Ook Kosovo zoekt opening naar Europa
J.H. Sampiemon
De democratie is in opmars op de
Balkan. Na Kroatië en Servië mikt nu ook Kosovo op de opening
naar Europa.
Na een decennium van etnische terreur en verval van de uit het voormalige Joegoslavië voortgekomen staten blijkt de
aantrekkingskracht van de Europese magneet ten slotte sterker dan eng-
nationalistische voorstellingen ontleend aan middeleeuwse legendevorming
en gedreven door moderne haatcampagnes. De ontwikkeling is intussen niet
zonder risico's. Voor Kosovo bijvoorbeeld heeft de democratisering van
Servië, van Joegoslavië, minder plezierige consequenties. De
internationale druk op de Kosovaren om met Belgrado tot een vergelijk te
komen zal toenemen. De etnisch-Albanezen zouden zich vervolgens van het
Westen en van Europa kunnen afkeren. Het omgekeerde is ook denkbaar,
schrijft Reinhard Weser vanuit Pristina in de Frankfurter Allgemeine
Zeitung. Om de gunst van het Westen niet te verspelen, zouden de
Kosovaren zich verstandige, pragmatische democraten kunnen tonen, die
niet met vuur spelen. Dat zou op een competitie tussen de nieuwe
democratieën kunnen uitdraaien.
Maar democratie is op de Balkan niet het middel tegen alle kwalen. De
ernstigste kwaal waaraan de regio lijdt is de etnische apartheid, gevolg
van de etnische zuiveringen en de weerstand van de verschillende
bevolkingsgroepen om de geografische scheiding weer ongedaan te maken.
In Kroatië is slechts sprake van een zeer bescheiden terugkeer van
Serviërs naar hun voormalige woongebieden - waaruit zij in 1995
werden verdreven. In Bosnië-Herzegovina hebben vluchtelingen, onder
internationaal toezicht, hun stem kunnen uitbrengen in hun voormalige
woonplaatsen, maar het aantal permanent naar huis en haard
teruggekeerden blijft uiterst gering. De staat bestaat op papier, maar
in werkelijkheid is hij uiteengevallen in drie entiteiten: Servisch,
Kroatisch en islamitisch. Als deelrepubliek van Joegoslavië was het
gebied een voorbeeld van etnisch pluralisme. Nu staat Bosnië-
Herzegovina voor gescheiden etnische zuiverheid.
Paradoxaal genoeg hebben Servië en Montenegro zelf het meest te
winnen bij een terugkeer van vluchtelingen naar hun oorspronkelijke
woongebieden. Hoewel de Serviërs de voornaamste aanstichters zijn
geweest van de zuiveringen, zijn zij met de rekening blijven zitten. Uit
Kroatië, uit Bosnië en uit Kosovo hebben Serviërs massaal
een veilig heenkomen gezocht in de twee republieken die, overigens nog
slechts formeel, Joegoslavië vormen. Het nagestreefde Groot-
Servië is uitgemond in zijn tegendeel. De beoogde Servische
voorhoedes buiten het eigenlijke Servië vormen nu een
gedemoraliseerde en geïsoleerde onderklasse binnen de resterende
Servische thuislanden.
Verklaarde tegenstanders van Servische repatriëring zijn de
Albanese Kosovaren. Zij hebben een exclusieve reden. Anders dan
Kroatië en Bosnië-Herzegovina behoort Kosovo tot het
Joegoslavische staatsverband. Als zodanig is het een provincie van
Servië. Zolang de status van Kosovo niet is geregeld, dreigt de
terugkeer niet alleen van oorspronkelijk in Kosovo woonachtige
Serviërs, maar ook van de Servische politie en van het federale
leger. Al zouden Joegoslavië en Servië zich tot
modeldemocratieën ontwikkelen, dan nog zou dit voor de etnisch-
Albanezen in Kosovo onaanvaardbaar zijn. Ook de gematigde en
pragmatische Rugova, wiens Liga afgelopen weekeinde de
gemeenteraadsverkiezingen won, spreekt zich uit voor onbegrensde
Kosovaarse soevereiniteit.
De voorkeur van de etnisch-Albanezen staat haaks op de voorkeur van de
Serviërs, de nieuwe Joegoslavische president Kostunica inbegrepen.
Waar Kostunica zich nogal berustend heeft uitgelaten over de toekomst
van Montenegro, daar heeft hij de verkiezingen in Kosovo als onwettig
bestempeld. Dat betekent dat Servië vasthoudt aan Kosovo als een
provincie waar Servische wetten gelden en waar niet buiten de regering
in Belgrado om verkiezingen kunnen worden uitgeschreven.
Servië zal anderzijds vermoedelijk eisen dat de voor december
voorgenomen verkiezingen voor het Servische parlement zich tot Kosovo
zullen uitstrekken en dat (voormalige) Servische inwoners van Kosovo in
staat moeten zijn daarbij hun stem uit te brengen. Die eis zal alleen al
worden gesteld om de Servische claim op Kosovo overeind te houden. Als
de etnisch-Albanezen hem afwijzen en zich bereid tonen de hun toekomende
zetels in het Servische parlement bij voorbaat op te geven, heeft het
VN-bestuur een probleem. Als de VN eveneens de Servische eis afwijzen,
is de facto een einde gekomen aan de provinciale status van Kosovo. De
resolutie van de VN-Veiligheidsraad over Kosovo intussen laat zich niet
uit over de relatie tot Servië. Daarin wordt alleen gesproken over
het Joegoslavische staatsverband.
De Europese magneet heeft een positieve invloed op de Balkan, maar zal
toch niet krachtig genoeg zijn om alle etnische malheur op afzienbare
termijn te overwinnen. Democratisering bevordert openheid en mogelijk
zelfonderzoek, maar is, aan zichzelf overgelaten, niet in staat de
historische feiten te verwerken. Dat blijkt al uit de verwijten die de
Serviërs nu Milosevic maken. Niet de massamoord op Kroaten, moslims
en etnisch-Albanezen wrijven zij hem aan, maar de ongemakken die de
Serviërs zelf hebben moeten ondergaan. Conclusie: de man moet in
Servië terechtstaan, niet in Den Haag. Voor de nabestaanden van de
slachtoffers en voor de internationale gemeenschap zal dat niet
voldoende zijn.
De precaire toestand op de Balkan rechtvaardigt voortgezette
aanwezigheid van de internationale gemeenschap in het gebied, in
Bosnië-Herzegovina en in Kosovo in het bijzonder. Die gemeenschap
omvat meer dan de Europese Unie. De VN, de OVSE, de NAVO, het
tribunaal hebben er alle een taak, naast de niet-gouvernementele
organisaties. Terugtrekking van een der partners uit dit complexe geheel
dreigt de geboekte vooruitgang weer teniet te doen. De badinerende
termen waarin een van de belangrijkste adviseurs van kandidaat Bush zich
heeft uitgelaten over de inspanningen die de internationale gemeenschap
op de Balkan levert, werpen een smet op de Amerikaanse
verkiezingscampagne. Wat wordt nagestreefd gaat het belang van
individuele partnerlanden ver te boven: een samenleving opbouwen waar
tien jaar lang de politiek van de verschroeide aarde heeft gewoed.
J.H. Sampiemon is commentator voor NRC Handelsblad.