Conflict

Vluchtelingen

Etnische zuivering

Internet en Media

Links

KFOR: eerst bloemen, nu handgranaten


In Mitrovica, de tussen Albanezen en Serviërs verdeelde stad in het noorden van Kosovo, liggen Franse soldaten van de vredesmacht KFOR onder vuur. Eerst kregen ze bloemen naar hun hoofd - nu handgranaten.

Door onze correspondent YAEL VINCKX

MITROVICA, 2 FEBR. De school is net uit. Zijn rugzak is nog gevuld met boeken, schriften en pennen en slingert bij iedere worp heen en weer. Hij is nog een kind, hooguit een jaar of twaalf. Van politiek begrijpt hij niets. Maar raak gooit hij wel, met stenen, stukken hout en kluiten aarde.

Later, als soldaten in volle gevechtsuitrusting hem hebben verdreven met tanks, schokgranaten en traangas, zegt hij glunderend: "Serviërs en Fransen zijn zo." Hij haakt zijn twee wijsvingers in elkaar. Lezen kan hij blijkbaar nog niet. Want op de armen van de soldaten staat Royal Marines Commando geschreven. Maar voor de jongen is iedere soldaat in Mitrovica een Franse soldaat. En die moet er aan.

Binnen de vredesmacht KFOR hebben de Fransen de leiding over Mitrovica en omgeving. Dat is geen taak om jaloers op te zijn, zeggen de Britse mariniers die ter versterking uit de hoofdstad Pristina zijn overgekomen. "In deze stad doe je het nooit goed."

Mitrovica is sinds het einde van de NAVO-luchtoorlog de grootste etnisch gemengde stad in Kosovo. In het noorden van de stad woont de Servische meerderheid. In het zuiden verblijven de Albanezen. Beide bevolkingsgroepen worden van elkaar gescheiden door de rivier Ibar.

De twee bruggen over de rivier worden streng bewaakt. De weinige passanten moeten langs tanks, prikkeldraad en soldaten, die hen fouilleren. De Serviërs trekken zich er weinig van aan. Ze zetten geen voet aan de andere kant van de brug, maar halen hun boodschappen over de grens in het noorden, in Servië.

Enkele honderden Albanezen wonen in flats in het noorden van Mitrovica, zwaar bewaakt door KFOR-soldaten. Hun frustraties reageren ze vooral af op de Franse militairen, een makkelijker en minder gevaarlijk doelwit dan de Serviërs. De Fransen, beweren de Albanezen, trekken de Serviërs voor.

De Fransen kennen de kritiek; ze liggen niet voor het eerst onder vuur. In februari vorig jaar raakten Albanese sluipschutters twee Franse militairen in arm en maag. In diezelfde maand kwam het tot hevige rellen in de Noord-Kosovaarse stad. Daarbij werden negen Albanezen gedood en raakten tientallen mensen gewond. Bij een aanslag met antitankgranaat op een bus vonden twee Servische bejaarden de dood.

Een jaar later is de situatie niet veranderd, zegt burgemeester Faruk Sapiu. Zijn kamer is nagenoeg leeg; op zijn bureau prijken een nieuwe computer en een nieuwe mobiele telefoon, in de boekenkast staat een dossiermap. Sapiu is enkele weken geleden aangetreden. De gematigde politicus versloeg, tot veler verbazing, de kandidaat van de radicale PDK, de politieke arm van het voormalige Kosovo Bevrijdingsleger UÇK, in de eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog.

De burgemeester klaagt zijn nood. "Wij kunnen niet terug naar onze huizen in het noorden, wij kunnen niet naar het ziekenhuis in het noorden, onze kinderen kunnen niet naar de technische faculteit in het noorden. Deze stad barst uit zijn voegen. Voor de oorlog telde Zuid- Mitrovica vijftigduizend inwoners, nu zeventigduizend. We leven als ratten op elkaar."

Daar kunnen de Fransen vooralsnog weinig aan doen, erkent hij, maar wel voeren zij een voorkeursbeleid. Vijf dagen geleden werd een vijftienjarige Albanese jongen doodgeschoten. En wat deden de Fransen? "Ze stonden erbij en keken ernaar." Nu schrikt de burgemeester toch van zijn eigen woorden. Hij heeft niets tegen de soldaten, verklaart hij snel. Hij vertrouwt de soldaten - maar niet hun politiek. Voor iedere beslissing consulteren de militaire leiders van de vredesmacht de 'extremisten' van de Servische Nationale Raad, het vertegenwoordigende orgaan van de Serviërs in Mitrovica. De leider van die raad heeft het noorden van de stad in een stevige greep.

Intussen probeert de vredesmacht het hoofd te bieden aan de kritiek. Kapitein Poulain is aangesteld als verbindingsofficier tussen de burgemeester en de militaire leiding. Poulain zit in de eveneens lege kamer van de secretaresse en rookt sigaretten. "Bij de bevrijding gaven de Albanezen ons bloemen. Nu gooien ze handgranaten."

Hij doelt op het voorval van woensdag. Onbekenden gooiden twee handgranaten naar Franse soldaten. Een van hen raakte zwaargewond. Poulain weet het niet zeker, maar de onderbenen van zijn collega moeten wellicht worden geamputeerd. De aanslag heeft de spanning in de stad danig doen oplopen. De Fransen zijn furieus over de aanslag op hun maat, de Albanezen ruiken een volgende rel. "This is fun", schreeuwt de jonge stenengooier een paar uur later. Uren achter elkaar klinken de oorverdovende explosies van de schokgranaten. Wie in de buurt staat, raakt voor enkele seconden volledig gedesoriënteerd. Het vriendje van de stenengooier heeft een slinger bij zich. "Dat hebben ze afgekeken van de kinderen in de intifada in Israël", weet zijn oudere broer. Het hele gezin maakt zich op voor zaterdag. Dan worden de negen Albanezen, die een jaar geleden omkwamen, herdacht. In stijl: met stenen, slingers en een flinke knokpartij.

NRC Webpagina's
2 februari 2001

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad